ECLI:NL:RBNHO:2025:7728

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
15/125999-24 en 15/139798-24 (ttz.gev)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak openlijke geweldpleging en wederrechtelijk verblijf op besloten havenplaats.

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, geboren op een onbekende datum en ingeschreven op een onbekend adres, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en wederrechtelijk verblijf op een besloten havenplaats. De rechtbank heeft de zaken onder de parketnummers 15/125999-24 en 15/139798-24 gevoegd. De tenlastelegging omvatte verschillende geweldsdelicten tegen twee benadeelde partijen en het wederrechtelijk verblijven op een havenlocatie in Antwerpen. Tijdens de zitting op 24 juni 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewijs voor de openlijke geweldpleging niet wettig en overtuigend was, waardoor de verdachte voor dat feit werd vrijgesproken. Echter, het feit van het wederrechtelijk verblijf op de havenplaats werd wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, gezien de houding van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling sinds de Pro Justitia rapportage.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/125999-24 en 15/139798-24 (ttz.gev)
Uitspraakdatum: 8 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 24 juni 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.E. Berman, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
15/125999-24:
hij op of omstreeks 15 januari 2024 te Zaandam, gemeente Zaanstad openlijk, te weten, de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen te weten [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] door
- achter die [benadeelde partij 1] aan te rennen en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] in te sluiten en/of
- die [benadeelde partij 1] vast te pakken en/of op de grond te gooien
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te duwen en/of te schoppen;
15-139798-24:
hij op of omstreeks 8 maart 2024 te Antwerpen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of
overslag van goederen, te weten de [besloten plaats] , [adres] , terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang heeft/hebben verschaft tot die besloten plaats, door middel van
- braak,
- inklimming,
- een valse sleutel,
- een valse order,
- een vals kostuum,
- een valse of niet aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), toebehorende toegangspas,
- een valse hoedanigheid, en/of
- misleiding van een persoon, belast met de bewaking van die plaats.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 15/125999-24 ten laste gelegde feit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 15/125999-24Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 15/125999-24 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier weliswaar voldoende wettig bewijs bevat, maar dat de consistente ontkennende verklaring van de verdachte in combinatie met de vertoonde camerabeelden ter terechtzitting maken dat de rechtbank onvoldoende overtuiging heeft dat de verdachte dit tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 15-139798-24 ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 15-139798-24 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 8 maart 2024 te Antwerpen, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of
overslag van goederen, te weten de [besloten plaats] , [adres] , terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders zich de toegang hebben verschaft tot die besloten plaats, door middel van inklimming.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
het zich de toegang verschaffen tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen door middel van inklimming, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 50 uren met een proeftijd van een jaar.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft samen met anderen door middel van inklimming wederrechtelijk verbleven op een in de haven van Antwerpen gelegen containerterminal. Dit betreft een besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen. Dergelijke feiten veroorzaken veel hinder en schade bij havenbedrijven. Deze feiten zorgen er namelijk voor dat havenwerkzaamheden komen stil te liggen en dat havenbedrijven veel investeringen moeten doen om hun terreinen te beveiligen. Het levert ook een schending van de openbare orde op. In de regel worden dergelijke delicten in georganiseerd verband gepleegd. De organiseerde misdaad biedt zogenoemde ‘uithalers’ veel geld om dergelijke feiten te plegen. Dit was ook het geval in de zaak van de verdachte: hij heeft verklaard dat hem € 10.000,- is aangeboden om dit feit te plegen. Hoewel de verdachte dit geldbedrag nooit heeft ontvangen, staat vast dat de verdachte met zijn handelen grote risico’s heeft genomen. Bovendien is het moeilijk om eenmaal in de handen van de georganiseerde misdaad zich aan die wereld te onttrekken.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld tot geldboetes en een werkstraf wegens andersoortige feiten;
- het over de verdachte uitgebrachte oriëntatieverslag van 4 april 2024 van gemeenschapsinstelling [gemeenschapsinstelling] te België;
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch onderzoek Pro Justitia van 14 januari 2025, opgesteld door GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] met assistentie van psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog [GZ-psycholoog in opleiding] . De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van dit rapport voor zover deze betrekking hebben op de diagnoses van de verdachte en maakt deze in zoverre tot de hare;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 18 juni 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De Raad adviseert de verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie gelijk aan het in België uitgezeten voorarrest met daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen.
De verdachte heeft aanvankelijk niet of nauwelijks over het feit willen verklaren. Ook tegenover de opstellers van de Pro Justitia rapportage heeft hij niets over het bewezenverklaarde feit willen verklaren, waardoor er geen uitspraak kon worden gedaan over de mate van doorwerking van de bij de verdachte vastgestelde diagnoses. Tijdens het raadsonderzoek en ter terechtzitting heeft de verdachte wel openheid van zaken willen geven over hoe hij op het haventerrein van Antwerpen is terecht gekomen. Hij heeft onder meer verklaard dat hij ‘blind was voor het geld’ dat hem werd aangeboden om dit feit te plegen, dat hij ook het bedrijf van zijn moeder financieel wilde ondersteunen en dat deze keuze hem veel verdriet heeft opgeleverd. De verdachte heeft ter terechtzitting open en consistent verklaard. Daarmee heeft de verdachte - uiteindelijk - laten zien verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Hiermee houdt de rechtbank in positieve zin rekening bij het bepalen van de op te leggen straf.
In de Pro Justitia rapportage worden de nodige zorgen over de verdachte beschreven. De klinische indruk van de onderzoekers is dat er sprake is van een hoog recidiverisico. De rapporteurs adviseren daarom een intensief en strak kader aan de verdachte op te leggen in de vorm van meerdere bijzondere voorwaarden, namelijk een ‘ITB harde kern’-maatregel, coaching door een Credible Messenger, het vinden en behouden van een dagbesteding, individuele en systemische behandeling en ook medicamenteuze behandeling vanwege de bij de verdachte vastgestelde ADHD.
De Raad onderschrijft zowel in haar rapport als ter terechtzitting (via raadsvertegenwoordiger [vertegenwoordiger van de raad] ) de zorgen over de verdachte en het hoge recidiverisico, maar schat in dat de verdachte niet openstaat voor hulpverlening of begeleiding. Sterker nog: volgens de Raad zou het opvolgen van het strafadvies uit het Pro Justitia rapport voor de verdachte averechts werken. De verdachte geeft hierover zelf aan dat hij niet open staat voor hulpverlening, begeleiding of medicatie en dat hij zelf verantwoordelijk is voor het vinden van werk en het weer op de rit krijgen van zijn leven.
Vanwege een eerdere veroordeling in 2023 is De Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna: de jeugdreclassering) bij de verdachte betrokken geraakt. De proeftijd van deze veroordeling is geëindigd op 20 april 2025. De destijds betrokken jeugdreclasseerder [jeugdreclasseerder] heeft ter terechtzitting verklaard dat de verdachte altijd op afspraken is verschenen, maar dat de gesprekken oppervlakkig bleven en het niet lukte om tot verdieping te komen. Hoewel de jeugdreclasseerder goed contact met hem heeft gehad, is er gedurende de proeftijd naast een maatwerkprogramma voor school verder niets van de grond gekomen. De jeugdreclasseerder heeft met de verdachte besproken of hij open staat voor contact met een Credible Messenger, een IFA-coach of voor continuering van de betrokkenheid van de jeugdreclassering, maar de verdachte heeft telkens aangegeven daarvoor niet open te staan. De jeugdreclasseerder ziet dat de verdachte sinds de laatste verdenking niet meer in beeld komt bij de politie, hij trouw naar school gaat en zelf werk heeft geregeld. Daarin ziet de jeugdreclassering een duidelijke positieve verbetering ten opzichte van de periode waarin de Pro Justitia rapportage is opgesteld.
Gelet op de in de rapportages geschetste zorgen acht de rechtbank het voorstelbaar dat de verdachte baat heeft bij begeleiding en behandeling. Vanwege de houding van de verdachte is de verwachting echter dat de inzet hiervan niet effectief zal zijn. De rechtbank zal daarom geen bijzondere voorwaarden verbinden aan de hierna te bepalen straf, ook gelet op de positieve ontwikkeling die de verdachte het afgelopen half jaar heeft laten zien.
Hoewel het verblijf in gemeenschapsinstelling [gemeenschapsinstelling] in België niet in aanmerking komt voor aftrek in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, [] zal de rechtbank hiermee wel rekening houden bij het bepalen van een passende straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 60 uur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, groot 30 uur, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank komt hiermee tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, ten aanzien van parketnummer 15/125999-24 tot een vrijspraak is gekomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de proeftijd voor een kortere duur te bepalen gelet op de ernst van het feit in combinatie met de zorgen die nog over de verdachte bestaan.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 138aa van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 15/125999-24 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 15-139798-24 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 15-139798-24 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
60 (zestig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren daarvan verrichten te vervangen door 30 dagen jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot 30 (dertig) uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van Weely, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. J.W. Moors, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C. Sinnige, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juli 2025.
Mr. Moors is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.