ECLI:NL:RBNHO:2025:7512

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
11561224
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding door slibophoping onder woonark

In deze zaak heeft eiseres, die een woonark huurt, schade geleden door slibophoping onder haar ark. Eiseres stelt dat deze slibophoping is veroorzaakt door gedaagde, FDM Overstaete B.V., die een afvoerslang in het water heeft gelegd. Eiseres vordert een schadevergoeding van € 10.490,88. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat er een causaal verband bestaat tussen het handelen van gedaagde en de gestelde schade. De kantonrechter oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de slibophoping het gevolg is van de afwatering door de slang van gedaagde. De kantonrechter wijst erop dat de hoofdregel is dat ieder zijn eigen schade draagt, tenzij er een onrechtmatige daad is gepleegd. In dit geval is er geen bewijs dat de slibophoping door gedaagde is veroorzaakt. Eiseres is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 947,00. Het vonnis is uitgesproken op 9 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11561224 \ CV EXPL 25-797 (PA)
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.J.G. Stork,
tegen
FDM OVERSTAETE B.V.,
te Oudorp,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Overstaete,
gemachtigde: mr. A. de Groot.
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om de vraag of gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres en daarvoor aan haar een schadevergoeding moet betalen. Volgens eiseres heeft zij schade geleden vanwege slibophoping onder haar woonark. Deze slibophoping is volgens eiseres veroorzaakt doordat gedaagde bij de woonark een afvoerslang in het water had gelegd die gedurende ruim een jaar heeft afgewaterd. De kantonrechter wijst de vordering af wegens het ontbreken van het causaal verband tussen het handelen van gedaagde en de gestelde schade.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 februari 2025
- de conclusie van antwoord
- het tussenvonnis van 9 april 2025
- de brief van 11 juni 2025 zijdens [eiseres] met productie 9
- de e-mail van 16 juni 2025 zijdens [eiseres] met productie 10
- de mondelinge behandeling van 16 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eiseres] heeft pleitaantekeningen overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] huurt sinds 3 oktober 2023 een ligplaats van de provincie Noord-Holland en een tuin van de gemeente Alkmaar. Verder koopt zij een woonboot aan de [adres] te [plaats] .
2.2.
Begin november 2023 zinkt de woonboot en laat [eiseres] de woonboot wegtakelen.
2.3.
[eiseres] ziet die dag in november 2023 naast de plek waar de woonboot stond een pomp (de kantonrechter begrijpt: een zandvanger) met een slang staan voor het afvoeren van water. De slang loopt richting de overkant van de straat naar appartementen waaraan op dat moment werkzaamheden door Overstaete plaatsvinden.
2.4.
Overstaete is verantwoordelijk voor het plaatsen van de pomp, de zandvanger en de slang.
2.5.
Op enig moment vraagt [eiseres] aan Overstaete om verwijdering van de pomp met slang voor 1 januari 2024 omdat de nieuwe woonark arriveert. In het voorjaar van 2024 heeft Overstaete de zandvanger weggehaald van de ligplaats. De slang heeft Overstaete laten liggen.
2.6.
Omstreeks september 2024 vraagt [eiseres] aan Duc Diving B.V. (hierna: Duc Diving) om onderzoek te doen naar het ontstaan van slibophoping onder de woonark en de ark vrij te maken van slibophoping. Op 23 oktober 2024 brengt Duc Diving een rapportage uit. Hierin staat onder 3 Aanbevelingen:
“Om te voorkomen dat de slibophoping stelselmatig terugkeert onder de woonark, zoals eerder gebeurde op 23-01-2024, moet er een alternatieve oplossing worden gevonden voor de afvoerslang vanaf de bouwplaats. Een mogelijke optie is om de uitlaatplaats van de slang te herzien en te verplaatsen. Dit kan helpen om te bepalen of de slibophoping daardoor niet opnieuw ontstaat.”.
2.7.
Op 21 oktober 2024 brengt Maksor Diving B.V. (hierna: Maksor) een “offerte werkzaamheden ark” uit.
2.8.
In een brief van 30 oktober 2024 sommeert (de gemachtigde van) [eiseres] Overstaete om de slang te verwijderen en aansprakelijkheid te erkennen. [eiseres] stelt dat door de afwatering van de slang slibophoping ontstaat onder de woonark. Hierdoor lijdt zij schade omdat zij de slibophoping steeds moet laten verwijderen.
In een brief van 13 november 2024 wijst Overstaete de aansprakelijkheid van de hand en deelt mee dat de slang op 5 november 2024 is verwijderd.
2.9.
Bij e-mailbericht van 10 juni 2025 bericht Maksor aan [eiseres] onder meer het volgende naar aanleiding van een bezoek op 15 mei 2025:
“Onze bevindingen zijn dat de ark nog steeds vrij ligt na onze actie van november 2024.”.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat en na vermindering van eis, betaling van € 10.490,88.
3.2.
Overstaete voert verweer. Overstaete concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak – kort gezegd – om de vraag of Overstaete aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] stelt te hebben geleden als gevolg van slibophoping onder de woonark door toedoen van Overstaete. [1]
4.2.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat Overstaete jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld. Zij stelt schade te hebben geleden doordat Overstaete gedurende lange tijd een slang heeft afgewaterd in het water bij de woonark. Overstaete heeft de slang zonder toestemming bij de woonark van [eiseres] gelegd. Overstaete heeft hiermee inbreuk gemaakt op haar eigendomsrecht. Als gevolg van het lozen met de slang is slibophoping ontstaan onder de woonark van [eiseres] . Overstaete is volgens [eiseres] gehouden de daardoor geleden schade te vergoeden. Verder meent [eiseres] dat Overstaete in strijd handelt met een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm door water te lozen nabij de woonark van [eiseres] als gevolg waarvan slibophoping onder haar woonark is ontstaan. Zij heeft kosten moeten maken om de schade ongedaan te maken.
4.3.
Overstaete betwist dat de pomp, zandvanger en/of slang en afwatering daarvan in het water waarin de woonark is gelegen, ertoe heeft geleid dat slibophoping is ontstaan onder de woonark. Daarnaast betwist Overstaete dat de nieuwe woonark aan de grond ligt.
4.4.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af en licht dit als volgt toe.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat niet betwist is dat sprake is van slibophoping onder de woonark van [eiseres] . Hoofdregel is dat een ieder zijn eigen schade draagt, tenzij er een bijzondere reden is om de schade af te wentelen op een ander. Een bijzondere reden kan zijn gelegen in een onrechtmatige gedraging van die ander. Voorwaarde voor een plicht tot schadevergoeding is dan wel dat de geleden schade daadwerkelijk het gevolg is van die onrechtmatige gedraging van de ander. Met andere woorden, er dient een causaal verband te bestaan tussen het handelen van Overstaete en de door [eiseres] gestelde schade.
4.6.
Het causaal verband tussen de gedraging en de schade dient volgens de normale regels van het bewijsrecht [2] te worden gesteld en, bij betwisting, bewezen door de benadeelde, in deze zaak dus door [eiseres] . Het is aan [eiseres] om het causaal verband tussen de verweten gedraging en de schade met voldoende feiten en omstandigheden te stellen en, bij betwisting, mogelijk te bewijzen.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] het causaal verband tussen de slibophoping onder de woonark en het afwateren van de slang niet heeft aangetoond.
Voor zover [eiseres] heeft getracht het causaal verband aan te tonen met de door haar overgelegde stukken van Duc Diving en Maksor, oordeelt de kantonrechter dat het causaal verband hiermee niet voldoende kan worden vastgesteld. De kantonrechter kan op basis van deze stukken niet met recht concluderen dat de slibophoping onder de woonark van [eiseres] louter, dan wel hoofdzakelijk het gevolg is van het feit dat Overstaete een slang afwatert in het water naast de woonark van [eiseres] . De enige aanbeveling uit het rapport van Duc Diving is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet voldoende. Ook de verwijzing naar een offerte van Maksor met daarop de mededeling: “
Tijdens ons bezoek hebben we gezien dat de ark aan de rechterzijde op de bodem rust. De kans dat dat met de aanwezige afvoer heeft te maken is zeker aanwezig.” is onvoldoende om bedoeld causaal verband aan te nemen. Dit geldt te meer omdat uit de offerte niet volgt dat sprake is geweest van enig onderzoek ter plaatse door Maksor naar de oorzaak van de slibophoping.
4.8.
Daarbij komt dat tijdens de zitting uitleg is gevraagd over de werking van de pomp en de afwatering van water met de slang. Overstaete heeft uitgebreid toegelicht dat het apparaat dat op de foto [3] te zien is een zandvanger is waar nauwelijks een zandkorrel doorheen komt. Dat is door [eiseres] niet betwist. Ook is niet betwist de toelichting van Overstaete dat de pomp verderop stond, op het eigen terrein van Overstaete, en dat die ervoor zorgt dat het water zich geleidelijk verspreidt, zonder enige druk, in het water terechtkomt omdat er een speciale kop op de slang zit.
4.9.
Daarnaast heeft Overstaete het gestelde causaal verband verder betwist door een aantal alternatieve oorzaken voor de slibophoping onder de woonark naar voren te brengen. Een genoegzame toelichting van [eiseres] hierop waarom deze alternatieven niet aan de orde kunnen zijn, ontbreekt. Het bijzonder summiere en in algemene bewoordingen gestelde e-mailbericht van 10 juni 2025 van Maksor waarin staat
“Onze bevindingen zijn dat de ark nog steeds vrij ligt na onze actie van 4 november 2024”maakt niet dat deze alternatieven niet als oorzaak van de slibophoping kunnen worden aangemerkt. Bij deze stand van zaken is niet komen vast te staan dat de slibophoping onder de woonark van [eiseres] door toedoen van (de slang van) Overstaete is veroorzaakt.
4.10.
Omdat [eiseres] het gestelde causaal verband onvoldoende heeft onderbouwd, wordt aan verdere bewijslevering en aan de vraag of een schadevergoeding toewijsbaar is, niet toegekomen. De vordering van [eiseres] wordt daarom afgewezen.
4.11.
Het eerst tijdens de zitting aangevoerde argument van [eiseres] dat Overstaete zonder geldige vergunning werkt en dat daarom sprake is van onrechtmatig handelen jegens haar, is weersproken door Overstaete. De kantonrechter overweegt dat het beschikken over of juist het ontbreken van een publiekrechtelijk vereiste vergunning niet zonder meer bepalend is voor het antwoord op de vraag of jegens een bepaalde derde sprake is (geweest) van onrechtmatig handelen. Ook wanneer een bedrijf zich houdt aan alle vergunningsvoorschriften kan zij in civielrechtelijke zin nog onrechtmatig handelen. Het is aan de kantonrechter om daarover te oordelen.
In dit geval geldt dat ook al zou komen vast te staan dat Overstaete niet over een vergunning beschikte - hetgeen wordt betwist -, dit niet leidt tot een ander oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het ontbreken van het causaal verband.
4.12.
Omdat de hoofdvordering van [eiseres] wordt afgewezen, zullen de daarmee verband houdende nevenvorderingen (buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente) eveneens worden afgewezen.
4.13.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] afwijst.
4.14.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Overstaete worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.Productie 2, 1e pagina bij dagvaarding.