ECLI:NL:RBNHO:2025:7399

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
C/15/365828 / JU RK 25-759
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van kinderen in een complexe gezinsdynamiek met huiselijk geweld

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 juni 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van drie minderjarige kinderen. De kinderen verblijven met hun moeder op een geheim adres, vanwege een contactverbod met de vader, die eerder huiselijk geweld heeft gepleegd. De moeder heeft vrijwillige hulpverlening geaccepteerd en de kinderen wonen veilig bij haar. De vader heeft echter aangegeven niet te willen meewerken aan een ondertoezichtstelling of contactherstel, wat de kinderrechter als een belemmering ziet voor de uitvoering van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter concludeert dat, hoewel er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, de hulpverlening in het vrijwillige kader voldoende is en dat er geen noodzaak is voor gedwongen hulpverlening. De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad af, met de overweging dat de moeder in staat is om voor de kinderen te zorgen zonder de medewerking van de vader. De kinderrechter vertrouwt erop dat de ouders spoedig een procedure tot eenhoofdig gezag zullen starten.

Uitspraak

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/365828 / JU RK 25-759
Datum uitspraak: 20 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een afwijzing ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Haarlem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. C. Sent, kantoorhoudende te Amsterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 28 mei 2025.
  • de e-mailberichten van de vader van 18 juni 2025;
  • het bericht met bijlagen van de advocaat van de moeder van 18 juni 2025;
  • het verweerschrift van de moeder, ontvangen op 19 juni 2025;
  • het bericht van de advocaat van de moeder van 20 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 juni 2025 om 13.00 uur en om 15.45 uur.
om 13.00 uur waren aanwezig:
- de moeder en haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
om 15.45 uur waren aanwezig:
- de vader;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- mevrouw door [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming Reclassering (hierna te noemen: de GI).

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] .
2.2.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarheid bij voorraad. De Raad heeft dit verzoek als volgt onderbouwd.
3.2.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] hebben op jonge leeftijd ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, waaronder huiselijk geweld van de vader richting de moeder. De kinderen zijn samen met hun moeder, omwille van hun veiligheid, naar een voor de vader onbekende plek verhuisd. Nadat de vader hun verblijfplaats achterhaalde, moesten zij opnieuw vluchten. De Raad maakt zich zorgen over de impact die dit heeft gehad op de kinderen.
De kinderen hebben hun vader sinds mei 2024 niet meer gezien en geven aan dat zij hun vader missen. De Raad kan zich voorstellen dat deze tegenstrijdigheid voor de kinderen heel verwarrend is.
Wegens de zorgen rondom intieme terreur kan er geen enkel contact tussen de ouders onderling zijn, terwijl zij wel gezamenlijk met het gezag over de kinderen zijn belast. Daarbij komt dat het de vader niet lukt om constructief samen te werken met de betrokken hulpverleners, waardoor de zorgen over de situatie en het handelen van de vader groot blijven. De Raad acht regievoering door een gezinsvoogd noodzakelijk om de minimaal noodzakelijke communicatie over de kinderen veilig te laten verlopen, in te zetten op een veilige vorm van contactherstel tussen de vader en de kinderen en om te onderzoeken in hoeverre de vader in staat is om op een veilige manier uitvoering te geven aan zijn rol als gezaghebbend vader. Tevens vindt de Raad het van groot belang dat de ontwikkeling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wordt gemonitord.
3.3.
Op de zitting heeft de Raad het volgende naar voren gebracht. De Raad erkent dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling lastig zal worden, nu de vader op de zitting duidelijk heeft gemaakt dat hij niet openstaat voor contact met een jeugdbeschermer, het opstarten van begeleide omgang of hulpverlening. Desondanks handhaaft de Raad het verzoek, omdat het van belang is dat het contact tussen de ouders wordt begeleid, totdat er een andere gezagsvoorziening is. Wanneer de moeder is belast met het eenhoofdig gezag, ziet de Raad geen noodzaak meer voor een ondertoezichtstelling, omdat er geen zorgen zijn over de acceptatie van hulpverlening door de moeder.

4.De standpunten

standpunt van de moeder
4.1.
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat zij het niet eens is met het verzoek van de Raad. Er is reeds vrijwillige hulpverlening betrokken bij moeder en kinderen. Hoewel de moeder het lastig vindt om emotioneel toestemming te verlenen voor contact tussen de kinderen en de vader, staat zij er wel voor open om samen met vrijwillige hulpverlening begeleide omgang op te starten. De moeder is van mening dat er niet is voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling, omdat zij hulpverlening accepteert en de kinderen bij haar wonen.
De moeder heeft verder de zorg geuit dat wanneer er door een ondertoezichtstelling betrokkenheid is van de GI, dit het risico vergroot dat de vader ontdekt waar zij en de kinderen verblijven.
Tot slot heeft de moeder naar voren gebracht dat zij voornemens is op korte termijn een verzoek tot eenhoofdig gezag in te dienen.
standpunt van de vader
4.2.
Op de zitting heeft de vader aangegeven afstand te willen doen van zijn gezag en hiervoor een procedure te willen starten, in het belang van de kinderen. Hij heeft al meer dan veertien maanden geen contact met de kinderen en staat er niet voor open om dit contact onder begeleiding te herstellen. De vader wil niet dat de moeder en de kinderen worden belast met een ondertoezichtstelling en is van mening dat de grondslag hiervoor vervalt wanneer hij afstand neemt van het gezin. Temeer nu de vader door de Raad is aangemerkt als de bedreiging.
standpunt van de GI
4.3.
Op de zitting heeft de GI naar voren gebracht dat het feit dat de vader niet openstaat voor contactherstel de uitvoering van de ondertoezichtstelling bemoeilijkt. De GI kan wel onderzoeken welke hulpverlening de kinderen eventueel nodig hebben. Omdat er nog steeds gezamenlijk gezag is, kan de GI bemiddelen bij gezagsbeslissingen door contact te houden met beide ouders, zodat zij via de GI kunnen overleggen zonder direct contact met elkaar.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat
nietaan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
Hoewel de kinderrechter concludeert dat de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd, ontbreekt het naar het oordeel van de kinderrechter aan gronden die maken dat de hulpverlening vanuit het gedwongen kader moet worden ingezet. De kinderen hebben langere tijd in een onveilige thuissituatie verkeerd, waarna ze plotseling uit hun vertrouwde omgeving zijn weggetrokken en meerdere malen zijn verhuisd. Er is geen contact meer met de vader, terwijl de kinderen hebben aangegeven wel contact te wensen. Daarnaast is vanwege een opgelegd contactverbod, contact tussen de ouders niet mogelijk, terwijl zij nog gezamenlijk gezag uitoefenen.
Uit de overgelegde stukken en wat besproken is op de zitting, is gebleken dat er hulpverlening voor de moeder en kinderen in het vrijwillige kader is opgestart en dat de moeder deze hulpverlening ook accepteert en waardeert. Verder is gebleken dat de kinderen bij haar in een veilige thuissituatie verblijven. De Raad heeft daarbij ook aangegeven geen zorgen te hebben over de thuissituatie bij de moeder.
Wanneer er een ondertoezichtstelling zou komen, zou die gericht moeten zijn op de vader en op het contactherstel tussen hem en de kinderen. De vader heeft echter op de zitting aangegeven niet te zullen meewerken aan een ondertoezichtstelling, aan contactherstel onder begeleiding of enige vorm van hulpverlening. Hij heeft daarnaast aangegeven binnenkort een procedure te zullen starten tot het beëindigen van zijn gezag. Ook de moeder heeft op de zitting aangegeven een verzoek tot eenhoofdig gezag bij de rechtbank in te zullen dienen. De vader beoogt met zijn terugtrekking als vader een strijd tussen de ouders en jarenlange bemoeienis van jeugdhulp te voorkomen.
De kinderrechter overweegt dat het voor de uitvoering van een ondertoezichtstelling noodzakelijk is dat de vader beschikbaar is of op z’n minst bereid is om de jeugdhulpverlening een kans te geven. Nu dit niet het geval is, de vader volgens het rapport van de Raad de bedreiging voor de kinderen vormde en de vader bovendien heeft aangegeven zich te zullen terugtrekken (door een verzoek tot beëindiging van zijn gezag in te dienen en geen contact meer te zoeken met de moeder en kinderen), ziet de kinderrechter geen grondslag voor een ondertoezichtstelling.
De kinderrechter ziet in de omstandigheid dat ouders op dit moment nog gezamenlijk belast zijn met het gezag over de kinderen ook geen noodzaak voor een ondertoezichtstelling. De moeder is er tot op heden ook in geslaagd om zonder de medewerking van de vader met de kinderen te verhuizen en hen in te schrijven op een school. De kinderrechter vertrouwt erop dat de procedure tot eenhoofdig gezag door de moeder en/of de vader spoedig wordt gestart.
5.3.
Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter het verzoek van de Raad voor een ondertoezichtstelling afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2025 door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Koningsbruggen als griffier, en op schrift gesteld op 3 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.