Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2025 in de zaak tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Bloemendaal, verweerder.
Inleiding
€ 1.221.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelastingen 2023 bekendgemaakt.
Feiten
Geschil
1 januari 2022. Eiser voert aan dat op de waardepeildatum geen sprake is van een woning, maar van een woning in aanbouw en dat de woning in aanbouw niet bij eiser, maar bij de aannemer in eigendom is. Bovendien is de bouw vertraagd vanwege asbesthoudende grond, wat ook waardedrukkend is.
Beoordeling door de rechtbank
30 oktober 2020. Daarna is de sloop gestart, mede omvattend het afvoeren van asbesthoudend materiaal. Vaststaat dat eiser de woning met geen andere intentie heeft gekocht dan de ondergrond vrij te maken en daarop een nieuwe woning te doen stichten. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dat ter toe dat de aankoopsom vermeerderd moet worden met het bedrag van de sloop-en saneringskosten zoals hiervoor vermeld. Voorts leidt dat ertoe dat – anders dan eiser heeft gesteld, hij heeft een verdeling van de aankoopsom van 50 percent voor de grond en 50 percent voor de ten tijde van de aankoop bestaande opstal bepleit – de volledige aankoopsom moet worden toegerekend aan de (onder)grond. Rekening houdend met een indexatie van de aankoopsom naar de waardepeildatum van 1 januari 2022 is de beschikking eerder naar een te laag dan naar een te hoog bedrag gegeven. Maar ook zonder een indexatie is de beschikking juist. Voor zover eiser meent dat sprake is van een waardedaling van de gronden in de gemeente [woonplaats] , geldt dat hij daartoe geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld en ook overigens acht de rechtbank dat gelet op de reeds meerdere jaren geldende overspannen woningmarkt, voorshands niet aannemelijk.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. E.M. Mensink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.