ECLI:NL:RBNHO:2025:7704

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
C/15/359207 / FA RK 24-5902
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing en hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen in het kader van co-ouderschap na relatiebreuk

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en een moeder over de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kinderen en de zorgregeling na hun relatiebreuk. De vader verzocht de rechtbank om de moeder te bevelen terug te verhuizen naar de regio waar zij eerder woonden, en om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen. De moeder verzocht op haar beurt om haar hoofdverblijfplaats te behouden en een zorgregeling vast te stellen die haar meer ruimte gaf. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de belangen van de kinderen voorop stonden. De rechtbank oordeelde dat de moeder, als hoofdverzorger, recht had op haar huidige woonomgeving, waar zij ondersteuning en kinderopvang had geregeld. De vader had niet voldoende onderbouwd waarom de kinderen bij hem zouden moeten wonen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader afgewezen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder vastgesteld. Tevens is een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen regelmatig bij de vader verblijven, rekening houdend met zijn onregelmatige werkrooster. De rechtbank heeft ook een kinderbijdrage vastgesteld die de vader aan de moeder moet betalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
verhuizing, hoofdverblijfplaats, zorgregeling, kinderbijdrage
zaak-/rekestnr.: C/15/359207 / FA RK 24-5902
Beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 9 juli 2025
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W.F.A. Zwart-Peters, kantoorhoudende te Deventer,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J. de Haan, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het aan de rechtbank Gelderland gerichte verzoek, met bijlagen, van de vader van 11 november 2024;
- de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Gelderland , locatie Arnhem , van 21 november 2024;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 21 mei 2025;
- het bericht van de advocaat van de man, met bijlagen, ingekomen op 2 juni 2025.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 juni 2025 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. W.F.A. Zwart-Peters en de moeder door mr. J. de Haan.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De advocaten hebben het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota.
1.4.
Na de mondelinge behandeling zijn - zoals op de zitting door de rechtbank verzocht - op 10 juni 2025 berichten van partijen ingekomen die zien op de kinderbijdrage.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad van 24 november 2013 tot 19 juli 2024. Sinds april 2014 woonden zij samen.
2.2.
De minderjarige kinderen van de partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
De vader heeft de kinderen erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen verblijven bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank, na aanpassing van zijn verzoek ter zitting, om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de moeder te bevelen binnen drie maanden na heden terug te verhuizen naar
de regio [regio] , binnen een straal van 15 kilometer van de voormalige gemeenschappelijke woning van partijen;
II. de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader vast te stellen;
III. te bepalen dat tussen partijen een co-ouderschap geldt waarbij de zorg tussen partijen evenredig wordt verdeeld, aldus: dat de vader in de oneven weken voor de kinderen zorgt en de moeder in de even weken, dan wel, indien de moeder in de regio [regio] woont, de kinderen drie dagen per week bij de vader zullen verblijven en vier dagen per week bij de moeder, en dat partijen steeds een planning maken zodra het dienstrooster van de vader bekend is;
IV. te bepalen dat, zolang de moeder niet is terugverhuisd, de kinderen vanaf de avond vóórdat de vader zijn aaneengesloten vrije dagen heeft vanaf 19.00 uur bij de vader zullen verblijven tot aan de laatste vrije dag om 15.00 uur en de overige dagen bij de moeder, waarbij de moeder zorg draagt voor het halen en brengen van de kinderen.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn verzoeken brengt de vader - kort samengevat - het volgende naar voren. Partijen wonen sinds april 2014 samen. Eind 2022 hebben zij ervoor gekozen om in [plaats] te gaan wonen. De man wilde altijd terug naar [provincie] om daar een gezin te stichten. De aanleiding om te verhuizen naar [plaats] was dat de vader een baan kreeg bij [bedrijf] en op zijn verzoek werd gestationeerd in [plaats] . De keuze voor de standplaats [plaats] was ook in het belang van het gezinsleven, omdat nachtvluchten vanaf vliegveld [plaats] niet worden uitgevoerd. Toen de tweeling werd geboren, was de verbouwing van de aangekochte woning in [plaats] nog niet klaar. Daarom hebben partijen slechts een aantal maanden in de woning in [plaats] gewoond (voorafgaand aan de verbouwing) en later (tijdens de verbouwing) in een chalet in [plaats] . Voordat de verbouwing klaar was, kwam de relatie van partijen tot een einde. In juni 2024 zijn partijen feitelijk uit elkaar gegaan. Ondanks dat dat niet nodig was, is de moeder, zonder overleg of toestemming van de vader, met de kinderen vertrokken naar haar ouders in [plaats] . Partijen hebben zich gewend tot een mediator, maar zijn er niet in geslaagd afspraken te maken. De moeder wil in [plaats] blijven ondanks dat de vader haar meerdere opties heeft voorgehouden, onder andere birdnesting in de woning in [plaats] , die inmiddels klaar is voor bewoning.
Sinds het vertrek van de moeder met de kinderen heeft de vader minimaal contact met de kinderen, te weten een weekend per veertien dagen. De vader is vanwege zijn werk gebonden aan de regio en kan niet verhuizen naar [plaats] . De vader wil een grote rol in het leven van de kinderen spelen en verzoekt, waarbij de concrete regeling afhankelijk is van de situatie, een co-ouderschapsregeling vast te stellen dan wel een uitgebreide zorgregeling.

4.Verweer en zelfstandige verzoeken

4.1.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vader. Zij is van mening dat de verzoeken van de vader moet worden afgewezen en verzoekt de rechtbank, na aanvulling van haar verzoek ter zitting, om te bepalen dat:
1. de moeder wordt toegestaan zich met de kinderen te vestigen op haar huidige adres aan
[adres] ;
2. te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen die van de moeder is;
3. te bepalen dat tussen partijen de volgende zorgregeling geldt: een weekend per 14
dagen, van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, of anders van zaterdag 17.00 uur tot maandag 17.00 uur en dat bij een regeling van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur de vader de kinderen op vrijdag bij de moeder ophaalt, waarna de moeder ze op zondagmiddag bij de vader ophaalt en dat bij een regeling zaterdag 17.00 uur tot maandag 17.00 uur de moeder de kinderen op zaterdag brengt naar de vader en dat hij ze op maandag terugbrengt;
4. te bepalen dat de vader aan de moeder bij vooruitbetaling een onderhoudsbijdrage voor
de kinderen betaalt van € 343,-- per kind per maand, welke bijdrage jaarlijks wordt
geïndexeerd op grond van art. l :402a BW;
5. de vader wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.2.
De moeder heeft - samengevat - het volgende betoogd. De moeder ziet niet in op welke wijze de vader invulling zou kunnen geven aan zijn verzoek om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. De vader heeft dit verzoek niet onderbouwd. De moeder verzoekt de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen. De moeder is meermaals voor de vader en zijn werk met hem meeverhuisd. Zij wilde niet naar [plaats] verhuizen, maar om hun relatie niet op het spel te zetten heeft zij er toch mee ingestemd. De kinderen zijn na een in 2020 gestart fertiliteitstraject en drie miskramen geboren. Niet lang na de verhuizing beëindigde de vader de relatie. In het huis in [plaats] hebben partijen amper gewoond vanwege de verbouwing. De moeder verbleef na de bevalling in een kleine recreatiewoning in [plaats] en is toen met behulp en op advies van vooral opa (vz) naar haar vertrouwde omgeving teruggegaan. Zij kon direct bij oma (mz) en haar partner terecht. Daar waren de kinderen en de moeder op dat moment het beste af. De kinderen zijn nog geen anderhalf jaar oud. De kinderen hebben intensieve verzorging nodig en de vader kan ze dit niet geven vanwege zijn focus op werk en carrière. De kinderen wonen bij de moeder en zij is de hoofdverzorger. De moeder meent dat de vader ook een co-ouderschapsregeling niet zal kunnen waarmaken vanwege zijn carrière, dienstrooster en vrienden. Die zal hij niet opzij zetten voor de kinderen. Als de omgang de vader niet uitkomt, zegt hij makkelijk af. De moeder heeft zich daar al meermaals aan moeten aanpassen. De moeder verzoekt een regeling vast te stellen van een weekend per veertien dagen. Op dit moment is de regeling erg wisselend en deze zou in de toekomst meer regelmaat moeten kennen.
De woning in [plaats] is inmiddels verkocht. De vader is op zoek naar een andere woning. De moeder stelt dat de vader momenteel een opleiding volgt op [bedrijf] en dat hij erover nadenkt iets in de buurt van [bedrijf] te zoeken. Hij heeft de mogelijkheid om dichter bij de kinderen te gaan wonen.

5.De Raad

5.1.
De Raad benadrukt dat het in het belang is van de kinderen dat ze met beide ouders
een goede band kunnen opbouwen. Op deze jonge leeftijd is het goed voor kinderen om meer frequent omgang te hebben. Een regeling waarbij de kinderen hun andere ouder om de week een weekend zien is minimaal, dan zit er te veel tijd tussen de contacten. De afgelopen jaren is er veel gebeurd en de kinderen zullen daar iets van hebben meegekregen. Het is belangrijk dat er rust komt. De Raad vindt het een keuze tussen twee kwaden. De Raad neemt als (juridisch) uitgangspunt dat de moeder zonder toestemming van de vader is verhuisd vanuit de plaats waar de kinderen stonden ingeschreven en meent dat er juridisch gezien stappen zijn overgeslagen. De Raad adviseert daarom om op dit moment de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader vast te stellen en een zorgregeling met de moeder vast te stellen die meer omvat dan een weekendregeling. De onregelmatige werkdagen van de vader ziet de Raad wel als een probleem. De vader werkt geregeld meerdere dagen achtereen en het is de vraag of het in het belang van de kinderen is hen al die tijd elders onder te brengen. Terugverhuizing van de moeder zou wat de Raad betreft het meest logisch en het meest in het belang van de kinderen zijn. Er kan dan een 50-50 zorgregeling worden uitgevoerd en de reisafstand zal dan ook niet groot zijn. Het is echter de vraag of dat praktisch uitvoerbaar is. De Raad acht het wenselijk dat de ouders beter leren samenwerken en leren te kijken naar wat de kinderen nodig hebben. De kinderen zijn het meest gebaat bij ouders die dicht bij elkaar wonen.

6.De beoordeling

verzoek terugverhuizing van de vader / verzoek van de moeder zich met de kinderen te vestigen in [plaats]
6.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening brengt mee dat een ouder voor verhuizing van de minderjarige, toestemming van de andere ouder nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover op verzoek een beslissing nemen die in het belang van het kind wenselijk wordt geacht. De rechtbank dient bij de beslissing van een geschil als het onderhavige een beoordeling te maken aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden. Het komt hierbij volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad aan op een belangenafweging. Hoewel de rechter daarbij allereerst de belangen van het kind voor ogen moet houden, spelen ook andere belangen daarin een rol. Het uitgangspunt is dat de ouder bij wie een minderjarige zijn of haar hoofdverblijfplaats heeft, in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige elders een toekomst op te bouwen indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging een dergelijke beslissing rechtvaardigen.
6.2.
De vader is van mening dat het de moeder niet vrijstond om met de kinderen te vertrekken naar [plaats] zonder overleg en toestemming van de vader en zonder de rechter eerst om vervangende toestemming te verzoeken. Hij meent dat er getoetst dient te worden aan de verhuiscriteria. De vader concludeert dat op basis van deze criteria het verzoek van de moeder om vervangende toestemming moet worden afgewezen. Volgens de vader wegen het belang van de kinderen, de omstandigheid dat zij als beide ouders bij elkaar in de buurt wonen en daardoor kunnen profiteren van hun beide ouders in hun dagelijkse leven en het belang van de vader om een relevante invulling te kunnen geven aan zijn vaderschap, in dit geval zwaarder dan het belang van de moeder om bij haar moeder in de buurt te wonen.
6.3.
De moeder is van mening dat in de situatie van partijen, zij en de kinderen het beste af waren in [plaats] , waar zij direct bij oma (mz) en haar partner terecht konden. De moeder meent dat het verzoek om terug te verhuizen door de tijd is ingehaald en niet kan worden toegewezen, nog daargelaten het antwoord op de vraag in hoeverre [plaats] als woonplaats van de moeder (in de zin van art. 1:10 BW) kon worden aangemerkt vanwege de geringe duur van hun verblijf daar en gelet op het feit dat partijen op het moment van hun breuk in [plaats] woonden. De moeder heeft inmiddels geschikte huisvesting voor haarzelf en de kinderen gevonden in [plaats] , waar zij met plezier woont en de woonlasten voor haar op te brengen zijn. Ook heeft zij goede en betrouwbare kinderopvang weten te regelen.
6.4.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om zich met de minderjarigen te vestigen op haar huidige adres in [plaats] toewijzen, hetgeen met zich brengt dat het verzoek van de vader om de moeder te bevelen terug te verhuizen zal worden afgewezen. In het navolgende legt de rechtbank uit waarom zij tot dit oordeel is gekomen.
6.5.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat partijen tezamen met de kinderen reeds een bestaan in [plaats] hebben opgebouwd voordat de vader de relatie verbrak en de moeder vertrok. Zij hebben als gezin amper in de gezamenlijke woning in [plaats] gewoond en de kinderen zijn nog te jong om ergens geworteld te kunnen zijn. Sinds de geboorte van de kinderen op [geboortedatum] woonden zij voornamelijk in een vakantiewoning in [plaats] in afwachting van de voltooiing van de verbouwing van de beoogde gezamenlijke woning. De relatie werd vervolgens op 18 juni 2024 – toen de kinderen nog maar vijf maanden oud waren – door de vader verbroken en de moeder is op 7 juli 2024 met de kinderen naar oma (mz) in [plaats] gegaan. De vader heeft in november 2024 een verzoek tot terugverhuizing ingediend. Partijen waren nog niet tot afspraken gekomen over hoe en waar zij hun gescheiden levens en de zorg voor de kinderen verder zouden inrichten.
De rechtbank overweegt dat deze zaak veel gelijkenis vertoont met zaken waarin het hoofdverblijf van de kinderen moet worden bepaald in een situatie waarin de ouders ver uit elkaar wonen. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet alle verhuiscriteria onverkort van toepassing zijn in deze zaak. De rechtbank zal evenwel zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij die criteria, alle omstandigheden van het geval in acht nemen en daarbij het belang van de minderjarigen meewegen.
6.6.
Partijen hebben ongetwijfeld allebei een moeilijke tijd doorgemaakt. Gedurende een langdurig en moeizaam fertiliteitstraject zijn partijen verhuisd naar een woning in [plaats] , die nog verbouwd moest worden. Toen de verbouwing nog niet klaar was, is de tweeling geboren. Kort na de geboorte van de kinderen kwam de relatie tot een einde. In de periode rondom de geboorte van de tweeling was de vader naast zijn werk veel bezig met de verbouwing van de woning en had de moeder de voornaamste zorg voor de kinderen. De rechtbank stelt vast dat partijen vervolgens pogingen hebben gedaan om er samen uit te komen, maar dat het niet is gelukt te komen tot een door beide ouders gedragen oplossing.
De rechtbank neemt aan dat de moeder op enig moment niet anders kon dan teruggaan naar haar moeder, waar ze met de jonge tweeling kon en mocht verblijven. Ter zitting is duidelijk geworden dat de moeder haar handen vol had aan de zorg voor de tweeling en dat zij dringend behoefte had aan ondersteuning. Die kon ze in deze penibele situatie krijgen bij haar moeder. De rechtbank is van oordeel dat er op dat moment voor de moeder sprake was van een noodzaak tot verhuizing, met name omdat met deze verhuizing werd voorzien in de dringende behoefte van de moeder aan hulp en ondersteuning. Die hulp en ondersteuning waren ook in het belang van de kinderen.
6.7.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder als hoofdverzorger belang heeft bij het behoud van haar huidige situatie, waarin zij, in een krappe woningmarkt, een passende en betaalbare woning heeft, kinderopvang heeft gevonden in het nabijgelegen [plaats] en zij voor zover nodig een beroep kan doen op haar netwerk. De rechtbank acht het net als de Raad van belang dat er rust komt voor de kinderen. Daarbij past het in stand laten van de huidige situatie van de moeder.
De rechtbank is van oordeel dat van de moeder niet verlangd kan worden om met de nog zeer jonge kinderen terug te verhuizen naar de regio [regio] . Zij voelt zich daarmee niet verbonden, heeft daar niets opgebouwd en heeft daar geen eigen netwerk. De verhoudingen tussen partijen zijn behoorlijk verstoord en vormen daar geen goede basis voor.
Het mag zo zijn dat partijen de intentie hebben gehad om in [plaats] een gezin te stichten, maar de zaken zijn anders komen te liggen door de beëindiging van de relatie voordat er goed en wel sprake was van een gezin met kinderen. De moeder is naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden om zich alsnog in de regio [regio] te vestigen omdat dat voor de vader nodig is om, rekening houdende met zijn werk in [plaats] en uitgaande van de invulling van een deel van de zorg door zijn netwerk dat in de regio woont, een substantiële rol in de verzorging en opvoeding van de kinderen te kunnen spelen.
Daarbij komt dat de vader zelf gedurende het aanhangig zijn van deze procedure en na verkoop van de woning van partijen in [plaats] de mogelijkheid heeft gehad om dichterbij de moeder en de kinderen te gaan wonen. Hij heeft er echter voor gekozen om zonder enig overleg met de moeder en zonder de uitkomst van deze procedure af te wachten een nieuwe woning te kopen in [plaats] , waarmee de afstand tussen partijen niet is verkleind, maar feitelijk is bestendigd.
De moeder heeft ook een financieel belang bij het behoud van haar huidige woning, omdat het voor haar moeilijk zal zijn om in de door de vader gewenste regio een passende woning te financieren en een verhuizing gepaard gaat met kosten. Het aanbod van de vader om de moeder financieel bij te staan bij de aankoop van een woning in de regio [regio] acht de rechtbank niet relevant, omdat de moeder op de zitting naar voren heeft gebracht dat zij ook in financieel opzicht wil loskomen van de vader.
hoofdverblijfplaats
6.8.
Toewijzing van het verzoek van de moeder om zich te vestigen in [plaats] brengt met zich dat haar verzoek ten aanzien van de hoofdverblijfplaats ook zal worden toegewezen. Het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen zal daarom worden afgewezen.
zorgregeling
6.9.
Geschillen over de zorgregeling bij gezamenlijke gezag kunnen op grond van artikel 1:253a, tweede lid, aanhef en onder a, BW aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechter neemt in dat geval een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
6.10.
Ten aanzien van de zorgregeling overweegt de rechtbank als volgt. Het onregelmatige dienstrooster van de vader maakt het lastig om een zorgregeling vast te stellen waarin wordt tegemoetgekomen aan de behoeften van de kinderen en wensen van beide ouders. De rechtbank probeert dat toch zoveel als mogelijk te doen, althans met zoveel mogelijk structuur, om duidelijkheid voor partijen en de kinderen te scheppen.
Een weekendregeling zoals de moeder wenst te laten vaststellen, is naar het oordeel van de rechtbank te beperkt en niet passend bij de leeftijd van de kinderen. De door de vader gewenste 50-50 zorgregeling acht de rechtbank niet haalbaar, althans niet in het belang van de kinderen. De rechtbank begrijpt dat de nieuwe woning van de vader in [plaats] staat. Dat betekent dat er sprake is van een grote reisafstand die gevolgen heeft voor de zorgregeling. Frequent contact wordt daardoor lastiger. Doordat de kinderen vanwege hun jonge leeftijd nog niet leerplichtig zijn, is het ondanks de afstand mogelijk om de zorgtaken iets meer te verdelen dan bij leerplichtige kinderen het geval zou zijn.
De vader heeft een verspringend dienstrooster, maar hij werkt in ieder geval nooit op zondag. De rechtbank neemt deze dag dan ook als uitgangspunt voor de vast te stellen zorgregeling. De vader heeft gesteld wekelijks drie dagen achtereen vrij te zijn en met het door hem aangevraagde ouderschapsverlof vier dagen achtereen.
6.11.
De rechtbank ziet aanleiding om vast te stellen dat de kinderen in een cyclus van twee keer vier weken, drie keer per vier weken een aantal dagen achtereen (inclusief de zondag) bij de vader verblijven. Gedurende de eerste cyclus van vier weken verblijven de kinderen bij de vader: twee keer drie dagen achtereen inclusief de zondag en één keer twee dagen achtereen inclusief de zondag. Gedurende de tweede cyclus van vier weken verblijven de kinderen bij de vader: twee keer twee dagen achtereen inclusief de zondag en één keer drie dagen achtereen inclusief de zondag. De kinderen zullen de avond vóórdat de kinderen de hele dagen bij de vader zijn vanaf 19.00 uur bij de vader verblijven tot aan de laatste dag om 15.00 uur.
De ouders dienen deze regeling aan de hand van het dienstrooster van de vader van data te voorzien, liefst zo snel mogelijk nadat zijn dienstrooster bekend is geworden.
Het halen en brengen van de kinderen dienen de ouders in onderling overleg te regelen, waarbij de moeder in beginsel in het weekend haalt of brengt nu zij in de weekenden niet werkzaam is. Valt het begin of het einde van de regeling buiten het weekend, dan brengt of haalt de vader in beginsel de kinderen.
6.12.
De rechtbank acht deze regeling op dit moment het meest in het belang van de kinderen gelet op de huidige situatie en hun jonge leeftijd. De rechtbank overweegt dat een dergelijke regeling veel vergt van de ouders, in de communicatie en de samenwerking. De afhankelijkheid van het wisselende dienstrooster van de vader maakt het complex. De rechtbank heeft er evenwel vertrouwen erin dat deze ouders zich ten volle zullen inzetten om het werkbaar te maken voor de kinderen. De vader wenst een grote rol in het leven van de kinderen te spelen en de moeder ziet het belang daarvan in.
6.13.
Wellicht ten overvloede wijst de rechtbank erop dat het partijen natuurlijk vrij staat om in goed overleg af te wijken van de vastgestelde zorgregeling.
Deze regeling is niet langer houdbaar op het moment dat de kinderen naar school gaan. De ouders dienen in ieder geval ruimschoots voor dat moment samen in gesprek te gaan over de wijze waarop zij de zorgregeling op de lange termijn zullen vormgeven. De rechtbank geeft partijen in overweging om hulp te zoeken om hun onderlinge communicatie te verbeteren.
Het is in het belang van hun kinderen dat procedures in de toekomst worden voorkomen en partijen kwesties als deze onderling kunnen regelen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij partijen.
kinderbijdrage
6.14.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de door de vader te betalen bijdrage aan de moeder en wensen deze vast te leggen in de te wijzen beschikking. Zij zijn het erover eens dat, in het geval dat de kinderen bij de moeder de hoofdverblijfplaats hebben en een zorgkorting van 25% aan de orde is, de man een bijdrage van € 343,-- per kind per maand zal voldoen. De behoefte van de kinderen stellen partijen op € 850,-- per kind per maand in 2025.
Nu de door de rechtbank vast te stellen zorgregeling ziet op een gemiddelde omgang van de vader met de kinderen van twee dagen per week, gaat de rechtbank uit van een zorgkorting van 25% en zal zij derhalve een kinderbijdrage van € 343,-- per kind per maand vaststellen.
indexering
6.15.
De rechtbank wijst er - ten overvloede - op dat de hierna vast te stellen bijdrage jaarlijks, voor het eerst met ingang van 1 januari 2026, van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage.
kostenveroordeling
6.16.
De rechtbank ziet in hetgeen de moeder heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel bij familiezaken om de proceskosten te compenseren.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verleent de moeder vervangende toestemming om zich met de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
te vestigen aan het adres Compagniestraat 71 te Alkmaar;
7.2.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
bij de moeder zal zijn;
7.3.
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast:
de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
verblijven bij de vader:
in een cyclus van twee keer vier weken: drie keer per vier weken een aantal dagen achtereen inclusief de zondag, en wel als volgt:
gedurende de eerste cyclus van vier weken verblijven de kinderen bij de vader: twee keer drie dagen achtereen inclusief de zondag en één keer twee dagen achtereen inclusief de zondag;
gedurende de tweede cyclus van vier weken: twee keer twee dagen achtereen inclusief de zondag en één keer drie dagen achtereen inclusief de zondag.
De kinderen zullen vanaf de avond vóórdat de kinderen de hele dagen bij de vader zijn vanaf 19.00 uur bij de vader verblijven tot aan de laatste dag om 15.00 uur.
De ouders dienen de precieze dagen in te vullen aan de hand van het dienstrooster van de vader.
Het halen en brengen van de kinderen dienen de ouders in onderling overleg te regelen, waarbij de moeder in beginsel in het weekend haalt of brengt nu zij in de weekenden niet werkzaam is. Valt het begin of einde van de regeling buiten het weekend, dan brengt of haalt de vader in beginsel de kinderen;
7.4.
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
dient te voldoen € 343,-- per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
7.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
wijst het meer of anders verzochte af;
7.7.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, voorzitter, en mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker en mr. W. Schrama, leden van deze kamer, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Spanjaard als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.