ECLI:NL:RBNHO:2025:7357

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
11601151 \ CV FORM 25-1807
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers voor vertraagde vlucht en beoordeling van buitengewone omstandigheden door vervoerder

In deze zaak hebben passagiers compensatie aangevraagd van de luchtvaartmaatschappij Ryanair DAC vanwege een vertraagde vlucht van Malaga naar Amsterdam-Schiphol op 28 juni 2024. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vroegen compensatie aan op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, Ryanair, voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding en operationele verstoringen van de dag ervoor. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat deze omstandigheden daadwerkelijk de vertraging van de vlucht hadden veroorzaakt. De rechter stelde vast dat de vervoerder niet had onderbouwd dat het onmogelijk was om het toestel tijdig in te zetten of een ander toestel te gebruiken. Hierdoor werd het verzoek van de passagiers toegewezen, en werd Ryanair veroordeeld tot betaling van € 3.600,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden de proceskosten aan de zijde van de passagiers toegewezen, terwijl de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen. De beschikking werd gegeven door kantonrechter M.W. Koenis en is openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11601151 \ CV FORM 25-1807
Uitspraakdatum: 2 juli 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]beiden wonende te [plaats 1]
3. [verzoeker 3]wonende te [plaats 2]
4. [verzoeker 4]wonende te [plaats 3]
5. [verzoeker 5]wonende te [plaats 2]
6. [verzoeker 6]wonende te [plaats 4]

7. [verzoeker 7]

8. [verzoeker 8]

Beiden wonende te [plaats 5]
9. [verzoeker 9]wonende te [plaats 2]
verzoekende partijen
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelende onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Ryanair DAC
gevestigd te Dublin, Ierland
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J. Croon (Croon Aviation Lawyers)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding en de verstoring van de operatie een dag eerder. Het betoog van de vervoerder slaagt niet omdat hij onvoldoende heeft onderbouwd in hoeverre deze verstoringen hebben doorgewerkt op de vlucht in kwestie. Daarom wordt het verzoek van de passagiers toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A);
  • het verweerschrift.
2.
De feiten
2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 28 juni 2024 vervoeren van Malaga, Spanje, naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht FR2334 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 3.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 485,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht gehouden moet compenseren met een bedrag van € 400,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als hij kan aantonen dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [3]
4.3.
De vervoerder voert aan dat er de dag voorafgaand aan de vluchtdatum sprake was van veel beperkingen door de luchtverkeersleiding. In totaal waren er 70 vluchten met langdurige vertraging en moesten 94 vluchten worden geannuleerd. Het toestel dat gepland stond om de vlucht in kwestie uit te voeren kreeg ook steeds latere vertrektijden opgelegd. Als gevolg daarvan kon het niet terugkeren naar Malaga. Omdat er in totaal 16 toestellen niet op de basis waren, heeft de vervoerder het vluchtschema op de dag van de vlucht in kwestie moeten herzien om zo veel mogelijk vluchten uit te kunnen voeren. Uiteindelijk heeft de vervoerder een ander toestel ingezet voor de vlucht in kwestie. Dit was echter pas beschikbaar na het uitvoeren van een aantal andere vluchten. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar verschillende rapporten.
4.4.
Het betoog van de vervoerder slaagt niet. Weliswaar heeft hij met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende onderbouwd dat het toestel dat de vlucht in kwestie zou uitvoeren vanwege beperkingen van de luchtverkeersleiding, niet direct op de vluchtdatum in Malaga aanwezig was. Dit kan onder omstandigheden als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt. Hij heeft onvoldoende toegelicht in hoeverre deze beperkingen vervolgens doorwerkten op de vlucht in kwestie. Deze stond immers pas gepland om om 17:25 uur te vertrekken. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder daarom onvoldoende onderbouwd dat het onmogelijk was om het toestel alsnog voor die tijd in te vliegen dan wel om een ander toestel in te zetten dat met minder vertraging aan zou komen. Bij deze stand van zaken kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder geen invloed had op de vertraging van de vlucht in kwestie. Deze was immers (mede) het gevolg van operationele beslissingen van de vervoerder. Dit betekent dat de vertraging van de vlucht niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Daarom zal de door de passagiers verzochte compensatie worden toegewezen. De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als anderszins onweersproken eveneens toewijsbaar.
4.5.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. De passagiers hebben immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan de passagiers vergoeding vorderen, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.7.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat aan deze beschikking worden gehecht. [4]

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 257,00 aan griffierecht en € 271,00 aan salaris gemachtigde,
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.
4.Zoals bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015.