ECLI:NL:RBNHO:2025:7656

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
C/15/362091 / FA RK 25-810
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gezamenlijk gezag over een minderjarige en wijziging van geslachtsnaam

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder en haar partner om gezamenlijk met het gezag over hun minderjarige kind belast te worden. De moeder heeft een affectieve relatie gehad met de vader van het kind, die de minderjarige heeft erkend, maar sinds 2017 niet meer in beeld is. De moeder en haar partner hebben sinds 2018 een relatie en zorgen samen voor de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partner in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat en dat de moeder al sinds de geboorte van het kind met het eenhoofdig gezag belast is. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder en de partner gezamenlijk gezag krijgen, aangezien de vader geen rol speelt in het leven van het kind. Daarnaast is er een verzoek gedaan om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen in die van de moeder en de partner, wat ook is toegewezen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en gelast dat de wijziging van de geslachtsnaam wordt doorgegeven aan de burgerlijke stand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
gezagswijziging
zaak-/rekestnr.: C/15/362091 / FA RK 25-810
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 8 juli 2025
in de zaak van:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de partner],
hierna te noemen: de partner,
beiden wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar.
In deze zaak is als belanghebbende aan te merken:
[de vader] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,
hierna te noemen: de vader.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure opgeroepen:
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder en de partner van 14 februari 2025, ingekomen op dezelfde datum;
- de oproep van de vader in de Staatscourant van 15 april 2025;
- het e-mailbericht van de moeder van 30 april 2025.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 mei 2025 in aanwezigheid van de moeder en de partner, bijgestaan door mr. E.P.J. Appelman. De Raad is, met afbericht, niet verschenen. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.3
De minderjarige [de minderjarige] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan geen gebruikgemaakt.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
De moeder en de vader hebben affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is geboren de minderjarige:
- [de minderjarige] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (hierna te noemen: [de minderjarige] ).
2.2
De vader heeft [de minderjarige] erkend.
2.3
De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .
2.4
De moeder en de partner wonen blijkens het uittreksel uit de basisregistratie personen sinds [datum] op hetzelfde adres en zij zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd.
2.5
Uit het huwelijk van de moeder en de partner is geboren de minderjarige [kind 1] .
2.6
De partner heeft een zoon uit een eerder huwelijk: [kind 2] .
2.7
Bij beschikking van 17 oktober 2018 van deze rechtbank is bepaald dat de vader aan de moeder een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] van € 224,00 per maand dient te betalen.

3.Verzoek

3.1
Het verzoek van de moeder en de partner strekt ertoe dat zij gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] worden belast, waarbij tevens de geslachtsnaam van [de minderjarige] zal worden gewijzigd in [geslachtsnaam] .
3.2
Verzoekers voeren daartoe aan dat de partner van de moeder in een nauwe persoonlijke betrekking tot [de minderjarige] staat. De moeder en de partner hebben sinds 2018 een affectieve relatie en de partner vervult sindsdien de vaderrol. De vader is sinds 2017 niet meer in beeld en is vertrokken naar het buitenland. Er is zeer incidenteel contact tussen de vader en [de minderjarige] . De moeder weet dat de vader in het buitenland verblijft, maar zij weet niet waar. De moeder en de partner achten het in het belang van [de minderjarige] dat zij gezamenlijk het gezag over haar uitoefenen. Dit doet recht aan de gezinssituatie, waarin zij gezamenlijk [de minderjarige] opvoeden en verzorgen en zal de evenwichtige ontwikkeling van [de minderjarige] ten goede komen. Daarnaast wensen de moeder en de partner dat [de minderjarige] dezelfde geslachtsnaam zal hebben als hun dochter en het zusje van [de minderjarige] , zodat er sprake is van één gezin. De vader heeft geen rol in het leven van [de minderjarige] en zij heeft niets van hem te verwachten in zijn rol als ouder. De huidige geslachtsnaam speelt geen rol in haar identiteitsontwikkeling en zij kan zich met deze naam dan ook niet identificeren.

4.Verweer

4.1
De vader heeft geen verweer gevoerd noch is hij ter zitting verschenen.

5.Beoordeling

gezag
5.1
In artikel 1:253t, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is, voor zover hier van belang, bepaald dat indien het gezag over een kind bij één ouder berust, de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind kan belasten.
5.2.
In het tweede lid van genoemd artikel is bepaald dat in het geval het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder het verzoek slechts wordt toegewezen, indien:
a. de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
b. de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
Voorts is bepaald dat het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de partner in een nauwe persoonlijke betrekking tot [de minderjarige] staat. Daarmee is voldaan aan de eerst genoemde voorwaarde van artikel 1:253t BW. De vader heeft [de minderjarige] erkend. Hij is daarmee de juridische vader van [de minderjarige] en staat daarmee in een familierechtelijke betrekking tot haar. Er dient op grond van die familierechtelijke betrekking voldaan te zijn aan de voorwaarden genoemd in het tweede lid.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat daaraan is voldaan, nu de moeder en de partner reeds sinds 2018 samen voor [de minderjarige] zorgen en de moeder reeds vanaf de geboorte van [de minderjarige] met het eenhoofdig gezag over haar belast is.
5.5
De rechtbank is van oordeel dat toewijzing van het verzoek in het belang is van [de minderjarige] . De vader is buiten beeld en vervult geen ouderrol in het dagelijks leven van [de minderjarige] . Er is slechts sporadisch contact, maar de vader maakt geen deel uit van de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] . Zij wordt verzorgd en opgevoed door de moeder en haar partner. Hoewel de moeder en de partner de beslissingen over [de minderjarige] nu ook al gezamenlijk nemen, is het van belang dat dit ook juridisch zo wordt geregeld. De vader heeft het verzoek ook niet weersproken. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen.
5.6
Een verzoek als bedoeld in artikel 1:25t, lid 1 BW kan vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander, of van een ouder en de ander in een vrij te bepalen volgorde. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien:
a. het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
b. het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen; of
c. het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
5.7
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] kan worden toegewezen, nu ook het verzoek inzake gezamenlijk gezag zal worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat het belang van [de minderjarige] zich niet tegen toewijzing verzet. Integendeel, de rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige] dat zij zich in het gezin van de moeder en de partner en haar zusje kan identificeren als lid van het gezin door dezelfde geslachtsnaam te dragen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
belast de moeder en [de partner] gezamenlijk met het gezag over de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
gelast de griffier hiervan een aantekening in het gezagsregister te maken;
6.4
wijzigt de geslachtsnaam van voornoemde minderjarige in [geslachtsnaam] , zodat de minderjarige voortaan geheten zal zijn:
[de minderjarige] ;
6.5
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] , voorkomende in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] over het jaar [jaar] , in die zin dat de geslachtsnaam van de in 6.1 genoemde minderjarige wordt gewijzigd in
[geslachtsnaam];
6.6
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] teneinde de hiervoor in 6.5 vermelde latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R.A.R. Sitaldin, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.