ECLI:NL:RBNHO:2025:7884

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
11256900
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor instapweigering bij vlucht door vervoerder; toepassing van de Verordening en no-show status

In deze zaak hebben de passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, Austrian Airlines AG, voor een vermeende instapweigering op een vlucht van Sofia naar Amsterdam via Wenen. De passagiers stellen dat zij recht hebben op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij zouden zijn geweigerd bij het instappen. De vervoerder betwist echter dat de Verordening van toepassing is, omdat de passagiers als 'no-show' zijn aangemerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers zich niet tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld, wat een voorwaarde is voor de toepassing van de Verordening. De vervoerder heeft bewijs geleverd dat de passagiers niet aan deze voorwaarde voldeden, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de passagiers daarom moet worden afgewezen. De proceskosten zijn toegewezen aan de passagiers, omdat zij ongelijk hebben gekregen. Het vonnis is uitgesproken op 9 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11256900 \ CV EXPL 24-5643
Uitspraakdatum: 9 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]

3. [eiser 3]pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kind
[minderjarige]allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. J. Nooij & mr. N. van der Graaf (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een vermeende instapweigering op de vlucht. De vervoerder voert aan dat de Verordening in het onderhavige geval niet van toepassing is, nu zij zijn aangemerkt als ‘no-show’. Het verweer van de vervoerder slaagt. De vordering van de passagiers wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 5 augustus 2022 moest vervoeren van Sofia Airport (Bulgarije) via Vienna International Airport (Oostenrijk) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met de vluchtcombinatie OS800 en OS371.
2.2.
Vlucht OS800 van Sofia naar Wenen (hierna: de vlucht) is uitgevoerd, maar de passagiers zijn niet meegevlogen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.
2.5.
Passagier sub 3 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens zijn minderjarige kind te voeren.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.283,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 548,49, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de instapweigering op de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 per passagier. [1] Daarnaast vorderen zij de vervoerder te veroordelen tot betaling van de door hen extra gemaakte kosten, ter waarde van, in totaal, € 1.683,00, voor een alternatieve vlucht naar de eindbestemming.
3.3.
Ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening).
3.4.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Uit de Verordening volgt dat voor toepassing van de Verordening onder meer is vereist dat passagiers zich – behalve in geval van annulering – bij de incheckbalie melden. [2] De vervoerder heeft gemotiveerd betwist dat de passagiers zich (tijdig) bij de incheckbalie hebben gemeld. Ter onderbouwing heeft hij een afschrift van de ‘Passenger Name Record’ overgelegd. Hieruit blijkt dat zij zijn aangemerkt als ‘no-show’. De stelling van de passagiers dat zij zich wel degelijk voor het instappen hebben gemeld, vervolgens zijn geweigerd en daardoor zijn aangemerkt als ‘no-show’, kan de kantonrechter niet volgen. De vervoerder heeft namelijk voldoende onderbouwd dat daar een andere code voor wordt gebruikt, namelijk: ‘DB’, hetgeen inhoudt ‘
denied boarding’.De stelling van de passagiers dat de aansluitende vlucht OS371 voor hen is geannuleerd en dat hen daarom de toegang tot de vlucht is geweigerd, kan evenmin worden gevolgd. De vervoerder heeft namelijk eveneens voldoende onderbouwd dat vlucht OS371 pas op 5 augustus 2022 om 07:09 uur (lokale tijd) voor de passagiers is geannuleerd, terwijl de vlucht reeds om 05:58 uur (lokale tijd) is vertrokken.
4.3.
De verantwoordelijkheid om tijdig bij de gate te zijn ligt bij de passagiers, hetgeen zij hebben nagelaten. Daarmee hebben zij niet aan de voorwaarden voor toepassing van de Verordening voldaan. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 542,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 3 lid 2 van de Verordening.