ECLI:NL:RBNHO:2025:7877

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
C/15/366082
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing executieverkoop van een woning in kort geding

In deze zaak heeft [eiser] een kort geding aangespannen tegen Obvion B.V. met als doel de executieverkoop van haar woning te schorsen. De vordering is ingediend op 11 juni 2025, en de voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan. [eiser] en haar partner, [betrokkene], hebben een hypothecaire lening van € 750.000 afgesloten bij Obvion, waarvoor de woning als onderpand dient. Obvion heeft de lening opgezegd en de executieverkoop aangekondigd vanwege een betalingsachterstand. [eiser] heeft een deel van de achterstand betaald, maar niet voldaan aan de volledige eisen van Obvion. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Obvion recht heeft op executie, gezien de betalingsachterstand en de faillietverklaring van [betrokkene]. De rechter oordeelt dat er geen misbruik van recht is door Obvion, en dat de belangenafweging in het voordeel van Obvion uitvalt. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/366082 / KG ZA 25-360
Vonnis in kort geding van 11 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. R.H. Bouwman,
tegen
OBVION B.V.,
te Heerlen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Obvion,
advocaat: mr. E.W.W. Danen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de productie van [eiser]
- producties 1 t/m 8 van Obvion
- de mondelinge behandeling van 10 juni 2025, waarbij mr. Danen een pleitnota heeft overgelegd en de griffier voor het overige aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is samen met [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) eigenaar van de woning aan de [adres] ([postcode]) in [plaats 2] (hierna: de woning). Voor de financiering van de aankoop van de woning hebben zij een hypothecaire geldlening gesloten met Obvion voor een bedrag van € 750.000. Tot zekerheid van de betaling daarvan hebben [eiser] en [betrokkene] aan Obvion het recht van hypotheek verleend op de woning.
2.2.
Op de hypothecaire geldlening zijn de algemene voorwaarden van Obvion van toepassing. Artikel 24 lid 1 van de algemene voorwaarden bepaalt dat Obvion de geldlening direct kan opeisen in onder meer de volgende gevallen:
a. U of een derde-hypotheekgever doet niet (op tijd) wat u of een derde-hypotheekgever met Obvion heeft afgesproken. U komt bijvoorbeeld uw verplichtingen uit de Algemene Voorwaarden niet (op tijd) na.
b. U of een derde-hypotheekgever heeft Obvion iets verteld dat niet waar is of onvolledig. Of u heeft Obvion iets niet verteld wat wel belangrijk kan zijn voor Obvion.
c. U of een derde-hypotheekgever vormt naar het oordeel van Obvion een gevaar voor de betrouwbaarheid of reputatie van Obvion of de financiële sector. Of de dienstverlening door Obvion aan u vormt een naar oordeel van Obvion onaanvaardbaar of ongeoorloofd risico. Zie voor meer informatie de leeswijzer ‘betrouwbaar handelen’.
d. U of een derde-hypotheekgever:
- overlijdt. Obvion moet hier zo snel mogelijk over geïnformeerd worden. In dat geval kan Obvion een verklaring van erfrecht vragen;
- woont niet meer in Nederland, of zal binnen een paar maanden niet meer in Nederland wonen;
- vraagt uw of zijn faillissement aan of wordt failliet verklaard;
- wordt onder curatele gesteld of verliest het vrije beheer over uw of zijn vermogen;
- vraagt surséance van betaling aan.
e. Op u of een derde-hypotheekgever wordt een wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard of daarvoor wordt een aanvraag gedaan.
f. Door of voor u of een derde-hypotheekgever wordt een schuldeisersakkoord aangeboden.
g. Het vermogen van u of een derde-hypotheekgever wordt onder bewind of beheer gesteld.
h. Er wordt beslag gelegd op het vermogen van u of een derde-hypotheekgever. Of daarop wordt op een andere manier verhaal gezocht.
[…]
2.3.
[eiser] is ook eigenaar van een andere woning en een zakelijk pand waarop beslagen rusten.
2.4.
Bij brief van 3 februari 2025 heeft Obvion de overeenkomst met [eiser] en [betrokkene] opgezegd en het openstaande bedrag van € 687.602,24 opgeëist vanwege een betalingsachterstand en op de woning gelegde executoriale, conservatoire en strafvorderlijke beslagen.
2.5.
Op 25 februari 2025 is [betrokkene] failliet verklaard met aanstelling van een curator (hierna: de curator).
2.6.
Op 9 en 22 april 2025 is [eiser] bij deurwaardersexploot gesommeerd binnen twee dagen het gehele openstaande bedrag van op dat moment € 690.088,79 plus rente te betalen en is de executieverkoop aangezegd voor het geval niet tijdig zou worden betaald.
2.7.
[eiser] heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven, maar heeft op enig moment wel een bedrag van € 13.141,10 aan Obvion betaald om de ontstane achterstand aan te zuiveren.
2.8.
De officier van Justitie heeft Obvion in het kader van het strafvorderlijk beslag bericht medewerking te verlenen aan de executieverkoop.
2.9.
Obvion heeft een taxateur de opdracht gegeven om de woning te taxeren, maar [eiser] heeft geen medewerking verleend aan een inpandige taxatie. De taxateur heeft daarop een geveltaxatie verricht.
2.10.
Bij beschikking heeft de rechter-commissaris in het faillissement van [betrokkene] een afkoelingsperiode afgekondigd voor de duur van twee maanden. De rechter-commissaris heeft desverzocht met de geplande executieverkoop van de woning ingestemd onder de voorwaarde dat de curator en Obvion na afloop van de veiling het hoogste bod beoordelen en dat gunning slechts zal plaatsvinden indien Obvion en de curator beiden met dat bod instemmen.
2.11.
De executieverkoop van de woning is gepland op 11 juni 2025.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Obvion te veroordelen om met de onmiddellijke ingang de executieverkoop van de woning te schorsen en geschorst te houden voor een periode van zes maanden op straffe van een dwangsom van € 10.000 per dag met een maximum van € 200.000,
II. Obvion te veroordelen om aan [eiser] te voldoen de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente,
III. althans zodanige beslissingen te nemen als de voorzieningenrechter juist acht.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij de betalingsachterstand heeft betaald, inmiddels inclusief de hypotheektermijn voor mei 2025. Zij is ook bereid de kosten van Obvion voor de voorbereidingen van de executieveiling te vergoeden.
Volgens [eiser] zal een executoriale verkoop van de woning naar verwachting tot een lagere opbrengst leiden dan kan worden gerealiseerd via een onderhandse verkoop. Obvion heeft daarom geen gegronde reden de voorgenomen executieverkoop door te zetten. Daarnaast wil en kan [eiser] de woning met een financiering van een andere geldverstrekker zelf overnemen. Zij stelt dat haar inkomen, onder meer uit de verhuur van het zakelijke pand en een bijdrage van haar inwonende zoon, voldoende is om de hypothecaire lasten te dragen. Als de executieverkoop van de woning doorgaat, dan staan zij en haar zoon op straat. Door onder de geschetste omstandigheden te blijven aansturen op een executieverkoop maakt Obvion misbruik van haar executierecht, aldus [eiser].
3.3.
Obvion voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van
[eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
Obvion stelt voorop dat zij het recht heeft haar onderpand in het openbaar te verkopen als de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt. In dit geval is er sprake van een betalingsachterstand - ook de maandtermijn van mei 2025 is gestorneerd - zijn er door derden meerdere executoriale beslagen op de woning gelegd en er rust een strafvorderlijk beslag van het OM (Fiod) op. Verder is [betrokkene], de mede-hypotheekgever en mede-eigenaar, failliet verklaard. [eiser] heeft ondanks herhaald aandringen geen informatie verschaft over haar financiële situatie en heeft op vragen van Obvion over de herkomst van de betaling van € 13.141,10 gelogen. Verder blijkt uit een bankafschrift van mei 2025 en de huurovereenkomst die zij als onderbouwing van de herkomst van de betaling en haar inkomen heeft overgelegd dat de huurder de betalingsverplichtingen van de huurovereenkomst niet nakomt. Daarnaast heeft [eiser] ondanks verzoeken van Obvion ook niet meegewerkt aan een inpandige taxatie van de woning.
Conform artikel 24 van de toepasselijke algemene bepalingen zijn al deze feiten los van elkaar al reden om tot opeising van de hypothecaire geldlening over te gaan. Dat [eiser] inmiddels mogelijk een deel van de achterstand heeft voldaan, maakt de opeisingsgronden niet ongedaan. Obvion kan dan ook in redelijkheid komen tot de uitoefening van haar recht van parate executie en maakt daarmee geen misbruik van haar executiebevoegdheid, aldus Obvion, die ook nog heeft opgemerkt dat haar verplichtingen uit de WFT [1] meebrengen dat zij er niet op kan vertrouwen dat zij betalingen van [eiser] zonder risico kan aannemen, omdat de herkomst van het betrokken geld bij gebrek aan toereikende en betrouwbare informatie niet kan worden vastgesteld. Ook acht zij de haalbaarheid van het door [eiser] voorgestane afwikkelingstraject dubieus, omdat zij inschat dat er geen bank in Nederland is die bereid is [eiser] onder deze omstandigheden financiering te verstrekken.
3.4.
De voorzieningenrechter zal hierna, voor zover van belang, nader op de stellingen van partijen ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is de vraag of Obvion onder de omstandigheden zoals die ter zitting zijn geschetst misbruik van haar executierecht maakt door de veiling die voor morgen is gepland door te zetten. Daarbij kan volgens [eiser] uitgangspunt zijn dat zij bereid is om de kosten van een afgeblazen veiling - zonder voorwaarden - te vergoeden. Obvion zou dus op zichzelf geen directe schade leiden door de veiling uit te stellen. De vraag is daarmee -indien dat al juist zou zijn - of de casus zodanig is dat het belang van Obvion bij uitoefening van haar executiebevoegdheid op dit moment, afgewogen tegen de belangen die daardoor worden geschaad, zo gering is dat zij met het doorzetten van de executieverkoop misbruik van recht maakt. Obvion is, blijkens het voorgaande, van oordeel dat dit niet het geval is.
De voorzieningenrechter deelt dat oordeel. Dit wordt als volgt toegelicht.
Geen misbruik van recht
4.2.
[eiser] heeft niet betwist dat Obvion in beginsel bevoegd is tot executie. Misbruik van recht is onder die omstandigheden - voor zover in dit geding relevant - alleen aanwezig wanneer de wijze waarop Obvion haar executiebevoegdheid inzet zich kenmerkt door onevenredigheid in de belangenafweging. Bij de beoordeling of daarvan sprake is moet het geheel van feiten en omstandigheden worden betrokken, waaronder ook de wijze waarop partijen in de aanloop naar de executieverkoop met de eigen verplichtingen en elkanders belangen zijn omgesprongen.
4.3.
Allereerst moet worden opgemerkt dat Obvion in dat traject niet over één nacht ijs is gegaan. Zij heeft [eiser] al in september 2024 verzocht om heldere informatie omtrent haar financiële omstandigheden en heeft dat verzoek na het faillissement van [betrokkene] een aantal malen herhaald. Obvion heeft die informatie vervolgens niet of zeer mondjesmaat gekregen. In ieder geval zijn een aantal essentiële omstandigheden niet spontaan meegedeeld, waaronder het feit dat [eiser] nog een andere woning met een hoge hypothecaire geldlening bezit, waar ook beslagen op rusten.
4.4.
Verder moet worden vastgesteld dat Obvion in de periode die sinds het faillissement van deelgenoot [betrokkene] (op 25 februari 2025) is verstreken, anders dan [eiser] in de dagvaarding heeft doen stellen, wel degelijk gemotiveerd heeft gereageerd op verzoeken van [eiser] om gelegenheid te krijgen om de woning onderhands te verkopen. [eiser] heeft niet weersproken dat Obvion daarbij duidelijk heeft gemaakt onder welke voorwaarden zij in beginsel bereid was om daarin mee te gaan: [eiser] mocht een voorstel doen, onderbouwd met stukken, welk voorstel niet alleen moet voorzien in betaling van de achterstand en de kosten, maar ook de instemming moet hebben van de curator en alle beslagleggers.
Gesteld noch gebleken is dat [eiser] enige poging heeft gedaan om van de voldoening aan die voorwaarden werk te maken. Omtrent de contacten die hebben plaatsgevonden is van de kant van [eiser] hoegenaamd geen informatie verstrekt en van de vele haken en ogen in de financiële situatie van [eiser] en [betrokkene] is in de dagvaarding in het geheel geen melding gemaakt. Die heeft de voorzieningenrechter van Obvion moeten vernemen, die er zich bovendien - en naar aan te nemen valt: terecht - over heeft beklaagd dat zij nog steeds geen goed zicht heeft op de financiële handel en wandel van [eiser].
4.5.
Tot de belangen die met uitoefening van de executiebevoegdheid nú worden gediend, behoort in ieder geval het belang dat er concreet zicht is op afwikkeling van een moeizaam verlopen executietraject, waarin Obvion ook van doen heeft met een aantal beslagleggers wier belangen zij zich moet aantrekken, waaronder het OM (Fiod) met een strafvorderlijk beslag [2] en met de curator, met wie het door Obvion voorgestane afwikkelingstraject is afgestemd.
Uitstel kan in dit geval niet van Obvion worden verlangd
4.6.
Dat sluit op zichzelf niet uit dat er geen omstandigheden kunnen zijn waarin van Obvion zou kunnen worden verlangd om [eiser] - die zich presenteert als deelgenoot in een gemeenschap die vooral door activiteiten van haar failliet verklaarde partner in zwaar weer verzeild is geraakt – nog enkele maanden te geven om het door haar nagestreefde alternatief handen en voeten te geven, maar dat stelt dan wel een tweetal eisen aan de casus waaraan deze evident niet voldoet.
1.
WFT-proof
4.7.
Obvion heeft onweersproken aangevoerd dat haar verplichtingen onder de WFT in het onderhavige geval meebrengen dat zij de aangeboden afkoop van [eiser] niet zonder meer kan aannemen, omdat [eiser] - ondanks herhaalde daartoe strekkende vragen - de herkomst van het betrokken geld niet behoorlijk heeft aangetoond. Zo blijkt uit een door [eiser] overgelegde bankafschrift van een lening van € 10.000 van een derde (M.M.M. [betrokkene]) en van een betaling van € 2.500 door de inmiddels failliete [betrokkene] vanuit het buitenland.
De voorzieningenrechter acht het begrijpelijk en terecht dat Obvion op dit punt wantrouwend is. Dat het OM in verband met een Fiod-kwestie strafvorderlijke beslagen heeft liggen, is daarvoor mede redengevend. Dit brengt mee dat dubieus is of Obvion een lossing [3] zonder meer als bevrijdende betaling kan accepteren. Die onzekerheid bestaat bij voortzetting van het in gang gezette executietraject niet.
2.
Er moet een redelijk perspectief zijn op het rondkomen van het alternatieve traject
4.8.
Bij uitstel van de veiling zal na ommekomst van de afkoelingsperiode, die twee maanden loopt, de woning alsnog moeten worden verkocht. [eiser] gaat er met de door haar voorgestane wijze van afwikkeling van uit dat zij in staat is om overname van de woning onderhands gefinancierd te krijgen.
Namens [eiser] is medegedeeld dat die financiering afkomstig zal (moeten) zijn uit een kring van financiers op wie de WFT niet van toepassing is en dat de betrokken financier maximaal 80% van de waarde van de woning zal financieren. Op de vraag van de voorzieningenrechter hoe de overige 20% moet worden gefinancierd is geen duidelijk antwoord gekomen. Men lijkt erop te speculeren dat de tussen de deelgenoten [eiser] en [betrokkene] afgesproken ‘onderhandse waarde’ zodanig onder de marktwaarde ligt dat dit in relatie tot een taxatie - die nog ontbreekt - bewegingsruimte biedt. Daarmee ziet men er echter aan voorbij dat Obvion mede de belangen van de beslagleggers in het oog moet houden en die lijken alle overwaarde die in de woning zit nodig te hebben om aan hun trekken te komen. Er is dan ook geen redelijk perspectief op het daadwerkelijk rondkomen van het alternatieve traject.
Alternatieve woonruimte
4.9.
Voor zover [eiser] zich erop heeft beroepen dat zij als gevolg van de executieverkoop haar woonruimte zal verliezen, is dat geen reden voor een ander oordeel. Daarvoor is (onder meer) redengevend dat de faciliteiten die zij stelt te hebben om het door haar gewenste alternatief te realiseren (een op termijn van circa drie maanden realiseerbare mogelijkheid om een woning met een marktwaarde van € 800.000 à € 900.000 over te nemen en daarnaast de aanwezigheid van liquiditeit om gedurende zes maanden de lopende kosten van de bestaande hypotheek te voldoen) ook kunnen worden aangewend om alternatieve huisvesting te realiseren.
4.10.
De slotsom is dat de vorderingen niet voor toewijzing vatbaar zijn.
Proceskosten
4.11.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Obvion worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.
1680

Voetnoten

1.Wet op het financieel toezicht
2.op grond van artikel 94 Wetboek van Strafvordering (Sv)
3.artikel 3:269 Burgerlijk Wetboek (BW)