ECLI:NL:RBNHO:2025:7448

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
11188209
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en de verantwoordelijkheden van de vervoerder

In deze zaak heeft de passagier compensatie geëist van de vervoerder, Delta Air Lines Inc., voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Vancouver met een tussenstop in Seattle. De vertraging werd door de vervoerder toegeschreven aan buitengewone omstandigheden, namelijk extreme temperaturen die leidden tot onvoldoende brandstof aan boord en een noodzakelijke tankstop. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken en dat de passagier op de eerst beschikbare alternatieve vlucht is omgeboekt. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de passagier om compensatie te ontvangen op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 niet kon worden toegewezen, omdat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging die het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vordering van de passagier werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11188209 \ CV EXPL 24-4546
Uitspraakdatum: 2 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Delta Air Lines Inc.
gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD)
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van (een doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De voorafgaande vlucht kreeg namelijk te maken met extreme (hoge) temperaturen, hetgeen resulteerde in onvoldoende brandstof aan boord. Een tankstop was daarom noodzakelijk. Het betoog van de vervoerder slaagt. Daarnaast heeft hij alle redelijke maatregelen genomen. Daarom wordt de vordering van de passagier afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem op 6 september 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Seattle-Tacoma International Airport (Verenigde Staten) naar Vancouver International Airport (Canada), met de vluchtcombinatie DL143 en DL3832.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht DL143 van Amsterdam naar Seattle (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 108,90, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00. [1]
3.3.
Ook verzoekt de passagier de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening.
3.4.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2] Dergelijke omstandigheden kunnen zich onder meer voordoen in geval van slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. [3]
4.3.
De vervoerder voert in dit verband aan dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht met hetzelfde toestel (2 uur en 35 minuten).
4.4.
Het toestel dat de vlucht zou uitvoeren stond gepland om eerst vlucht DL56 van Salt Lake City naar Amsterdam uit te voeren. Omstreeks de geplande vertrektijd kreeg het toestel te maken met zeer hoge temperaturen. De vervoerder heeft daarbij toegelicht dat in het geval van hoge temperaturen de luchtdichtheid afneemt, waardoor vliegtuigen minder snel kunnen ‘klimmen’. Het voorgaande heeft er volgens de vervoerder toe geleid dat het voor vlucht DL56 niet mogelijk was om binnen de beschikbare baanlengte op te stijgen. Om toch te kunnen vertrekken heeft de vervoerder besloten het toestel lichter te maken door minder brandstof te laden. Hierdoor was een extra tankstop noodzakelijk. De vervoerder heeft besloten om eerst naar Minneapolis te vliegen, aldaar extra brandstof te laden en vervolgens naar Amsterdam te vliegen.
4.5.
De passagier heeft het voorgaande niet betwist, zodat dit is komen vast te staan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van (een doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De omstandigheid dat hoge temperaturen – en daarbij horende lage luchtdichtheid – in de zomermaanden niet als verrassing voor de vervoerder kunnen komen, maakt dit niet anders. Van de vervoerder kan niet worden verwacht dat hij bij de planning van zijn vluchten rekening houdt met de mogelijke omstandigheid dat een toestel niet kan opstijgen met voldoende brandstof aan boord.
4.6.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. Hij stelt in dit verband dat hij de vlucht onder de gewijzigde omstandigheden zo snel mogelijk heeft uitgevoerd en de passagier heeft omgeboekt op de eerst beschikbare alternatieve vlucht naar de eindbestemming. De passagier betwist dit. Hij voert aan dat niet is gebleken waarom het niet mogelijk was om cargo te ‘offloaden’ en dus met voldoende brandstof naar Amsterdam te vliegen. Daarnaast had de vervoerder hem proactief – en dus al in Salt Lake City – moeten omboeken. Hij was namelijk al bij vertrek aldaar op de hoogte van de vertraging en wist dat de passagier zijn overstap niet meer zou halen, aldus de passagier. De vervoerder heeft hier onder meer tegenin gebracht dat er geen vracht aan boord van het toestel was anders dan de bagage van de passagiers. Daarnaast zou het omboeken van de passagier vanaf Amsterdam een onaanvaardbaar offer vergen, aldus de vervoerder.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat de Verordening een hoge mate van bescherming van passagiers beoogt. Voor zover de passagier heeft bedoeld om aan te voeren dat de vervoerder bagage had moeten afladen, gaat de kantonrechter aan dit betoog voorbij. Bovendien is het naar het oordeel van de kantonrechter te vergaand om vervoerders te verplichten (gedupeerde) passagiers bij een te verwachten gemiste overstap proactief om te boeken vanaf de luchthaven van vertrek.
4.8.
Als onbetwist staat vast dat de passagier is omgeboekt op het snelste alternatief vanaf Seattle. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de omboeking als redelijke maatregel kan worden aangemerkt. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier zal daarom worden afgewezen.
4.9.
De passagier zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Pt. 14 van de Considerans van de Verordening.