ECLI:NL:RBNHO:2025:7840

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
11741350 / VV EXPL 25-46
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het verzoek van een dierenarts om schorsing van het concurrentiebeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een dierenarts, aangeduid als [eiser], en zijn voormalige werkgever, Evidensia Dierenklinieken B.V. [eiser] verzocht om schorsing van het overeengekomen concurrentiebeding, omdat hij zich onbillijk benadeeld voelde in verhouding tot het belang van Evidensia. De dierenarts had zijn dienstverband bij Evidensia opgezegd en was van plan om per 7 juli 2025 te gaan werken bij Topdierenkliniek Zaanstreek B.V., een nieuwe praktijk die hij had opgericht samen met andere voormalige medewerkers van Evidensia. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] voldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn belang bij het kunnen werken bij Topdierenkliniek zwaarder weegt dan het belang van Evidensia bij handhaving van het concurrentiebeding. De rechter concludeerde dat het concurrentiebeding onbillijk was in verhouding tot het te beschermen belang van Evidensia, vooral gezien het feit dat er een tekort aan dierenartsen is en dat klanten van Evidensia niet noodzakelijkerwijs verloren zouden gaan door de overstap van [eiser]. De vordering van [eiser] om het concurrentiebeding te schorsen werd toegewezen, terwijl de tegenvordering van Evidensia werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan Evidensia, die in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11741350 \ VV EXPL 25-46 (SJ)
Vonnis in kort geding van 10 juli 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. N. Poggenklaas,
tegen
EVIDENSIA DIERENKLINIEKEN B.V.,
te Zaandam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Evidensia,
gemachtigde: mr. S.E. Wierenga-Heintz.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord met tegenvordering;
- de e-mail van 27 juni 2025 van [eiser] met aanvullende stukken;
- de mondelinge behandeling van 1 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [eiser] .

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een dierenarts, gespecialiseerd in de behandeling van bijzondere dieren, zoals vogels en reptielen. Evidensia is een van de grootste aanbieders van dierenzorg in Nederland, met meer dan 270 verschillende ‘gewone’ dierenartsklinieken, 46 landbouwhuisdierenklinieken en 7 dierenziekenhuizen en zo’n 3.000 medewerkers.
2.2.
Per 12 juli 2019 is [eiser] voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Evidensia in de functie van dierenarts.
2.3.
In mei 2021 is een nieuwe CAO voor de veterinaire sector in werking getreden. Het in artikel 5 van de cao vermelde concurrentie- en relatiebeding is op 9 maart 2024 als een addendum in de arbeidsovereenkomst opgenomen.
2.4.
In het beding staat het volgende, voor zover hier van belang:

Het relatie- en concurrentiebeding geldt voor een straal van 10 km rondom de praktijk van de werkgever. Als de werknemer werkt op diverse praktijken van de werkgever dan geldt de straal voor de praktijk waar de werknemer minstens 15 uur per week werkt. (…)
Voor een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd langer dan 3 jaar in dienst:
Het is niet toegestaan om binnen 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst bij een andere praktijk in een straal van 10 km rondom de praktijk te werken waar de werknemer werkzaam was. Het is tevens niet toegestaan om binnen 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst op enigerlei wijze op eigen initiatief zakelijke contacten te onderhouden met klanten van de werkgever waar de werknemer direct of indirect bij betrokken bent geweest in het jaar voor het beëindigen van je arbeidsovereenkomst.’
2.5.
Op 18 november 2024 heeft [eiser] zijn baan bij Evidensia opgezegd. Het dienstverband van [eiser] bij Evidensia is per 1 februari 2025 geëindigd.
2.6.
Op 26 februari 2025 heeft [eiser] Topdierenkliniek Zaanstreek B.V. (hierna: Topdierenkliniek) opgericht samen met twee andere voormalig medewerkers van Evidensia, [dierenarts] (dierenarts) en [praktijkmanager] (praktijkmanager).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding per direct geheel of gedeeltelijk te schorsen, althans in ieder geval zodanig te beperken/schorsen dat het hem vrijstaat om per 7 juli 2025 bij Topdierenkliniek werkzaam te zijn als dierenarts en/of directeur. Verder verzoekt [eiser] het tussen partijen overeengekomen relatiebeding direct en volledig te schorsen, althans zodanig te beperken/schorsen dat het hem vrijstaat om per 7 juli 2025 de dieren van de (voormalige) relaties van Evidensia te behandelen.
3.2.
[eiser] voert – samengevat – aan dat hij onbillijk door het concurrentie- en relatiebeding wordt benadeeld, omdat zijn belang bij het recht om onbelemmerd gebruik te maken van het recht op vrijheid van arbeidskeuze en bij de aanmerkelijke positieverbetering, die hij zal maken als hij werkzaam kan zijn bij Topdierenkliniek, zwaarder weegt dan het belang van Evidensia bij handhaving van het concurrentie- en relatiebeding. Hierbij moet volgens [eiser] worden betrokken dat dat hij niet lichtzinnig bij Evidensia is vertrokken en dat Evidensia niet veel heeft geïnvesteerd in de opleiding/kennis van [eiser] , terwijl hij die wel verder wenst te ontwikkelen en dit bij Topdierenkliniek kan doen. Volgens [eiser] kan van een serieuze aantasting van het bedrijfsdebiet geen sprake zijn omdat hij vanuit zijn functie bij Evidensia niet was betrokken bij het ontwikkelen van commerciële strategieën en geen inzicht heeft verkregen in andere concurrentiegevoelige informatie. Dat klanten zullen overstappen van Evidensia naar Topdierenkliniek levert volgens [eiser] geen inbreuk op het bedrijfsdebiet op die maakt dat hij aan het concurrentie- en/of relatiebeding moet worden gehouden. In dit verband wijst [eiser] erop dat in Zaanstad grote tekorten zijn aan dierenartsen, waardoor er lange wachttijden zijn, en dat het contact met de klanten van Evidensia al enkele maanden is verbroken.
3.3.
Evidensia voert – samengevat – aan dat zij juist een groot en evident belang heeft bij handhaving van het concurrentie- en/of relatiebeding en dat dit zwaarder weegt dan het belang van [eiser] . Het bedrijfsdebiet van Evidensia bestaat voornamelijk uit klanten (diereneigenaren) die zij bedient vanuit haar verschillende vestigingen. Volgens Evidensia zijn diereneigenaren in de regel trouw aan hun dierenarts en bouwen zij een relatie met hem op. Gebleken is dat [eiser] praktisch om de hoek van de Evidensia Plusklinieken ‘De Saen’ en ‘Saendelft’ met voormalig Evidensia personeel uit die klinieken een eigen praktijk is gestart. Door de klantenbinding is het volgens Evidensia aannemelijk dat klanten weer naar hem toegaan als zij weten dat [eiser] in de buurt voor zichzelf is begonnen. Het is daarmee evident dat Evidensia klanten gaat verliezen en schade zal leiden als [eiser] als dierenarts bij Topdierenkliniek aan de slag gaat. Hierbij komt dat [eiser] – zo het zich laat aanzien – zijn arbeidsovereenkomst met Evidensia heeft opgezegd om zo snel mogelijk een met Evidensia concurrerende praktijk te starten, waarbij hij ook een groot deel van het personeel van Evidensia heeft geronseld. Hiermee heeft [eiser] een ernstige inbreuk gemaakt op het door Evidensia te beschermen bedrijfsdebiet. Verder betwist Evidensia dat de wachttijden in de Zaanstreek zijn opgelopen tot één jaar en dat zij het werkaanbod niet aankan, hoewel er op de locatie ‘De Saen’ een langere wachttijd is. Maar dat komt omdat door toedoen van [eiser] het personeel is overgestapt.
3.4.
Bij wijze van tegenvordering verzoekt Evidensia om [eiser] te veroordelen tot nakoming van het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding en [eiser] expliciet te verbieden om gedurende de resterende looptijd van dit beding werkzaamheden te verrichten voor Topdierenkliniek, hem te gelasten zijn naam en betrokkenheid op de website van Topdierenkliniek te verwijderen en hem te verbieden op andere wijze in de (sociale) media zijn betrokkenheid bij Topdierenkliniek kenbaar te maken, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en € 500,00 per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt.

4.De beoordeling

de vordering
4.1.
De vraag die in dit kort geding moet worden beantwoord is of [eiser] vanaf begin juli 2025 voor Topdierenkliniek werkzaamheden als dierenarts en/of directeur kan uitvoeren zonder dat het concurrentie- en/of relatiebeding van Evidensia daaraan in de weg staat. Het spoedeisend belang ligt daarin besloten.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het in de arbeidsovereenkomst voor zijn functie van dierenarts opgenomen concurrentie- en relatiebeding rechtsgeldig is overeengekomen, zodat [eiser] daaraan in beginsel is gebonden. Verder is niet in geschil dat Topdierenkliniek binnen een straal van 10 km is gelegen van de praktijken van Evidensia waar [eiser] werkzaam is geweest. Daarmee staat vast dat [eiser] het concurrentiebeding overtreedt als hij binnen twaalf maanden na 1 februari 2025 werkzaamheden als dierenarts verricht voor Topdierenkliniek.
4.3.
De kantonrechter kan het concurrentie- en relatiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen als [eiser] door dat beding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Evidensia. [1]
4.4.
Het belang van een werkgever bij een concurrentie- en relatiebeding is om de opgebouwde kennis, de bestaande relaties en de concurrentiepositie te beschermen. Dit wordt ook wel aangeduid met de term ‘bedrijfsdebiet’. Dat belang kan niet zijn gelegen in de bedoeling om een werknemer te binden, mede gelet op het recht op vrije keuze van arbeid dat iedere Nederlander volgens de Grondwet heeft.
het concurrentiebeding
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een duidelijk en zwaarwegend belang heeft om zijn werkzaamheden als dierenarts voor Topdierenkliniek vanaf juli 2025 te kunnen uitvoeren. [eiser] zal dan de stap van werknemer naar mede-eigenaar kunnen maken. Hij zal naast zijn werk als dierenarts ook directietaken gaan verrichten en het personeel aansturen. Dit is voor [eiser] een aanmerkelijke positieverbetering, die hij niet bij Evidensia kon bereiken. Niet betwist is immers dat deze rollen bij Evidensia strikt gescheiden worden gehouden. Verder is de mogelijkheid om bij Topdierenkliniek zijn kennis te ontwikkelen en de door hem gewenste scholing te volgen een zwaarwegend belang voor [eiser] . Net als het recht op vrije keuze van arbeid.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Evidensia onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een bijzonder belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding. Niet is gesteld of gebleken dat [eiser] door zijn functie bij Evidensia beschikt over belangrijke informatie waarmee hij Topdierenkliniek een concurrentievoordeel geeft of kan geven die Topdierenkliniek anders niet zou hebben gehad. Verder staat tussen partijen als onweersproken vast dat er een (landelijk) tekort aan dierenartsen is en dat er wachtlijsten zijn bij dierenartsen in de Zaanstreek. Gelet hierop acht de kantonrechter het aannemelijk dat er klanten van Evidensia zullen overstappen naar Topdierenkliniek, maar dat is ongeacht of [eiser] weer als dierenarts (of directeur van een kliniek) in Zaandam aan de slag gaat. Bovendien zullen er nog drie dierenartsen bij Topdierenkliniek werkzaam zijn. Zij hebben alle drie bij de Evidensia klinieken in Zaandam en Assendelft gewerkt. Voor twee van hen is de looptijd van het concurrentie- en relatiebeding verstreken en voor de andere loopt het concurrentie- en relatiebeding af per 1 september 2025. Het is, gelet op de vertrouwensband tussen een dierenarts en de klanten, niet ondenkbaar dat deze (twee) andere dierenartsen (mede) voor een verschuiving van het klantenbestand van Evidensia zullen zorgen. Dus sowieso, los van [eiser] . Daarnaast heeft [eiser] onweersproken op de zitting gesteld dat Evidensia diereneigenaren naar hem heeft verwezen toen hij na zijn dienstverband bij Evidensia bij een kliniek in Schoorl en Bergen werkte, omdat Evidensia hun dieren niet kon helpen. Dit is niet te rijmen met de door Evidensia gestelde vrees voor het verlies van klanten. Het impliceert juist dat Evidensia op zichzelf niet vreest voor haar klantenbestand.
4.7.
Volgens Evidensia kan haar niet worden tegengeworpen dat de wachttijden zijn opgelopen. Zij voert aan dat het aan [eiser] is te wijten dat de kliniek ‘Saendelft’ de gehele maand juni 2025 gesloten is geweest omdat het personeel door zijn toedoen is opgestapt. Van deze stelling heeft Evidensia in dit kort geding echter geen begin van bewijs geleverd. Er zal nader feitenonderzoek moeten plaatsvinden en daarvoor is in deze procedure geen plaats. Daarbij is dit ook niet doorslaggevend, omdat dit het tekort aan dierenartsen en de daarmee samenhangende wachttijden niet wegneemt.
4.8.
Verder voert Evidensia aan dat de kliniek ‘Saendelft’ per 1 juli 2025 weer open is en dat zij het werkaanbod in de Zaanstreek aankan. Daar staat tegenover dat [eiser] op de zitting onweersproken heeft gesteld dat een deel van het personeel van de kliniek ‘Saendelft’ afkomstig is van de Evidensia-kliniek in Wormerveer, dat de kliniek in Wormerveer wordt gesloten en dat ook het klantenbestand en dus de workload mee overgaat. Gelet hierop is het niet aannemelijk dat het belang van Evidensia om het nieuwe team van de Evidensia kliniek ‘Saendelft’ een kans te geven om banden met klanten op te bouwen in het gedrang komt bij schorsing van het concurrentiebeding.
4.9.
Dat [eiser] er zelf voor heeft gekozen zijn arbeidsovereenkomst met Evidensia op te zeggen om Topdierenkliniek op te richten, terwijl hij wist dat Evidensia hem aan het concurrentiebeding zou houden, is, anders dan Evidensia kennelijk meent, geen zelfstandig belang van Evidensia.
4.10.
De conclusie is dat [eiser] door het overeengekomen concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Evidensia.
4.11.
De kantonrechter zal de vordering van [eiser] op dit punt daarom toewijzen en het overeengekomen concurrentiebeding bij wijze van voorlopige voorziening schorsen.
het relatiebeding
4.12.
Het relatiebeding brengt mee dat [eiser] niet op eigen initiatief zakelijke contacten met klanten van Evidensia mag onderhouden. Een redelijke uitleg van dit beding brengt mee dat dit beding [eiser] niet verbiedt om werkzaamheden te verrichten voor klanten die op hun initiatief contact opnemen met [eiser] . Op de zitting heeft [eiser] naar voren gebracht dat hij niet veel problemen heeft met het relatiebeding en dat hij klanten van Evidensia niet zelf zal benaderen. De kantonrechter gaat ervan uit dat [eiser] zich hieraan ook zal houden.
4.13.
Om discussies te voorkomen heeft [eiser] schorsing van het relatiebeding gevorderd, omdat Evidensia zich op het standpunt stelt dat [eiser] ook niet met naam en toenaam mag worden vermeld op de website van Topdierenkliniek of mag worden betrokken bij uitingen op sociale media. Ter zitting heeft Evidensia verduidelijkt dat een relatiebeding het bedrijfsdebiet onvoldoende beschermt in geval van uitlatingen op een website of in de sociale media en dat daarvoor het concurrentiebeding is. De kantonrechter leidt hieruit af dat Evidensia van mening is dat de uitlatingen van [eiser] op sociale media of op de website niet onder de reikwijdte van het relatiebeding vallen. De kantonrechter heeft geen aanleiding hierover anders te oordelen.
4.14.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] geen belang heeft bij een schorsing van het relatiebeding. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter dan ook af.
de proceskosten4.15. Evidensia is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,47
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.183,47.
de tegenvordering
4.16.
Uit het oordeel in de zaak van de vordering volgt dat het concurrentiebeding wordt geschorst. Dit heeft tot gevolg dat de tegenvordering ten aanzien de nakoming van het concurrentiebeding zal worden afgewezen.
4.17.
Zoals hiervoor al is overwogen, heeft Evidensia op de zitting verduidelijkt dat de vordering om [eiser] te gelasten zijn naam en betrokkenheid op de website van Topdierenkliniek te verwijderen en hem te verbieden zijn betrokkenheid bij Topdierenkliniek op (sociale) media kenbaar te maken, valt onder de reikwijdte van het concurrentiebeding. Omdat het concurrentiebeding zal worden geschorst, is er geen aanleiding om dit deel van de tegenvordering toe te wijzen.
4.18.
Uit het oordeel in de zaak van de vordering volgt dat het relatiebeding niet wordt geschorst vanwege het ontbreken van belang aan de zijde van [eiser] . Omdat Evidensia geen zelfstandig belang bij dit deel van de tegenvordering heeft gesteld, wordt de tegenvordering ten aanzien van de nakoming het relatiebeding afgewezen.
4.19.
Gelet op het voorgaande is er ook geen aanleiding tot het bepalen van een dwangsom.
4.20.
De proceskosten komen voor rekening van Evidensia, omdat zij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang tussen de vordering en de tegenvordering zullen de proceskosten in de tegenvordering op nihil worden gesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter
de vordering
5.1.
schorst bij wijze van voorlopige voorziening met ingang van de datum van dit vonnis het tussen [eiser] en Evidensia overeengekomen concurrentiebeding totdat in een bodemprocedure uitspraak zal zijn gedaan over een vordering als bedoeld in artikel 7:653 lid 3 BW;
5.2.
veroordeelt Evidensia in de proceskosten van € 1.183,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Evidensia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
veroordeelt Evidensia tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:653 lid 3 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW)