ECLI:NL:RBNHO:2025:7449

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
C/15/365777 / JU RK 25-754
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een onveilige thuissituatie

Op 18 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de onveilige thuissituatie van [de minderjarige]. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de situatie is ernstig verstoord door conflicten en geweld tussen hen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [de minderjarige] ernstig wordt bedreigd door de onrustige situatie waarin hij opgroeit. Er zijn meerdere meldingen van huiselijk geweld en de ouders zijn niet in staat om een veilige omgeving voor [de minderjarige] te waarborgen.

De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden, wat door de kinderrechter is toegewezen. De kinderrechter oordeelt dat vrijwillige hulpverlening niet voldoende is om de situatie te verbeteren en dat er stevige regievoering binnen een gedwongen kader noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is ingegaan op 18 juni 2025 en loopt tot 18 december 2025. De ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/365777 / JU RK 25-754
Datum uitspraak: 18 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Noord-Holland, Haarlem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. R.M.F.R. Ketwaru, kantoorhoudende te Amsterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
De Jeugd- en Gezinsbeschermers, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 28 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder en haar advocaat;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Als onderbouwing van het verzoek heeft de Raad naar voren gebracht dat [de minderjarige] opgroeit in een heel onrustige situatie. Al sinds de zwangerschap wordt hij blootgesteld aan stress van zijn moeder en ruzies met geweld tussen zijn ouders. Er zijn diverse politiemeldingen geweest en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is sinds september 2024 betrokken, na overdracht vanuit Veilig Thuis. Veilig Thuis stelt na onderzoek vast dat er bij beide ouders sprake is van eigen problematiek en dat de dynamiek tussen hen versterkt als er sprake is van middelengebruik. Beide ouders staan open voor individuele hulp. De Waag is betrokken bij de vader, nadat hij zichzelf heeft aangemeld en de moeder heeft gesprekken met een psycholoog van Buurtzorg T. Er is na een incident met huiselijk geweld op 18 maart 2025 geen contact meer tussen de vader en [de minderjarige] omdat de moeder dit vanwege haar eigen veiligheid en de veiligheid van [de minderjarige] niet meer toestaat. De vader krijgt op 22 maart 2025 een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van 90 dagen. Hij mag zich niet in de straat van de moeder en de daaromheen liggende straten ophouden. De vader houdt zich hier echter niet aan. Op 20 maart 2025 neemt het CJG contact op met de Raad, met een verzoek om een spoedonderzoek. Ondanks de duidelijke afspraken die met de ouders zijn gemaakt blijkt dat het hen niet lukt om de veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen. Er zijn in een zeer korte periode meerdere Veilig Thuis meldingen gekomen, waarbij er zowel fysiek als verbaal geweld is gebruikt in het bijzijn of de nabijheid van [de minderjarige] . Dit maakt dat het CJG de veiligheid niet kan waarborgen en daarnaast grote zorgen heeft over de ontwikkeling van [de minderjarige] . De Raad is van mening dat er stevige regievoering binnen een gedwongen kader noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] weg te nemen, zijn positie en belangen te beschermen en samen met de ouders tot een werkbare invulling van hun ouderschap te komen.
3.3.
De Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden. De Raad vindt dit een passende termijn, omdat de ouders wel mee willen werken aan de noodzakelijke hulp maar het hen niet lukt om los van elkaar de situatie voor [de minderjarige] veilig te houden. Deze zes maanden zullen worden gebruikt om duidelijke kaders en afspraken te scheppen, waarmee ouders na deze termijn met vrijwillige hulp verder kunnen.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft ter zitting aangegeven achter het verzoek tot een ondertoezichtstelling te staan. De vader heeft [de minderjarige] inmiddels gezien bij het Omgangshuis, maar vindt het daar geen geschikte omgeving voor een baby. Ook is hij de moeder en [de minderjarige] de zaterdag voorafgaand aan de zitting onverwacht tegengekomen op straat. De moeder heeft toen [de minderjarige] een half uur aan de vader meegegeven. De vader is van mening dat begeleide omgang niet nodig is, maar dat begeleiding bij de overdracht wel gewenst is.
4.2.
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat zij het belangrijk vindt dat er een ondertoezichtstelling komt. Zij gunt de vader en [de minderjarige] een goed contact. Daarvoor dienen duidelijke afspraken gemaakt te worden en de moeder wil graag goede tools om met de situatie om te gaan. De moeder vindt het Omgangshuis ook geen goede plek en stelt voor om, totdat de begeleide omgang opgestart kan worden, [de minderjarige] iedere zaterdag voor een paar uurtjes naar de vader te brengen.
4.3.
De GI heeft te kennen gegeven dat er wachtlijsten zijn waardoor nog onduidelijk is of en wanneer begeleide omgang kan worden opgestart. Het voorstel van de moeder om [de minderjarige] wekelijks een paar uur naar de vader te brengen zal binnen de GI worden besproken. Vervolgens zal aan de ouders worden teruggekoppeld of de GI hiermee instemt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [de minderjarige] wordt ernstig bedreigd, omdat [de minderjarige] al zijn hele leven geconfronteerd wordt met hoogoplopende ruzies en spanningen tussen ouders. Dit heeft er in maart 2025 toe geleid dat de moeder met [de minderjarige] van hun vertrouwde omgeving vertrokken is naar een voor de vader onbekende plek en dat [de minderjarige] zijn vader daarna enkele maanden niet heeft gezien. Er is op dit moment geen veilige vorm van communicatie en samenwerking tussen de ouders mogelijk en bij hoogoplopende spanning lukt het de ouders niet om [de minderjarige] hiertegen te beschermen. Het is belangrijk dat [de minderjarige] zijn beide ouders ziet en dat hij op een veilige en voorspelbare manier contact heeft met beide ouders, zeker nu hij nog zo jong is.
5.3.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, omdat de onderlinge problematiek te groot is en de escalaties te heftig zijn om binnen het vrijwillig kader te proberen de zorgen weg te nemen. Er is een stevige regievoering binnen een gedwongen kader noodzakelijk om de ouders op weg te helpen.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarom in dit geval nodig. De kinderrechter stelt [de minderjarige] onder toezicht voor de duur van zes maanden. Gelet op de wachtlijsten bij zowel de GI als de op te starten hulpverlening is de kinderrechter van oordeel dat drie maanden, zoals door de advocaat van de moeder is verzocht, daarvoor een te korte periode is.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht van Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers met ingang van 18 juni 2025 tot 18 december 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025 door mr. G.D. de Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K. Hoogkamer als griffier, en op schrift gesteld op 2 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.