ECLI:NL:RBNHO:2025:7715

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
15.319487.24 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor afpersing met bedreiging door een machete

Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met een medeverdachte op 5 oktober 2024 in Alkmaar een afpersing heeft gepleegd. De verdachte heeft samen met een ander het slachtoffer gedwongen zijn Airpods af te geven, waarbij de medeverdachte een machete heeft getoond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een taakstraf had geëist, en heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft bekend dat hij samen met een ander het slachtoffer heeft gedwongen zijn Airpods af te geven, en de rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn achtergrond en de zorgen over zijn sociale omgeving. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15.319487.24 (P)
Uitspraakdatum: 8 juli 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 24 juni 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.J.C. Engels, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 5 oktober 2024 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van Airpods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij] en/of een derde toebehoorde(n) door die [benadeelde partij] :
- de weg te versperren en/of
- (vervolgens) mee te nemen naar een plek uit het zicht en/of
- (vervolgens) meermaals, althans eenmaal, te instrueren zijn zakken te legen en/of
- (vervolgens) een machete, althans een (groot) mes, te tonen en/of
- (vervolgens) te instrueren zijn Airpods af te geven.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Bewijsmotivering machete
De verdachte heeft bekend dat hij samen met een ander op 5 oktober 2024 het slachtoffer heeft gedwongen zijn Airpods af te geven. Het slachtoffer heeft verklaard dat een van de daders op dat moment een groot mes liet zien en dat hij bang was dat hij zou worden neergestoken. Uit de door de aangever opgegeven signalementen leidt de rechtbank af dat dit de medeverdachte moet zijn geweest. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaring van het slachtoffer te twijfelen, mede gelet op het feit dat deze verklaring op dit punt wordt ondersteund door het gegeven dat de medeverdachte korte tijd na de afpersing door verbalisanten is aangetroffen met in zijn nabijheid een plastic tas met daarin een machete.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 oktober 2024 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van Airpods die geheel aan die [benadeelde partij] toebehoorden door die [benadeelde partij] :
- de weg te versperren en
- mee te nemen naar een plek uit het zicht en
- meermaals te instrueren zijn zakken te legen en
- een machete te tonen en
- te instrueren zijn Airpods af te geven.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (volgens de officier van justitie 3 dagen) en met een proeftijd van twee jaren. Verder heeft zij gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel, naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). In de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn proceshouding ter terechtzitting.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de verdachte naast een werkstraf, een leerstraf op te leggen zodat de verdachte ook de kans krijgt om wat meer over de theorie achter het volgen van cognitieve en sociale vaardigheidstraining te leren. Dit is passend bij zijn intellectuele capaciteiten. Verder kan de raadsvrouw zich vinden in de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan afpersing. Het minderjarige slachtoffer werd uit het zicht van anderen gebracht, waarna hij onder bedreiging van een machete zijn Airpods heeft moeten afstaan. Dit is een zeer bedreigende situatie geweest voor het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen alleen oog gehad voor eigen voordeel en hij heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn gedrag voor het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort strafbare feiten hebben daar vaak nog geruime tijd last van.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport door de Raad van 16 juni 2025. Daarin is aangegeven dat de schorsingsperiode goed is verlopen en de verdachte zich goed aan de voorwaarden heeft gehouden. De verdachte heeft een liefdevolle opvoedsituatie met ouders die zeer betrokken zijn bij hem. De grootste zorgen over de verdachte zijn er op het gebied van school, vaardigheden, relaties danwel vrijetijdsbesteding en middelengebruik. Recent is er hulp gestart vanuit de Hoofdtrainer. Deze hulp kan zich richten op onder andere het vergroten van vaardigheden en de intrinsieke motivatie die hij nodig heeft voor school. Ten aanzien van de relaties en vrije tijd komt naar voren dat de verdachte nog steeds dezelfde vrienden heeft die hij ten tijde van het onderhavige delict had. Hoewel de zorgen niet concreet worden in dit onderzoek, werd er toentertijd gemeld dat dit met name antisociale jongeren waren die zich bezighielden met criminele zaken. Ondanks de betrokkenheid van de jeugdreclassering is het (nog) niet gelukt om meer zicht te krijgen op de vrienden en vrijetijdsbesteding van de verdachte. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De Raad acht het van belang dat de jeugdreclassering langer betrokken blijft, om ervoor te zorgen dat de hulp van de Hoofdtrainer doorgang vindt, maar ook om te zorgen dat er aandacht blijft voor de schoolgang, vrienden, vrijetijdsbesteding en middelengebruik. De Raad vindt de jeugdreclassering in het geval van de verdachte meer passend dan de betrokkenheid van Reclassering Nederland, omdat gebleken is dat de verdachte moeilijk in beweging komt. De Raad adviseert in haar rapportage om een (deels voorwaardelijke) werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden het hebben van een dagbesteding in de vorm van school en het meewerken aan hulpverlening van de Hoofdtrainer of een soortgelijke organisatie.
De raadsvertegenwoordiger [vertegenwoordiger van de raad] heeft bovenstaand advies ter zitting gehandhaafd. Verder heeft zij aangegeven dat het opleggen van een leerstraf geen meerwaarde heeft, omdat de Hoofdtrainer ook de uitvoerende instantie van een leerstraf zou zijn.
De jeugdreclassering heeft in de persoon van de [vertegenwoordiger van de jeugdreclassering] ter terechtzitting aangegeven het advies van de Raad te ondersteunen.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank vindt het opleggen van een werkstraf in dit geval een passende reactie. De rechtbank heeft voor de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting voor jeugdigen, zoals deze zijn vastgesteld in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De rechtbank heeft in dit kader strafverzwarend rekening gehouden met de omstandigheden dat de verdachte en de medeverdachte met zijn tweeën waren terwijl het slachtoffer alleen was, dat zij het slachtoffer hebben bedreigd met een machete, en dat er veel zorgen over de verdachte bestaan. Daarnaast heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met het feit dat hij first offender is en met zijn proceshouding ter terechtzitting. Daar staat echter tegenover dat de verdachte geen volledige openheid van zaken lijkt te hebben willen geven over de aanwezigheid van de machete bij de medeverdachte tijdens het plegen van het feit.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 160 uren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 80 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren. Het voorwaardelijk deel van de straf dient ertoe om de verdachte ervan te weerhouden om gedurende de proeftijd opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de Raad is geadviseerd. Het meewerken aan hulpverlening van De Hoofdtrainer dient gericht te zijn op het verder ontwikkelen van cognitieve en sociale vaardigheden en het vergroten van de motivatie voor school. Omdat de verdachte inmiddels de achttienjarige leeftijd heeft bereikt en niet meer leerplichtig is, zal de rechtbank niet bepalen dat de dagbesteding moet bestaan uit school.
De rechtbank ziet geen aanleiding om (ook) een leerstraf op te leggen, omdat de Hoofdtrainer reeds betrokken zal worden in het kader van de bijzondere voorwaarden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
160 (honderdzestig) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 80 dagen jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
80 (tachtig) uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 dagen jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (4 dagen), bij de eventueel ten uitvoer te leggen taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • een passende dagbesteding heeft in de vorm van school, werk of stage, te bepalen door de jeugdreclassering;
  • meewerkt aan de hulpverlening van de Hoofdtrainer of een andere soortgelijke organisatie. Deze hulpverlening moet gericht zijn op het verder ontwikkelen van cognitieve en sociale vaardigheden en het vergroten van de motivatie voor school.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.C. Oosterbroek voorzitter,
mr. M.M. van Weely en mr. J.W. Moors, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Excel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juli 2025.
Mr. Moors is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.