6.3.Oordeel van de rechtbank
Inleiding
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich, samen met de medeverdachte, schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit, te weten een poging tot diefstal met geweld van een [leeftijd] man. De verdachte heeft op voorhand samen met de medeverdachte een plan gemaakt om iemand te beroven, waarbij zij uiteindelijk het slachtoffer hebben ‘uitgekozen’ en hem zijn gevolgd tot aan de portiek van zijn woning om hem vervolgens te overvallen. Het aanvankelijke plan was om het slachtoffer te vragen of zij gebruik mochten maken van zijn telefoon, maar hij bleek enkel zijn portemonnee bij zich te hebben. Het slachtoffer weigerde zijn portemonnee af te staan, waarna de verdachte en de medeverdachte fors geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer, bestaande uit het slaan tegen het hoofd en lichaam en het schoppen tegen lichaam, ook terwijl hij op de grond lag. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel overgehouden, te weten schaafwonden, blauwe plekken en gebroken ribben. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en gevoelens van angst bij het slachtoffer veroorzaakt. Dit blijkt onder andere uit de ter zitting door de rechtbank voorgelezen schriftelijke verklaring van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft hierin aangegeven dat de verdachten weliswaar geen goederen van hem hebben afgenomen, maar wel het meest kostbare, namelijk zijn gevoel van vrijheid en veiligheid omdat hij sinds het feit angstig is buiten en in het bijzonder bij het zien van jongeren. Tot slot vergroot dit soort feiten gevoelens van onveiligheid in de samenleving, zeker nu dit incident op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden en diverse personen hiervan getuige zijn geweest.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
- het ook onder 5 genoemde Pro Justitia psychologisch onderzoeksrapport van 4 december 2024, opgesteld door [kinder- en jeugdpsycholoog] , kinder- en jeugdpsycholoog en GZ-psycholoog;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 5 juni 2025 van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad.
Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat, zoals hierboven beschreven onder 5., de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank zal hier bij het bepalen van de straf rekening mee houden. Uit het psychologisch onderzoek blijkt verder dat zelfbewuste emoties of affectieve cognities meewegen en daarmee boosheid en eigen wensen onderdrukken, nog nauwelijks ontwikkeld lijkt te zijn bij de verdachte. Hij is namelijk geneigd om zijn eigen wensen te vervullen, waarbij hij de gevolgen voor anderen onvoldoende meeweegt. Daarnaast ontstaat er bij sociaal-emotionele overvraging en middelengebruik, een risico voor stemmenlast, wat een vicieuze cirkel kan veroorzaken. Om het risico te verminderen adviseert de psycholoog om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Als bijzondere voorwaarde wordt geadviseerd dat de verdachte zich klinisch laat behandelen in de forensische jeugdpsychiatrie ‘ [zorgkliniek] ’ in [plaats] . Gevolgd door een nazorgtraject met kamertraining bijvoorbeeld bij [zorgkliniek] . Gelet op de problematiek van de verdachte is een residentiële behandeling voor langere duur namelijk nodig om zowel de complexe psychiatrische problematiek als het normoverschrijdend gedrag te behandelen. Tevens kan binnen deze omgeving de overbelasting en overprikkeling bij de verdachte worden gemonitord en kunnen hem de benodigde vaardigheden aangeleerd worden.
De Raad kan zich niet met de uitkomsten van het psychologisch onderzoek verenigen. De Raad heeft schriftelijk geadviseerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd en onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte verblijft bij en zich laat begeleiden door [zorgkliniek] en zich houdt aan de al daar geldende regels. Indien dit onvoldoende blijkt, dient de verdachte zich klinisch te laten behandelen in de forensische behandelsetting voor jongeren bij [zorgkliniek] in [plaats] . Het recidiverisico wordt ingeschat op gemiddeld, al kan op dit moment nog niet volledig ingeschat worden hoe de risico's op recidive eruit zien wanneer de verdachte steeds meer vrijheden krijgt. Dit heeft ermee te maken dat de verdachte langere tijd intensieve één-op-één begeleiding heeft gehad bij [zorgkliniek] , waardoor de risico's op herhaling nihil te noemen zijn. Sinds enkele weken krijgt hij echter minder intensieve begeleiding en dat verloopt positief. De Raad is dan ook van mening dat begeleiding van [zorgkliniek] voldoende houvast en structuur biedt en kan blijven bieden, zodat de verdachte zijn positieve ontwikkeling kan doorzetten. De verdachte is ook gemotiveerd voor zijn verblijf bij [zorgkliniek] alsmede behandeling. Indien de verdachte toch bij [zorgkliniek] geplaatst wordt, zoals geadviseerd door de psycholoog, vreest de Raad dat hij zijn motivatie verliest. De Raad ziet wel in dat er nog risico’s zijn op recidive vanwege de persoonlijke problematiek van de verdachte en daarom is naast verblijf bij [zorgkliniek] ook behandeling noodzakelijk.
Namens [zorgkliniek] is ter zitting naar voren gebracht dat – na een maandenlange positieve ontwikkeling – de afgelopen weken sprake is van een negatieve gedragsverandering bij de verdachte waarvan de oorzaak onduidelijk is. De verdachte is geregeld volledig uit contact, waarbij hij niet bereikbaar is en nachten wegblijft, meest recentelijk nog het weekend voor de zitting. Daarnaast is hij moeilijk begeleidbaar; hij is niet aanspreekbaar, vermijdt begeleiding en is prikkelbaar. Het vermoeden is dat hij weer middelen gebruikt omdat dit gedrag ook werd gezien in de periode dat hij nog veelvuldig blowde. Het is dan ook van belang dat de verdachte leert om niet direct middelen te gebruiken bij iedere uitdaging, zeker omdat er nog veel uitdagingen zullen volgen. Ook dient zijn weerbaarheid vergroot te worden zodat hij leert om keuzes te maken die in zijn belang zijn.
Namens de jeugdreclassering is ter terechtzitting naar voren gebracht dat de laatste twee weken sprake is van een gedragsverandering omdat de verdachte niet bereikbaar en slecht aanspreekbaar is. Het middelengebruik lijkt hierin een rol te spelen, waar hij eerder open en eerlijk over was. Indien hij wordt aangesproken op zijn gedrag geeft hij aan dat hij het niet meer zal doen, maar uiteindelijk doet hij het vrij kort daarna toch. Het is dan ook de vraag of hij het begrijpt. Daarnaast wordt gezien dat hij op zoek is naar momenten zonder enig toezicht. Hoewel één-op-één begeleiding niet meer mogelijk is, wordt er wel nog gezocht naar enige vorm van toezicht.
De Raad heeft ter zitting aan het raadsrapport toegevoegd dat ondanks de recente negatieve ontwikkelingen nog steeds wordt geadviseerd om zowel ambulante behandeling bij [zorginstelling] als klinische behandeling bij [zorgkliniek] op te leggen. Uit het persoonlijkheidsonderzoek is naar voren gekomen dat behandeling noodzakelijk is, maar dit is tot op heden nog niet gestart vanwege de wachtlijsten bij zowel [zorginstelling] als [zorgkliniek] . De verdachte staat op de wachtlijst bij [zorgkliniek] , waarbij het nog enkele maanden kan duren voordat hij daadwerkelijk kan starten. In de tussentijd kan hij, zonder één-op-één begeleiding, bij [zorgkliniek] verblijven, wat in eerste instantie ook het meest passend wordt geacht samen met ambulante behandeling van [zorginstelling] . De behandeling bij [zorginstelling] kan hopelijk op korte termijn starten. De Raad adviseert nog wel een aanvullende bijzondere voorwaarde, namelijk dat de verdachte positieve dagbesteding heeft. Daarnaast zijn er zorgen over het middelengebruik van de verdachte, maar het is niet wenselijk om dit als voorwaarde op te nemen nu dit naar verwachting op korte termijn zal leiden tot een negatieve terugmelding. Het middelengebruik dient dan ook met de hulpverlening aangepakt te worden. Tot slot adviseert de Raad om dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gezien de hoge kans op recidive zonder behandeling.
Conclusie
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze, te weten een poging tot diefstal met geweld, een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Bij oplegging van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte 44 dagen gedetineerd is geweest. Daarnaast heeft de verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen, wat is gebleken uit de openheid omtrent zijn handelen. Ook houdt de rechtbank rekening met het persoonlijkheidsonderzoek, waaruit onder andere is gebleken dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Tot slot houdt de rechtbank met het advies van de Raad om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met algemene en bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van het uitgangspunt alsmede de eis van de officier van justitie af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat een jeugddetentie van 104 dagen moet worden opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit
.De rechtbank zal daarbij bepalen dat de verdachte zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de hierna te noemen bijzondere voorwaarden, waaronder verblijf bij [zorgkliniek] , ambulante behandeling bij [zorginstelling] en dagbesteding. Tevens vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte meewerkt aan klinische behandeling bij [zorgkliniek] , tenzij dit niet langer noodzakelijk wordt geacht door de jeugdreclassering gelet op de ambulante behandeling bij [zorginstelling] en het verblijf van de verdachte bij [zorgkliniek] .
Hoewel de rechtbank met de psycholoog van oordeel is dat een klinische behandeling noodzakelijk lijkt voor het slagen ervan, is het eveneens noodzakelijk dat een behandeling zo snel mogelijk wordt gestart. Het is op dit moment nog onzeker of de verdachte terecht kan bij [zorgkliniek] en zo ja, per wanneer. Daarbij komt dat de verdachte de afgelopen periode ook positieve stappen heeft gezet in het ambulante kader. De intentie van de rechtbank is daarom dat de behandeling van de verdachte aanvankelijk wordt gestart in het ambulant kader, mede gelet op de problematiek van de verdachte en de op dit moment aanwezige motivatie van de verdachte. Mocht blijken dat de verdachte deze kans met beide handen pakt en zodanige positieve resultaten laat zien, dan geeft de rechtbank de jeugdreclassering in overweging de behandeling voort te zetten in het ambulante kader. Vooralsnog is de rechtbank van oordeel dat aansluitend een opname bij [zorgkliniek] noodzakelijk is.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen noodzaak om een contactverbod op te leggen met het slachtoffer of met de medeverdachte.
De rechtbank zal bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaar zijn. De verdachte heeft zich namelijk schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen, en gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een poging tot diefstal met geweld. De rechtbank is daarom, in het licht bezien van het risico op herhaling dat is vastgesteld door de Raad, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.