ECLI:NL:RBNHO:2025:7736

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
C/15/348223 / FA RK 24-248
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot stiefouderadoptie en toewijzing gezamenlijk gezag met wijziging geslachtsnaam

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie door de verzoeker, die samen met de moeder van de minderjarige een verzoek heeft ingediend. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie afgewezen, omdat adoptie op dat moment niet in het belang van de minderjarige werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren uit het huwelijk van de vader en de moeder, al een complexe relatie heeft met zijn ouders, vooral na de echtscheiding en de daaropvolgende procedures over gezag en omgang. De vader heeft aangegeven afstand te willen doen van zijn rol als ouder, maar de rechtbank concludeert dat de minderjarige nog steeds iets van zijn vader kan verwachten, wat een belangrijke overweging is bij de beoordeling van het verzoek tot adoptie. De rechtbank heeft het subsidiaire verzoek van de verzoeker en de moeder toegewezen, waarbij verzoeker samen met de moeder het gezag over de minderjarige krijgt en de geslachtsnaam van de minderjarige wordt gewijzigd. De rechtbank benadrukt dat de continuïteit van de opvoedsituatie van de minderjarige moet worden gewaarborgd en dat minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn om aan zijn behoeften te voldoen. De uitspraak is gedaan in het belang van de minderjarige, die momenteel in een stabiele en liefdevolle omgeving opgroeit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
adoptie
zaak-/rekestnr.: C/15/348223 / FA RK 24-248
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 9 juli 2025
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: verzoeker,
advocaat: voorheen mr. F. Spieker, thans mr. S.A.S. Matheij, kantoorhoudende te Haarlem,
-tegen-
[de vader],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna mede te noemen: de vader,
advocaat: mr. R. Hoff, kantoorhoudende te Haarlem,
strekkende tot de adoptie van
-
[de minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder.
advocaat: voorheen mr. F. Spieker, thans mr. S.A.S. Matheij, kantoorhoudende te Haarlem,
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure opgeroepen:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Haarlem,
hierna te noemen: de Raad.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker, ingekomen op 10 januari 2024;
- de F9-formulieren, met bijlagen, van de advocaat van verzoeker van 20 februari 2024, 22 maart 2024, 12 september 2024;
- de e-mailberichten van de vader van 28 maart 2024 en 29 januari 2025;
- de brief van de Raad van 14 mei 2024;
- het rapport en advies van de Raad van 27 augustus 2024, ingekomen op 29 augustus 2024;
- het bericht, met bijlagen, van de advocaat van verzoeker van 12 september 2024, 14 mei 2025;
- het bericht van de advocaat van de vader van 15 mei 2025.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 mei 2025 in aanwezigheid van verzoeker en de moeder, bijgestaan door mr. S.A.S. Matheij, en de vader, bijgestaan door mr. R. Hoff. Namens de Raad is verschenen [vertegenwoordiger van de raad] . Mr. Matheij heeft het woord gevoerd aan de hand van een ter zitting overgelegde pleitnota.
1.3.
[de minderjarige] heeft, gelet op zijn leeftijd, op 15 mei 2025 een gesprek gehad met de kinderrechter en daarin zijn mening kenbaar gemaakt.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
[de minderjarige] is op [geboortedatum] te [plaats] geboren uit het huwelijk van de vader en de moeder, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 25 oktober 2017.
2.2.
Verzoeker en de moeder zijn op [datum] een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.3.
Uit het geregistreerd partnerschap van verzoeker en de moeder zijn twee kinderen geboren: [kind 1] en [kind 2] .
2.4.
Verzoeker heeft twee kinderen uit een eerder huwelijk: [kind 3] en [kind 4] .
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] op 11 oktober 2021 onder
toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling laatstelijk bij beschikking van 9 oktober 2024 is verlengd tot 11 april 2025. De ondertoezichtstelling is daarna niet meer verlengd.
2.6.
Bij beschikking van 17 februari 2025 van deze rechtbank is het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en is bepaald dat de moeder alleen het gezag over [de minderjarige] toekomt. Tevens is daarbij bepaald, onder wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 25 oktober 2017 en het daaraan gehechte, door de ouders op 3 oktober 2017 ondertekende ouderschapsplan, dat de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] is beëindigd.
2.7.
Bij de stukken zit een door de vader ondertekende instemmingsverklaring.

3.Verzoek

3.1.
Verzoeker heeft de rechtbank primair verzocht de adoptie van [de minderjarige] door verzoeker uit te spreken en daarbij vast te stellen dat de geslachtsnaam van [de minderjarige] zal zijn: [geslachtsnaam] en tevens te gelasten dat van de adoptie met naamswijziging een latere vermelding aan de akte van geboorte van [de minderjarige] zal worden toegevoegd.
3.2.
Ter zitting hebben verzoeker en de moeder, met instemming van de vader, een subsidiair verzoek ingediend, waarin zij verzoeken om verzoeker op grond van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek (BW) samen met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] , waarbij de geslachtsnaam van [de minderjarige] wordt gewijzigd in ‘ [geslachtsnaam] ’.
3.3.
Ter onderbouwing van zijn verzoeken heeft verzoeker aangevoerd dat hij en de moeder reeds jarenlang in gezinsverband [de minderjarige] opvoeden en verzorgen. De moeder en de vader zijn lange tijd verwikkeld geweest in procedures over het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] en de omgang tussen [de minderjarige] en de vader. De vader heeft eind 2023 aan de moeder en verzoeker te kennen gegeven dat hij wil dat verzoeker [de minderjarige] adopteert en dat hij zich wil terugtrekken uit het leven van [de minderjarige] . Verzoeker en de moeder hebben hier, na aanvankelijk te zijn geschrokken, goed over nagedacht en besloten een verzoek tot stiefouderadoptie door verzoeker in te dienen. Zij hebben dit ook besproken met [de minderjarige] en hij heeft aangegeven in te stemmen met het verzoek. Verzoeker vervult de vaderrol voor [de minderjarige] en wil dan ook de juridische situatie in overeenstemming brengen met de feitelijke situatie.
3.4.
Indien de rechtbank het verzoek tot adoptie afwijst, verzoekt verzoeker hem mede te belasten met het gezag over [de minderjarige] , en daarbij de geslachtsnaam van [de minderjarige] te wijzigen in ‘ [geslachtsnaam] ’.

4.Verweer

4.1.
Van de vader is een instemmingsverklaring overgelegd, waarin hij heeft verklaard in te stemmen met het verzoek en daartegen geen verweer wenst te voeren.
4.2.
Uit de e-mailberichten van de vader aan de rechtbank maakt de rechtbank op dat de vader de uitdrukkelijke wens heeft dat [de minderjarige] door verzoeker wordt geadopteerd. Bij bericht van 15 mei 2025 heeft de advocaat van de vader herhaald dat de vader tijdens de mondelinge behandeling geen verweer zal voeren. Hij staat nog volledig achter de door hem ondertekende instemmingsverklaring.
4.3.
Ter zitting is door en namens de vader aangegeven dat de belangrijkste boodschap is dat hij al jarenlang geen rol meer speelt in het leven van [de minderjarige] . [de minderjarige] groeit goed op bij verzoeker en de moeder. De vader stelt daarbij dat hij zijn eigen gezondheid in ogenschouw moet nemen. De procedures en voorgaande jaren hebben een dermate zware wissel op hem getrokken, dat de vader zichzelf moet beschermen. De vader is thans van mening dat er geen rol is weggelegd voor hem in het gezin waar [de minderjarige] opgroeit. [de minderjarige] heeft aangegeven achter de adoptie te staan en dat ondersteunt de vader. Hij acht het in het belang van [de minderjarige] dat hij wordt geadopteerd. [de minderjarige] heeft nu en in de toekomst niets meer van de vader in zijn rol als ouder te verwachten. De vader heeft op dit moment geen behoefte aan contact met [de minderjarige] , maar als [de minderjarige] de behoefte krijgt om in contact te komen met de vader, zal de vader daar altijd voor openstaan. Het raadsrapport is van 2024. Inmiddels is dit rapport volgens de vader niet meer actueel en bruikbaar.

5.Standpunt van de Raad

5.1.
De Raad heeft in het rapport van 27 augustus 2024 geconcludeerd dat de adoptie op dit moment niet in het kennelijk belang van [de minderjarige] is. De Raad brengt daartoe naar voren dat de keuze van de vader om afstand te doen van zijn vaderschap lijkt te zijn ingegeven door de gevoelens van verdriet en wanhoop over het afgewezen worden door [de minderjarige] en de beschadigde relatie tussen [de minderjarige] en de vader. De vader lijkt daaruit geen uitweg meer te zien. De band tussen verzoeker en [de minderjarige] is hecht. De Raad vreest dat als verzoeker [de minderjarige] adopteert, terwijl er bij [de minderjarige] aanwijzingen zijn dat hij worstelt met gevoelens ten aanzien van zijn vader, dit geen goede basis zal zijn voor de adoptie en mogelijk schadelijk op de lange termijn voor [de minderjarige] . De adoptie lijkt nu te worden gezien als een oplossing of een middel voor de problematiek tussen de ouders en om te kunnen omgaan met de daarmee gepaard gaande heftige emoties. Voor de echtscheiding van de ouders hadden de vader en [de minderjarige] een goede band. [de minderjarige] heeft last van de verslechterde relatie van de ouders na de echtscheiding en ook de band tussen de vader en [de minderjarige] is verslechterd. De actieve rol van de vader is daardoor kleiner geworden. Toch is de vader een betrokken ouder geweest en is hij betrokken geweest bij de diverse hulptrajecten. Hoewel de wijze waarop de vader zijn ouderrol vervult naar de visie van de Raad niet altijd in het belang van [de minderjarige] is, is de Raad van mening dat de vader nog wel steeds een bepaalde ouderrol vervult. Het initiatief tot adoptie komt van de vader zelf. Het lijkt er dan ook op dat de vader zijn ouderrol niet meer wenst te vervullen. De vader lijdt erg onder de situatie en hij verwacht geen verandering. Dat zou betekenen dat [de minderjarige] niets meer van zijn vader in zijn rol als ouder heeft te verwachten. De Raad vermoedt echter dat de uitlatingen van de vader zijn gedaan uit machteloosheid. De Raad concludeert dat [de minderjarige] nu of in de toekomst mogelijk wel nog iets van zijn vader als ouder heeft te verwachten. Daarbij benadrukt de Raad dat dit niets zegt over de kwaliteit of de grote van de ouderrol die de stiefvader vervult. De Raad adviseert om het verzoek tot adoptie af te wijzen.
5.2.
Ter zitting heeft de Raad aangegeven dat het rapport wat de Raad betreft nog steeds actueel is. De Raad ziet zich daarin gesterkt door het gesprek van [de minderjarige] met de kinderrechter. De Raad geeft aan dat het erg fijn is dat het nu goed gaat met [de minderjarige] . Maar de stiefouderadoptie komt niet uit [de minderjarige] zelf, die komt notabene van zijn eigen vader. Er zijn minder ingrijpende beslissingen mogelijk waarbij verzoeker een belangrijke en beslissende rol krijgt in het leven van [de minderjarige] en waarbij tevens de achternaam kan worden gewijzigd. [de minderjarige] kampt volgens de Raad met een heel scala aan gevoelens. Hij kan niet overzien wat de adoptie voor hem gaat betekenen op de lange termijn. Hij is nu blij met het verzoek, omdat hij houdt van zijn stiefvader. Maar hij is ook teleurgesteld in zijn vader en heeft veel verdriet en weerstand. De strijd tussen de ouders is zo verhard dat de vader geen andere mogelijkheid heeft gezien dan zich noodgedwongen terug te trekken uit het leven van [de minderjarige] . Het gaat duidelijk al beter met [de minderjarige] sinds de rechtbank het gezag heeft gewijzigd en de omgang heeft beëindigd. Dat kan genoeg zijn. De hechte band tussen [de minderjarige] en de stiefvader is heel belangrijk. Hij is onbetaalbaar voor [de minderjarige] en daarmee dus positief. Maar nu het duidelijk was en nog steeds is dat [de minderjarige] worstelt met zijn gevoelens ten aanzien van zijn vader, is er geen basis voor adoptie en kan dit mogelijk schadelijk zijn voor [de minderjarige] . Adoptie zal nu alle negatieve gevoelens wegdrukken. Maar over een paar jaar als [de minderjarige] contact wil met zijn vader, kan de adoptie juist een belemmering zijn om dat dan op te pakken. Een kind is van nature loyaal naar zijn ouders, zo ook naar stiefouders waarmee een hechte band bestaat. [de minderjarige] is bezorgd om zijn moeder en hij wil doen wat goed is. Loyaliteitsproblematiek is geen reden voor adoptie en zorgt voor een verkeerde basis. Er zitten veel facetten in die [de minderjarige] pas later zal begrijpen. De Raad staat wel achter het subsidiaire verzoek. De stiefvader zorgt goed voor [de minderjarige] en zij hebben een sterke en liefdevolle band. Gezamenlijk gezag met de moeder en een geslachtsnaamswijziging past daarbij, aldus de Raad.

6.Mening van de minderjarige

6.1.
[de minderjarige] heeft in het kindgesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed met hem gaat. Het gaat goed op de middelbare school en hij heeft vrienden gemaakt. Buiten school vermaakt [de minderjarige] zich ook goed met vrienden en binnen het gezin. [de minderjarige] heeft uitgebreid verteld over de ruzie met zijn vader, wat uiteindelijk de aanleiding was om zijn vader niet meer te willen zien en waardoor een eind is gekomen aan de tot dan toe uitgevoerde weekendregeling. [de minderjarige] vond het al langer moeilijk bij zijn vader, omdat hij door de komst van de vriendin van de vader geen aandacht meer kreeg van zijn vader. [de minderjarige] is ook boos over het feit dat zijn vader bij het laatste contact een tag in zijn tas heeft gedaan. Het vertrouwen in zijn vader is daarmee geheel verloren gegaan. De contacten die daarna hebben plaatsgevonden in het Omgangshuis voelden voor [de minderjarige] als een verplichting. Toen de vader vergat om het beloofde verjaardagscadeau mee te nemen, was voor [de minderjarige] de maat vol en zijn de contacten gestopt. [de minderjarige] is zichtbaar boos op zijn vader en verdrietig. Hij geeft aan dat zijn vader zijn moeder uitschold en dat hij daarom ook niet meer bij zijn vader wil zijn. Ook wil [de minderjarige] er niet meer over praten. Excuses aanbieden hoeft ook niet meer, daarvoor is het te laat. [de minderjarige] wil zijn vader nu niet zien. Misschien over een paar jaar, maar nu niet. [de minderjarige] vindt het vooral belangrijk dat hij een andere achternaam krijgt, dat hij zijn vader niet meer hoeft te zien en dat de vader niets meer over hem mag weten.

7.Beoordeling

7.1.
Het gaat in deze zaak om een Nederlandse adoptie. In het Burgerlijk Wetboek (hierna ook aan te duiden als BW) zijn voor adoptie de artikelen 1:227 tot en met 1:230 BW van toepassing. In deze artikelen zijn onder andere de gronden en voorwaarden voor adoptie opgenomen.
7.2.
In artikel 1:227 BW is allereerst bepaald dat de adoptie in het kennelijk belang van het kind moet zijn en dat op het tijdstip van het verzoek moet vaststaan en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien moet zijn dat het kind niets meer van zijn ouder in die hoedanigheid heeft te verwachten.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de adoptie niet in het kennelijk belang is van [de minderjarige] . Hierna zal worden uitgelegd hoe tot dat oordeel is gekomen.
7.4.
[de minderjarige] heeft turbulente jaren achter de rug. De strijd tussen zijn ouders heeft een zware wissel op hem getrokken. Hoewel er hulpverlening is ingezet en [de minderjarige] zelfs onder toezicht heeft gestaan van jeugdbescherming, is de zeer slechte verstandhouding tussen de ouders niet veranderd. [de minderjarige] is daardoor terechtgekomen in een uiterst complex loyaliteitsconflict, niet alleen tussen de vader en de moeder, maar ook tussen de vader en de stiefvader. De vader heeft zich uiteindelijk teruggetrokken uit de situatie en geeft aan dat hij niets meer voor [de minderjarige] kan betekenen. De vader wil niet meer dat [de minderjarige] zijn zoon is en heeft de stiefvader verzocht om [de minderjarige] te adopteren. De rechtbank betreurt het ten zeerste dat het zover heeft moeten komen. De ultieme uitkomst van een loyaliteitsconflict is de noodgedwongen keuze van een kind voor één van zijn ouders. En dat is wat hier is gebeurd. [de minderjarige] is geen andere keus gelaten dan in te stemmen met de adoptie en daarmee zijn vader, in ieder geval in juridische zin, voor altijd te verliezen. [de minderjarige] gaat ervan uit dat hij hiermee de rust krijgt waar hij zo een behoefte aan heeft, maar tijdens het kindgesprek is duidelijk gebleken dat [de minderjarige] vooral zijn, zichtbare, boosheid en verdriet niet meer wenst te voelen. Op dit moment lukt dit als [de minderjarige] vooral niet meer over de situatie hoeft te praten.
Het is heel voorstelbaar dat het idee van adoptie hem daarbij ook kan helpen. Hij houdt erg veel van zijn stiefvader en het gezin waar hij woont. Door dezelfde achternaam te krijgen, heeft [de minderjarige] het gevoel er echt bij te horen en dat is wat hij wil.
7.5.
Ter zitting hebben de moeder en verzoeker aangegeven dat de keuze voor adoptie niet uit henzelf is gekomen en naar alle waarschijnlijkheid ook nooit was gekomen als de vader er niet om had verzocht. Door de uitspraak van de vader zijn de moeder en de stiefvader erover gaan nadenken en is het verzoek ingediend.
7.6.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in de gegeven omstandigheden geen goede basis voor een adoptie en acht een adoptie daarom niet in het kennelijk belang van [de minderjarige] . [de minderjarige] kan de adoptie en met name de gevolgen daarvan op dit moment onvoldoende overzien. Bovendien, voor zover [de minderjarige] wel begrijpt dat de juridische banden met zijn vader en diens familie voor altijd worden verbroken, ziet [de minderjarige] dat vooral als een oplossing en opluchting voor zijn huidige boosheid en verdriet. De rechtbank ziet met de Raad het belang van [de minderjarige] om vooral de continuïteit van zijn huidige opvoedsituatie te behouden. De rust die hij nu ervaart, waardoor hij zich beter kan ontwikkelen op school en op sociaal vlak, moet zoveel als mogelijk is, blijven bestaan. [de minderjarige] moet erop kunnen vertrouwen dat verzoeker over hem kan meebeslissen en dat hij op hem kan rekenen. Ook moet [de minderjarige] het gevoel kunnen hebben dat hij echt bij het gezin van de moeder en verzoeker hoort, door dezelfde achternaam te hebben. De rechtbank is van oordeel dat dit ook met minder ingrijpende maatregelen tot stand kan worden gebracht. Daar is een adoptie niet voor nodig. De zorgregeling is beëindigd en de vader is niet langer meer belast met het gezag over [de minderjarige] . Door verzoeker naast de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] en daarbij de achternaam van [de minderjarige] te wijzigen, kan voldoende tegemoet worden gekomen aan de behoeften van [de minderjarige] .
7.7.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, nu niet is voldaan aan de voorwaarde dat adoptie in het kennelijk belang van [de minderjarige] moet zijn, het verzoek tot adoptie moet worden afgewezen. Daarmee komt de rechtbank niet toe aan het bespreken van de overige gronden en voorwaarden voor adoptie. De rechtbank zal het subsidiaire verzoek van verzoeker en de moeder, om verzoeker mede te belasten met het gezag, toewijzen en daarbij tevens de achternaam van [de minderjarige] wijzigen in ‘ [geslachtsnaam] ’.

8.Beslissing

De rechtbank:
8.1.
wijst af het verzoek van verzoeker tot adoptie van de minderjarige
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , door verzoeker;
8.2.
belast verzoeker samen met de moeder met het gezamenlijk gezag over genoemde minderjarige;
8.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.4.
gelast de griffier van deze beslissing een aantekening in het gezagsregister te maken;
8.5.
wijzigt de geslachtsnaam van voornoemde minderjarige in [geslachtsnaam] , zodat de minderjarige voortaan geheten zal zijn:
[de minderjarige];
8.6.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] , voorkomende in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] over het jaar [jaar] , in die zin dat de geslachtsnaam van de in 8.1 genoemde minderjarige wordt gewijzigd in
[geslachtsnaam];
8.7.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] teneinde de hiervoor in 8.6. vermelde latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R.A.R. Sitaldin, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.