ECLI:NL:RBNHO:2025:7462

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
C/15/365917 / KG ZA 25-345
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding en voorlopige gunningsbeslissing in kort geding met vordering tot herbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Ursem Modulaire Bouwsystemen B.V. en de gemeente Opmeer. Ursem heeft een vordering ingesteld tegen de gemeente, omdat zij het niet eens was met de voorlopige gunningsbeslissing van de gemeente, waarin werd aangegeven dat de opdracht voor de levering en plaatsing van woonunits aan een andere partij zou worden gegund. Ursem vorderde onder andere dat de gemeente zou worden verboden om de opdracht aan de andere partij te gunnen en dat de gemeente zou worden verplicht om een nieuwe gunningsbeslissing te verstrekken die aan de wettelijke vereisten voldoet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente de gunningsbeslissing onvoldoende heeft gemotiveerd en dat de bezwaartermijn van zeven dagen, zoals vermeld in het aanbestedingsdocument, niet in overeenstemming was met de gebruikelijke termijn van twintig dagen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente niet voldoende had onderbouwd waarom een kortere termijn gerechtvaardigd was en dat Ursem niet in staat was geweest om de gunningsbeslissing adequaat te toetsen. De rechtbank heeft de vordering van Ursem toegewezen, voor zover de gemeente de opdracht nog wil gunnen, en heeft de gemeente opgedragen om een nieuwe gunningsbeslissing te verstrekken die aan de wettelijke vereisten voldoet. Tevens is de gemeente veroordeeld in de proceskosten van Ursem.

De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering van gunningsbeslissingen in aanbestedingsprocedures en de noodzaak voor aanbestedende diensten om zich aan de wettelijke vereisten te houden. De gemeente is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, terwijl de vordering tot het opleggen van een dwangsom is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: C/15/365917 / KG ZA 25-345
Vonnis in kort geding van 3 juli 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
URSEM MODULAIRE BOUWSYSTEMEN B.V.,
gevestigd te Wognum,
eiseres,
advocaten mr. S.A.A. Labee en mr. P.C. Tennekes te Utrecht,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE OPMEER,
zetelend te Opmeer,
gedaagde,
advocaten mr. P.B.J. van den Oord en mr. D. Britsemmer te Alphen aan den Rijn.
Partijen zullen hierna Ursem en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de uitgebrachte dagvaarding van 4 juni 2025 met 5 producties
  • de conclusie van antwoord van de gemeente met 2 producties
  • de mondelinge behandeling van 2 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
  • de pleitnota van Ursem
  • de pleitnota van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De gemeente heeft een nationale openbare aanbesteding uitgeschreven voor de levering en plaatsing van woonunits inclusief bouw- en woonrijp maken (hierna: de Aanbesteding), waarop 4 partijen – waaronder Ursem en [bedrijf] BV (hierna: [bedrijf]) – hebben ingeschreven.
2.2.
Bij brief van 28 mei 2025 (hierna: de Voorlopige Gunningsbeslissing) heeft de gemeente Ursem medegedeeld dat zij voornemens is de opdracht te gunnen aan [bedrijf].

3.Het geschil

3.1.
Ursem vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
De gemeente Opmeer te verbieden om de opdracht (Levering en plaatsing woonunits inclusief bouw- en woonrijp maken) te gunnen aan [bedrijf] B.V. of aan een andere derde;
De gemeente Opmeer te gebieden om binnen twee weken na dagtekening van het vonnis over te gaan tot een volledige herbeoordeling, dan wel een beoordeling te verstrekken die aan de wettelijke vereisten voldoet, en aan alle inschrijvers een nieuwe gunningsuitslag te verstrekken die aan de wettelijke vereisten voldoet, en daartegen voor alle inschrijvers rechtsbescherming open te stellen gedurende een periode van twintig kalenderdagen na bekendmaking van dat nieuwe gunningsbesluit;
Te bepalen dat de gemeente Opmeer een dwangsom van € 5.000,- per dag verbeurt voor iedere dag dat zij in gebreke blijft om aan het onder ii gevorderde te voldoen, tot een maximum van € 200.000,-;
De gemeente Opmeer te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het te dezen te wijzen vonnis.
3.2.
Aan haar vordering legt Ursem – samengevat – ten grondslag dat de gemeente ten onrechte een bezwaartermijn van 7 dagen heeft gehanteerd zonder concrete onderbouwing van de gestelde urgentie, terwijl een termijn van 20 dagen gebruikelijk is. Daarmee heeft de gemeente gehandeld in strijd met het proportionaliteitsbeginsel en de beginselen van zorgvuldigheid en rechtszekerheid. Ook kan Ursem zich inhoudelijk niet kan verenigen met de gunningsbeslissing, omdat de gemeente die zeer summier en onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarom is het voor Ursem niet mogelijk om te kunnen toetsen en controleren of de beoordeling de beslissing rechtvaardigt. Daarbij is Ursem blijkens de motivering beoordeeld op punten die in de aanbestedingsstukken niet als beoordelingscriteria staan opgenomen (de voorzieningenrechter begrijpt: de ‘orientatie’ van de gevels) en heeft Ursem ten onrechte op twee verschillende gunningscriteria om dezelfde reden een lagere beoordeling gekregen, aldus Ursem.
3.3.
De gemeente voert tot haar verweer – kort gezegd – aan dat de Aanbesteding een nationale openbare aanbestedingsprocedure betreft, waarop afdeling 1.2.3 Aanbestedingswet 2012 (hierna: Aw) en het Aanbestedingsreglement Werken 2016 (hierna: ARW 2016) van toepassing zijn. Omdat in paragraaf 4.9.1 van het Aanbestedingsdocument gemotiveerd melding is gemaakt van een (van de ARW 2016 afwijkende) bezwaartermijn van 7 kalenderdagen na dagtekening van de verzending van de voorlopige gunningsbeslissing, waartegen Ursem geen bezwaar heeft gemaakt, heeft zij haar rechten om hierover te klagen verwerkt (
Grossmann-verweer). Ook inhoudelijk is de beoordeling door de gemeente van de inschrijving van Ursem niet onvolledig en/of onjuist, aldus de gemeente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot de bezwaartermijn is de voorzieningenrechter met de gemeente van oordeel dat afwijking van de wettelijk geregelde 20-dagen in het onderhavige geval toelaatbaar is. De gemeente heeft in het Aanbestedingsdocument gemotiveerd gemeld dát en waarom de termijn in voor deze aanbesteding 7 kalenderdagen bedraagt. Vast staat dat Ursem eerder geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze korte(re) termijn, terwijl zowel die termijn als het moment waarop die termijn zou gaan lopen haar reeds kenbaar waren. In het Aanbestedingsdocument van 23 april 2025 van de gemeente is immers het volgende opgenomen:
(…)
4.2.
Bij die stand van zaken slaagt het
Grossmann-verweer van de gemeente. In het Aanbestedingsdocument heeft de gemeente immers uitdrukkelijk en gemotiveerd aangegeven dát en waarom zij afwijkt van het bepaalde in par. 2.37.2 van de ARW 2016 (waarin is opgenomen dat de aanbesteder de opdracht niet eerder verleent dan 20 dagen na de verzenddatum van de voorlopige gunningsbeslissing). Alle inschrijvers waren dus al voorafgaand aan hun inschrijving bekend met die afwijkende termijn. Ursem had tegen de korte(re) bezwaartermijn van zeven dagen dan ook eerder kunnen én moeten opkomen. De stelling van Ursem dat sprake is van een fundamenteel gebrek in de Aanbesteding en dat het
Grossmann-verweer om die reden niet opgaat volgt de voorzieningenrechter niet. Het staat de gemeente immers vrij om in deze aanbesteding gemotiveerd af te wijken van deze bepaling in de AWR 2016. Tenslotte geldt dat Ursem ook niet heeft aangegeven of nader heeft geconcretiseerd in welk belang zij precies is geschaad door deze kortere termijn.
4.3.
Ook het pas ter zitting opgeworpen bezwaar van Ursem op de prijs – inhoudende dat de gemeente in strijd handelt met het Aanbestedingsdocument door het tabblad ‘Prijs’ te openen op een moment dat de inschrijving van Ursem nog niet volledig was beoordeeld – stuit af op
Grossmann. In het Aanbestedingsdocument is immers met zoveel woorden het volgende opgenomen:
(…)
4.4.
Dat de gemeente na een eerste (voorlopige) kwalitatieve beoordeling de fictieve inschrijfprijs per inschrijver zou gaan vaststellen (waarvoor het downloaden van de inschrijfprijzen een noodzakelijke voorwaarde is), was daarmee dus al uit het Aanbestedingsdocument kenbaar. De gemeente heeft het ook op die wijze gedaan. Anders dan Ursem betoogt, heeft de gemeente dan ook niet in strijd gehandeld met haar eigen beoordelingsprocedure. Als Ursem het met die procedure niet eens was, had zij daarover eerder bij de gemeente moeten klagen. Daar komt bij dat de presentatie bedoeld was ter
verificatievan de (voorlopige) beoordeling. Met andere woorden: de presentie was bedoeld om voor partijen over en weer eventuele onduidelijkheden in de inschrijving boven water te krijgen (“hebben we de inschrijving juist begrepen?”). Dat er ná die presentatie(s) een nieuwe of nadere
beoordelingheeft plaatsgevonden, is niet gesteld en ook niet gebleken.
Motivering
4.5.
Volgens Ursem is de motivering van de gemeente (naar de voorzieningenrechter begrijpt: van de Voorlopige Gunningsbeslissing) dusdanig algemeen, summier en daarmee vaag, dat hiermee niet aan de te stellen motiveringseisen wordt voldaan, zodat de Voorlopige Gunningsbeslissing niet in stand kan blijven. De voorzieningenrechter overweegt daarover als volgt.
4.6.
Dat de gemeente volstaat met globale kwalificaties als ‘goed’ en ‘voldoende’ is als zodanig niet (laat staan
te) algemeen of summier. Die kwalificaties volgen immers uit het Aanbestedingsdocument, waarin ze nader zijn gedefinieerd:
Het enkele feit dat de gemeente zich in de Voorlopige Gunningsbeslissing heeft bediend van dergelijke termen, is dus niet voldoende om te concluderen dat zij alleen al daarmee niet zou hebben voldaan aan haar motiveringsplicht.
4.7.
In het Aanbestedingsdocument wordt – naast de prijs – een drietal gunningscriteria gehanteerd, te weten: 1) Leveringszekerheid, 2) Beschrijving en ontwerp woonunits inclusief garantietermijnen en 3) Inrichtingsplan. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om met het tweede gunningscriterium te beginnen.
4.8.
In haar Plan van Aanpak heeft Ursem in de paragraaf ‘Ontwerp woningen’ onder meer het volgende opgenomen:
4.9.
De gemeente heeft in de Voorlopige Gunningsbeslissing de beoordeling van de inschrijving van Ursem op dit onderdeel als volgt gemotiveerd:

{Afbeelding}

4.10.
Uit de Voorlopige Gunningsbeslissing valt dus af te leiden dat bij de waardering van het plan van aanpak van Ursem op dit onderdeel met een ‘voldoende’ onder meer drie aspecten een rol hebben gespeeld: (1) de gesloten gevelstructuur en de keuze om het uitzicht vanuit de woonunits aan de buitenzijde te leggen in plaats van gericht naar het woonhofje, (2) niet voldoende duidelijk of de beschreven batterijen wel of niet noodzakelijk zijn en (3) of de voorgestelde energievoorzieningen al dan niet voldoende zijn bij piekbelasting.
4.11.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de motivering van de gemeente in de Voorlopige Gunningsbeslissing ten aanzien van de batterijen en de piekbelasting ondeugdelijk. In haar motivering heeft de gemeente namelijk gesteld dat “
niet voldoende duidelijk is of de beschreven batterijen wel of niet noodzakelijk zijn” en [dat niet voldoende duidelijk is] “
of de voorgestelde energievoorzieningen al dan niet voldoende zijn bij piekbelasting”. De motivering van de gemeente dat beide voornoemde aspecten ‘niet voldoende duidelijk’ zijn, is gelet op de inschrijving van Ursem onbegrijpelijk. In het Plan van Aanpak van Ursem (zie hierboven in 4.8) staat namelijk dat het aantal PV-panelen optioneel uitgebreid kan worden, in welk geval geadviseerd wordt om batterijen toe te voegen om de effectieve benutting van de PV-opwekking te vergroten. Die uitleg van Ursem kan niet anders worden begrepen dan dat batterijen alleen nodig zijn als men de opbrengst van (eventuele) éxtra PV-panelen effectiever zou willen benutten. Noodzakelijk zijn de baterijen dus niet.
4.12.
Voor wat betreft de piekbelasting geldt dat in de inschrijving van Ursem duidelijk is beschreven dat piekbelasting wordt opgevangen door het kortstondig afschakelen van warmtepomp en wasmachine, dat deze schakeling in de praktijk niet tot comfortproblemen leidt, omdat het wegvallen van de warmtepomp wordt gecompenseerd door de warmte die vrijkomt bij het koken, en dat de schakeling niet of anders nauwelijks merkbaar zal zijn voor de gebruiker. Gelet hierop kan de gemeente niet worden gevolgd in haar oordeel dat in de inschrijving van Ursem onduidelijk is of de energievoorzieningen voldoende zijn bij piekbelasting.
4.13.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de beoordeling door de gemeente van dit gunningscriterium ondeugdelijk is.
4.14.
De voorzieningenrechter is het niet met Ursem eens dat (ook) de motivering van de beslissing over de andere gunningscriteria (Leveringszekerheid en Inrichtingsplan) niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De gemeente heeft in haar gunningsbeslissing de relatieve voordelen van de inschrijving van [bedrijf] zo benoemd dat het voor Ursem helder moet zijn waarom de gemeente de inschrijving van [bedrijf] beter heeft beoordeeld.
Voor wat betreft het gunningscriterium Leveringszekerheid volgt immers uit de motivering dat [bedrijf] met een uitgebreide omschrijving een duidelijk en goed inzicht heeft verschaft in de planning, realisatie van de gevraagde ontwikkeling en de borging van de tijdige oplevering. Bovendien heeft [bedrijf] een eerdere opleverdatum gegarandeerd, wat blijkens het Aanbestedingsdocument tot een hogere score kan leiden.
Het inrichtingsplan van [bedrijf] kent volgens de beoordelingscommissie een gezond evenwicht tussen verhard en onverhard oppervlakte, alsook tussen bebouwde en onbebouwde grond, waarbij sprake is van een goede aansluiting op de bestaande omgeving. De situering van de galerij aan de achterzijde van de woonunits en de ruime binnentuin, waarin door middel van de indeling is ingezet op het bevorderen van sociale cohesie, worden als positief beoordeeld en dragen bij aan de aantrekkelijkheid van het plan. Ook deze motivering geeft voldoende inzicht in de relatieve voordelen van de inschrijving van [bedrijf] ten opzichte van de inschrijving van Ursem. Duidelijk is immers dat inrichting van de binnentuin en de indeling van de woonunits hebben bijgedragen tot de hogere score voor het plan van [bedrijf] ten opzichte van het plan van Ursem.
4.15.
Ursem heeft gesteld dat bij de beoordeling van zowel het gunningscriterium Beschrijving en ontwerp woonunits inclusief garantietermijnen als van het criterium Inrichtingsplan wordt verwezen naar de grotendeels gesloten gevels in het ontwerp van Ursem en dat de beoordeling om die reden niet deugt. Ursem wordt daarmee volgens haar tweemaal beoordeeld op hetzelfde element. Dit betoog slaagt niet. Er valt namelijk niet in te zien waarom bepaalde kenmerken van het ontwerp, zoals hier de grotendeels gesloten gevels, niet op deze beide gunningscriteria een uitwerking kunnen hebben. De gemeente heeft voldoende onderbouwd gemotiveerd dat de gesloten gevelstructuur bij het ontwerp van de woonunits leidt tot een uitzicht naar de buitenkant en niet naar het woonhofje en dat diezelfde gevelstructuur bij het inrichtingsplan minder goed wordt beoordeeld omdat het de gewenste uitstraling van toegankelijkheid, sociale cohesie en betrokkenheid mist.
4.16.
Het betoog van Ursem dat onduidelijk is of en hoe de gemeente heeft getoetst aan in het Aanbestedingsdocument genoemde criteria voor het gunningscriterium ‘inrichtingsplan’ miskent dat de door Ursem genoemde criteria geen (subgunnings)criteria zijn. Het zijn blijkens het document aspecten die een rol spelen bij de samenhang en kwaliteit van de leefomgeving [1] . Van de aanbestedende dienst wordt niet verwacht dat zij in de motivering specifiek voor dit soort aspecten aangeeft hoe deze in de beoordeling zijn meegewogen.
Conclusie
4.17.
Uit het voorgaande volgt dat de Voorlopige Gunningsbeslissing niet in stand kan blijven. Voor het gunningscriterium Beschrijving en ontwerp woonunits inclusief garantietermijnen zal een partiële herbeoordeling moeten plaatsvinden als de gemeente tot een nieuwe gunning over mocht willen gaan. Op grond van de contractsvrijheid is dat laatste echter aan de gemeente. Dat betekent dat de vordering tot het verstrekken van een nieuwe gunningsbeslissing zal worden toegewezen, voor zover de gemeente de opdracht nog wil gunnen. Omdat een gunningsbeslissing die aan de wettelijke vereisten voldoet met zich brengt dat de motivering daarvan deugdelijk is, wat in het onderhavige geval alleen kan na herbeoordeling van de inschrijving van Ursem, heeft Ursem geen belang bij haar zelfstandige vordering tot herbeoordeling.
4.18.
Uit wat hiervoor is overwogen ten aanzien van de beschermingstermijn volgt dat voor een eventuele nieuwe gunningsbeslissing, overeenkomstig het bepaalde in het Aanbestedingsdocument een termijn van 7 kalenderdagen geldt.
4.19.
De door Ursem gevorderde dwangsom zal, gelet op de toezegging van de gemeente dat zij als publiekrechtelijk orgaan een vonnis pleegt na te komen, worden afgewezen.
4.20.
De gemeente is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Ursem worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 122,35
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging als vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.121,35
4.21.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Tekst
Tekst

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de gemeente om de opdracht (Levering en plaatsing woonunits inclusief bouw- en woonrijp maken) op basis van de Voorlopige Gunningsbeslissing te gunnen aan [bedrijf] B.V. of aan een andere derde,
5.2.
gebiedt de gemeente - voor zover zij de opdracht nog wil gunnen - om
met inachtneming van wat in 4.17 is overwogen aan alle inschrijvers een nieuwe gunningsbeslissing te verstrekken die aan de wettelijke vereisten voldoet en daartegen voor alle inschrijvers rechtsbescherming open te stellen gedurende een periode van zeven kalenderdagen na bekendmaking van dat nieuwe gunningsbesluit,
5.3.
veroordeelt de gemeente in de proceskosten van € 2.121,35, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de gemeente niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt de gemeente tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 3 juli 2025. [2]

Voetnoten

1.Aanbestedingsdocument paragraaf 8.2.3, onder 3. Inrichtingsplan, pagina 23.
2.Conc.: 936