ECLI:NL:RBNHO:2025:7910

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
C/15/365173 / KG ZA 25-277
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op exploitatie van de formule Maaltijd Thuis door AHF zonder instemming van franchisenemers

In deze zaak heeft de Vereniging van Albert Heijn Franchisenemers (Vereniging c.s.) AHF, de franchisenemer van Albert Heijn, in kort geding aangeklaagd. De aanleiding voor de rechtszaak is de introductie van het concept 'Maaltijd Thuis' door AHF, een bezorgservice voor kant-en-klaar maaltijden, zonder voorafgaande instemming van de franchisenemers. De rechtbank had eerder, in een bodemprocedure, geoordeeld dat AHF instemming van de franchisenemers nodig heeft om deze formule te exploiteren, omdat het een afgeleide formule is volgens de Wet Franchise. De Vereniging c.s. vorderde in het kort geding dat AHF zou worden verboden om de exploitatie van Maaltijd Thuis voort te zetten zonder deze instemming. De voorzieningenrechter heeft de vordering toegewezen, met de overweging dat de voorzieningenrechter gebonden is aan de eerdere uitspraak van de bodemrechter. De rechtbank benadrukte dat de verklaring voor recht bindend is en dat AHF zich moet houden aan de wettelijke vereisten voor instemming. AHF heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de Vereniging c.s. toewijsbaar was, omdat AHF geen instemming had gevraagd en verkregen. De voorzieningenrechter heeft AHF een termijn van vier weken gegeven om aan het verbod te voldoen en een dwangsom opgelegd voor het geval AHF in strijd handelt met het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/365173 / KG ZA 25-277
Vonnis in kort geding van 8 juli 2025
in de zaak van
1. de vereniging
VERENIGING VAN ALBERT HEIJN FRANCHISENEMERS,
gevestigd te Woerden,
hierna te noemen: de Vereniging
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2] B.V.,
gevestigd te [plaats 1],
hierna te noemen [eiser 2],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 3] B.V.,
gevestigd te [plaats 2],
hierna te noemen: [eiser 3],
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 4] B.V.,
gevestigd te [plaats 3],
hierna te noemen: [eiser 4]
eiseressen,
hierna samen te noemen: de Vereniging c.s.
advocaten mr. J. Sterk en mr. M. Munnik,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALBERT HEIJN FRANCHISING B.V.,
gevestigd te Zaandam,
gedaagde,
hierna te noemen AHF,
advocaten mr. A.M.A. Canta en mr. N.E. Kuijer.

1.De zaak in kort geding

AHF heeft medio 2022 het concept Maaltijd Thuis geïntroduceerd. Dit is een bezorgservice voor kant en klaar maaltijden. Bij vonnis van 8 januari 2025 (ECLI:NL:RBNHO:2025:43) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank voor recht verklaard dat het concept Maaltijd Thuis een afgeleide formule is als bedoeld in de Wet Franchise en dat AHF voorafgaand aan het exploiteren daarvan instemming moet vragen van haar franchisenemers. De Vereniging c.s. vordert in dit kort geding AHF te verbieden om, zolang geen instemming is verkregen van de franchisenemers, de exploitatie van Maaltijd Thuis in haar huidige vorm voort te zetten, voor zover daarbij gebruik wordt gemaakt van het merk “Albert Heijn”. De voorzieningenrechter wijst de vordering toe. Krachtens de afstemmingsleer is de voorzieningenrechter gebonden aan de beslissing van de bodemrechter. De verklaring voor recht is vanaf de datum van de uitspraak voor partijen bindend en partijen dienen zich daarnaar te gedragen. Dit brengt mee, zolang in hoger beroep niet anders is beslist, dat AHF niet zonder instemming van de Vereniging c.s. de exploitatie van de Maaltijd Thuis formule onverkort mag voortzetten.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 37
  • de akte overlegging producties 38 en 39
  • de aanvullende akte overlegging producties 40 en 41
  • de akte overlegging producties met producties AHF001- AHF005
  • de akte overlegging aanvullende productie AHF006
  • de mondelinge behandeling waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitnota van Vereniging c.s.
  • de pleitnota van AHF.
2.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen,
van de zijde van de Vereniging c.s.:
  • dhr. [betrokkene 1], directeur van de Vereniging
  • dhr. [betrokkene 2], directeur [eiser 4] (voorheen tot ’23 secretaris ledenraad)
  • dhr. [betrokkene 3], directeur [eiser 2],
bijgestaan door mr. Sterk en mr. Munnik voornoemd
en van de zijde van AHF:
  • mw. [betrokkene 4], VP Winkeloperatie en Franchise
  • mw. [betrokkene 5], senior legal counsel
  • mw. [betrokkene 6], legal counsel
  • dhr. [betrokkene 7], director business development & partnerships
  • dhr. [betrokkene 8], director business control RE&C and Franchise
  • mw. [betrokkene 9], directeur van Food Connect, het bedrijf dat het concept Maaltijd Thuis exploiteert,
bijgestaan door mr. Canta en mr. Kuijer voornoemd.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
AHF heeft van Albert Heijn B.V. de Albert Heijn-winkelformule voor Nederland in licentie verkregen en vervolgens in franchise uitgegeven aan circa 200 franchisenemers (hierna: de franchisenemers). [eiser 2], [eiser 3] en Horst exploiteren als franchisenemers Albert Heijn-supermarkten.
3.2.
De franchisenemers hebben zich verenigd in de Vereniging. Statutair doel van de Vereniging is de behartiging van de belangen van de franchisenemers in hun relatie tot AHF. In artikel 1.2 lid 2 van de statuten van de Vereniging staat dat de Vereniging dit doel onder meer tracht te bereiken door:

a. overleg te voeren met de Franchisegever (AHF, rechtbank)
(…)
c. bindende afspraken aan te gaan met Franchisegever waaraan de Leden, als Franchisenemers, zowel via de vereniging als direct via de Franchiseovereenkomsten gebonden zullen zijn (overeenkomstig en onder de voorwaarden zoals in de statuten bepaald);
(…)
f. het voeren van rechtsgedingen (…).
3.3.
AHF heeft zich bereid verklaard binnen de overlegstructuur met de Vereniging te komen tot bindende afspraken tussen de Vereniging en AHF. Op 23 november 2005 hebben AHF en de Vereniging een convenant gesloten. In dat convenant hebben partijen afspraken gemaakt over hun samenwerking. In 2022 hebben zij een overlegprotocol vastgesteld. Daarin hebben partijen nadere afspraken gemaakt over een overlegstructuur.
3.4.
AHF heeft met de franchisenemers franchiseovereenkomsten gesloten.
3.5.
Op 1 januari 2021 is de Wet franchise in werking getreden. Voorafgaand daaraan zijn de Vereniging en AHF in overleg getreden over de implementatie van die wet door middel van het sluiten van een addendum op de franchiseovereenkomsten (hierna: het addendum). In de eerste week van november 2020 heeft AFH een eerste concept van het addendum aan de Vereniging gestuurd. Het ging daarbij onder meer over de hoogte van de drempelwaarde voor verwachte omzetderving die zou gelden voor het instemmingsrecht van de franchisenemers bij een voornemen van AHF om een wijziging in de franchiseformule door te voeren of een afgeleide formule te doen exploiteren, zoals bedoeld in artikel 7:921 lid 1 aanhef sub d Burgerlijk Wetboek (BW). Op 13 april 2021 is in artikel 1.3 van het addendum bepaald dat partijen over de drempelwaarde wijziging franchiseformule en de drempelwaarde afgeleide formule “
geen overeenstemming[hebben]
weten te bereiken en[dat]
het wettelijke instemmingsrecht[geldt].
3.6.
Op 1 juni 2022 heeft AHF haar plannen voor het concept Maaltijd Thuis aan de Vereniging gepresenteerd. Dit concept houdt in dat AHF een samenwerking aangaat met Food Connect Maaltijdservice B.V. (hierna: Food Connect), voor een maaltijd-bezorgservice onder de naam Maaltijd Thuis en met gebruik van het beeldmerk van Albert Heijn (hierna: Maaltijd Thuis). De Vereniging heeft aan AHF de vraag gesteld of sprake is van een afgeleide formule (in de zin van artikel 7:911 lid 2 sub b BW), waarvoor op grond van artikel 7:921 BW de instemming van de franchisenemers vereist is. AHF heeft zich in de gevoerde correspondentie steeds op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een afgeleide formule.
3.7.
Op 8 juni 2022 is AHF gestart met de exploitatie van Maaltijd Thuis.
3.8.
In de periode 1 juli 2022 tot en met 17 juli 2023 heeft de Vereniging c.s. getracht AHF ervan te overtuigen dat Maaltijd Thuis wel degelijk kwalificeert als een afgeleide formule en dat dientengevolge een instemmingsrecht van toepassing is. AHF heeft dit betwist en zich (onder meer) op het standpunt gesteld dat de franchisenemers alleen een instemmingsrecht hebben als de afgeleide formule een substantiële financiële impact voor de franchisenemers heeft. Het maken van werkafspraken over Maaltijd Thuis is daarom niet gelukt.
3.9.
De Vereniging c.s. heeft vervolgens een bodemprocedure aanhangig gemaakt waarin zij heeft gevorderd voor recht te verklaren dat Maaltijd Thuis kwalificeert als een afgeleide formule en dat AHF voor de invoering daarvan instemming dient te vragen aan de Vereniging. AHF heeft verweer gevoerd en heeft in reconventie gevorderd voor recht te verklaren dat de Vereniging zich met betrekking tot het vaststellen van een drempelwaarde niet heeft gedragen, althans zich niet gedraagt als goed franchisenemer alsmede veroordeling van de Vereniging om binnen drie maanden met AHF een redelijke drempelwaarde overeen te komen, bij gebreke waarvan deze binnen zes maanden wordt vastgesteld door drie deskundigen, op straffe van een dwangsom.
3.10.
De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft bij vonnis van 8 januari 2025 (ECLI:NL:RBNHO:2025:43) (hierna ook: het vonnis) de vorderingen in conventie toegewezen en voor recht verklaard dat Maaltijd Thuis een afgeleide formule is als bedoeld in artikel 7:911 lid 2 BW en dat AHF op grond van artikel 7:921 lid 2 BW voorafgaand aan het doen exploiteren van Maaltijd Thuis instemming aan de franchisenemers moet vragen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de Vereniging c.s. voldoende onderbouwd heeft gesteld dat sprake is van grotendeels dezelfde producten; de ruime keuze uit kant-en-klaarmaaltijden in de supermarkten van Albert Heijn doet volgens de rechtbank niet onder voor de keuzemogelijkheden voor kant-en-klaarmaaltijden bij Maaltijd Thuis. Daarnaast zijn de prijzen vergelijkbaar. Volgens de rechtbank vormt de bijkomende serviceverlening die Maaltijd Thuis desgewenst aan klanten kan bieden bovendien niet de essentie van het product dat zij levert en is nog steeds sprake van grotendeels dezelfde producten als de producten die ook in de supermarkten van Albert Heijn worden verkocht, zodat sprake is van een afgeleide formule. Omdat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een drempelwaarde en dat ook zo in het addendum hebben vastgelegd, is artikel 7:921 lid 2 BW in dit geval van toepassing. Dat betekent volgens de rechtbank dat voorafgaande instemming steeds is vereist indien redelijkerwijs te voorzien is dat er in ieder geval enige omzetderving voor de franchisenemers zal zijn, ongeacht de omvang daarvan. De rechtbank heeft bovendien geoordeeld dat het beroep van de Vereniging c.s. op het wettelijk instemmingsrecht zoals partijen zijn overeengekomen in het addendum in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het instemmingsrecht van artikel 7:921 BW niet strijdig is met Europees mededingingsrecht en ook niet wegens strijd met de Dienstenrichtlijn buiten toepassing dient te worden gelaten.
In reconventie heeft de rechtbank overwogen dat partijen weliswaar zijn overeengekomen dat voorlopig het wettelijk instemmingsrecht geldt, maar dat dat niet wegneemt dat de Vereniging had moeten begrijpen dat partijen opnieuw in onderhandeling zouden treden over een drempelwaarde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft AHF tot 23 november 2023 zelf echter onvoldoende voortvarend gehandeld om te kunnen oordelen dat de Vereniging zich in die periode niet als goed franchisenemer heeft gedragen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat niet is gebleken dat AHF na het sluiten van het addendum – en tot het instellen van de eis in reconventie op 24 november 2023 – heeft aangedrongen op het alsnog expliciet overeenkomen van die drempelwaarde en de onderhandelingen daarover dan ook feitelijk stil hebben gelegen en dit niet (alleen) aan de Vereniging is aan te rekenen. De rechtbank is wel van oordeel dat de Vereniging, nadat AHF haar had uitgenodigd om weer in overleg te treden, zich niet als goed franchisenemer heeft gedragen door dit af te wijzen en alleen afspraken over een drempelwaarde te willen maken in samenhang met de onderhandelingen over AH Online. De rechtbank heeft daarom voor recht verklaard dat de Vereniging zich met betrekking tot het vaststellen van een drempelwaarde voor omzetderving ten gevolge van een afgeleide formule vanaf 24 november 2023 niet gedraagt als goed franchisenemer in de zin van artikel 7:912 BW. De rechtbank heeft de vordering van AHF om de Vereniging te veroordelen om (alsnog) binnen drie maanden een redelijke drempelwaarde overeen te komen en bij gebreke daarvan deze door deskundigen te laten vaststellen, afgewezen, omdat de Vereniging eerst een inspanningsverplichting heeft om met AHF te gaan onderhandelen.
3.11.
AHF heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 8 januari 2025.
3.12.
De onderhandelingen over de drempelwaarde zijn na het vonnis van 8 januari 2025 weer op gang gekomen, maar partijen hebben daarover nog geen overeenstemming bereikt.
3.13.
AHF is voortgegaan met de exploitatie van Maaltijd Thuis zonder de Vereniging c.s. daarvoor instemming te vragen. De Vereniging c.s. heeft AHF daarom verzocht en gesommeerd het gebruik van het Albert Heijn beeldmerk in het kader van Maaltijd Thuis te staken. AHF heeft aangegeven aan deze verzoeken en sommaties geen gehoor te zullen geven.

4.Het geschil

4.1.
Vereniging c.s. vordert
bij wege van voorlopige voorziening, voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
I. AHF te verbieden om, zolang geen instemming is verkregen van de franchisenemers, dan wel van de Vereniging als hun collectieve belangenbehartiger, de exploitatie van de formule “Maaltijd Thuis” in haar huidige vorm voort te zetten, voor zover daarbij gebruik wordt gemaakt van het merk “Albert Heijn”;
II. AHF te veroordelen om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis aan dit verbod uitvoering te geven, onder toezending aan de Vereniging van een schriftelijke bevestiging van de getroffen maatregelen;
III. AHF te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 50.000,- per dag (of gedeelte daarvan) dat zij in strijd handelt met het onder I en/of II gevorderde, met een maximum van € 2.500.000,-, althans een door U.E.A. in goede justitie te bepalen bedrag;
IV. AHF te veroordelen in de kosten van dit geding, hierbij inbegrepen een bedrag aan advocaatkosten en nakosten.
4.2.
De Vereniging c.s. legt, kort gezegd en voor zover voor dit geschil van belang, het volgende aan haar vordering ten grondslag.
AHF weigert ten onrechte, ondanks verzoeken en sommaties van de Vereniging c.s., uitvoering te geven aan het vonnis van 8 januari 2025. Met iedere dag dat AHF doorgaat met de exploitatie van Maaltijd Thuis onder het Albert Heijn-merk zonder de instemming van de Vereniging te vragen, wordt een fundamenteel recht van de franchisenemers geschonden, een recht dat de wetgever met de Wet franchise nadrukkelijk heeft willen beschermen en dat de rechtbank heeft bevestigd. AHF onttrekt zich willens en wetens aan de werking van het vonnis en negeert het wettelijk instemmingsrecht volledig. De Vereniging c.s. vordert daarom dat het AHF wordt verboden het concept Maaltijd Thuis verder te exploiteren onder gebruikmaking van het Albert Heijn-merk, zolang niet is voldaan aan het wettelijk instemmingsvereiste.
4.3.
AHF voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen gaat de voorzieningenrechter hierna, voor zover van belang, nader in.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang

5.1.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als daarbij een spoedeisend belang bestaat. AHF betwist dat de Vereniging c.s. een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Volgens AHF is geen sprake van enig nadeel aan de kant van de Vereniging c.s. dat maakt dat een voorlopige voorziening moet worden getroffen en het appel in de bodemzaak niet kan worden afgewacht. De Vereniging c.s. heeft immers zelf aangegeven dat de impact van Maaltijd Thuis gering is, aldus AHF.
5.2.
Met dit kort geding vordert de Vereniging c.s. feitelijk naleving van het vonnis van de rechtbank van 8 januari 2025, waarbij is vastgesteld dat Maaltijd Thuis kwalificeert als een afgeleide formule in de zin van artikel 7:911 lid 2 sub b BW en dat AHF voor de invoering daarvan instemming dient te vragen aan de Vereniging c.s., althans aan de franchisenemers van AHF. De vraag die voorligt is of partijen zich – hangende het hoger beroep – moeten gedragen in overeenstemming met dit door de rechtbank ten behoeve van de Vereniging c.s. vastgestelde instemmingsrecht. Daarmee is het spoedeisend karakter van de vorderingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter reeds gegeven, zodat Vereniging c.s. ontvankelijk is in haar vordering.
5.3.
Anders dan AHF betoogt is een door een Nederlandse rechter uitgesproken verklaring voor recht vanaf de datum van de uitspraak voor partijen bindend. Wanneer een partij de uitkomst van een verklaring voor recht niet nakomt, kan de wederpartij een vordering tot nakoming daarvan instellen. Het instellen van hoger beroep doet daaraan niet af. Een hoger beroep schorst slechts de uitvoerbaarheid van een uitspraak maar aan een declaratoir vonnis valt niets uit te voeren, zodat de schorsing dat vonnis niet raakt. Totdat in hoger beroep anders wordt beslist, is de uitspraak van de bodemrechter het antwoord op de vraag hoe partijen zich tegenover elkaar hebben te gedragen en hoe zij hebben te handelen.
5.3.
De door de Vereniging c.s. ingestelde vordering strekt ertoe om AHF te dwingen zich overeenkomstig het vonnis te gedragen. Omdat AHF weigert (en dit ook ter zitting nogmaals heeft herhaald) de vereiste instemming te vragen, vordert de Vereniging c.s. dat AHF wordt verboden de exploitatie van Maaltijd Thuis onder het merk Albert Heijn voort te zetten zolang geen instemming is verkregen, om zodoende het door de rechtbank vastgestelde instemmingsrecht geldend te maken. Dat die vordering niet in de bodemprocedure is ingesteld door de Vereniging c.s., maakt niet dat die vordering nadien in kort geding niet ontvankelijk is, of dat de instelling daarvan op dit moment als misbruik van (proces)recht moet worden gekwalificeerd.
5.4.
De voorzieningenrechter volgt AHF evenmin in haar betoog dat de Vereniging c.s. geen belang heeft bij haar vordering, omdat de financiële impact van Maaltijd Thuis gering is. De Vereniging c.s. heeft er belang bij dat het door de rechtbank vastgestelde instemmingsrecht wordt nageleefd. Dat AHF heeft aangeboden, totdat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, aantoonbare schade te vergoeden, maakt dit niet anders. Alleen al omdat de schade voor de Vereniging c.s. uiteindelijk moeilijk te kwantificeren zal zijn, zonder openheid van zaken van AHF over de verkopen van AHF met Maaltijd Thuis, welke openheid door AHF onbetwist wordt geweigerd. Daarbij komt dat het instemmingsrecht een preventieve functie heeft, die juist moet voorkomen dat franchisenemers schade lijden.
5.5.
Ook het verwijt dat de Vereniging c.s. met dit kort geding het instemmingsrecht gebruikt om invloed uit te oefenen op het beleid van AHF ten aanzien van Maaltijd Thuis en misbruik van recht maakt, faalt. De Vereniging heeft na het vonnis van de rechtbank de onderhandelingen met AHF over de drempelwaarde weer opgepakt. Dat partijen nog niet tot overeenstemming zijn gekomen kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet enkel de Vereniging c.s. worden aangerekend. Het vaststellen van de hoogte van drempelwaarden is maatwerk en is afhankelijk van het type franchise, de betreffende branche en keten en de omvang van de franchiseondernemingen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de discussie zich in de overgelegde mailwisselingen over de drempelwaarden ook op deze aspecten toespitst, alsmede op het daarbij te hanteren uitgangspunt dat het instemmingsrecht niet illusoir mag worden door het opnemen van een te hoge drempelwaarde. Dat de Vereniging c.s. zich in dit kader onredelijk opstelt is voorshands niet gebleken.
Afstemmingsleer
5.6.
De rechter die in kort geding beslist op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de civiele bodemrechter een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, dient in beginsel zijn vonnis af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter. Ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Dit betekent in dit geval dat, zolang het hof in hoger beroep niet anders heeft beslist, ervan uit dient te worden gegaan dat het concept Maaltijd Thuis kwalificeert als een afgeleide formule voor de invoering waarvan AHF instemming dient te vragen aan de Vereniging c.s.
5.7.
Het standpunt van AHF dat de afstemmingsleer in dit geval niet opgaat omdat er geen tegenstrijdige uitspraak zal zijn indien de vorderingen van de Vereniging c.s. in dit kort geding worden afgewezen, volgt de voorzieningenrechter niet. Over het instemmingsrecht dat de Vereniging c.s. in dit kort geding geldend wenst te maken (alleen exploitatie na verkregen instemming), is door de meervoudige kamer van de rechtbank in de bodemprocedure uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist. De rechtbank heeft uitdrukkelijk (en uitgebreid gemotiveerd) geoordeeld dat Maaltijd Thuis kwalificeert als een afgeleide formule en dat voor het exploiteren van deze formule instemming van de Vereniging c.s., althans de franchisenemers vereist is. Afwijzing van het verbod zou feitelijk betekenen dat het instemmingsrecht niet geldt, hetgeen strijdig is met het oordeel van de rechtbank.
5.8.
Op grond van de afstemmingsleer dient de voorzieningenrechter (ook in dit geval) haar oordeel af te stemmen op dat van de bodemrechter. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit uitgangspunt. Dit zal het geval kunnen zijn indien het vonnis van de civiele bodemrechter klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust of sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter, in geval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. (vgl. onder meer HR 7 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0015). Dat laatst genoemde situatie zich voordoet is gesteld noch gebleken.
5.9.
Het standpunt van AHF dat het vonnis van 8 januari 2025 berust op een (kennelijke) juridische misslag volgt de voorzieningenrechter niet. Ter onderbouwing van een dergelijk standpunt moet de zich daarop beroepende partij nauwkeurig aangeven welke onderdelen van het vonnis
kennelijkonjuist zijn en waarom. Het herhalen van de eigen (in hoger beroep herhaalde) standpunten die volgens AHF tot een andere uitkomst zouden moeten leiden, volstaat daartoe niet.
5.10.
Omdat AHF de Vereniging c.s. niet om instemming heeft gevraagd is de vordering zoals deze is ingesteld dan ook in beginsel toewijsbaar. Dat toewijzing voor AHF grote financiële impact zal hebben, maakt dit niet anders. Zoals de Vereniging c.s. terecht heeft aangevoerd, is dit het rechtstreekse gevolg van de eigen opstelling van AHF en het welbewust, ook na het vonnis van de rechtbank, niet naleven van het instemmingsrecht.
5.11.
Ook het verweer dat het gevorderde verbod geen voorlopige maatregel is omdat de verwijdering van het beeldmerk definitief van aard is, volgt de voorzieningenrechter niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het heel wel mogelijk om tijdelijk, op een meer of minder provisorische wijze, het beeldmerk te verwijderen (bijvoorbeeld door het plakken van stickers), zodat op het moment dat alsnog instemming wordt verkregen of in hoger beroep anders wordt geoordeeld, die tijdelijke oplossing weer kan worden teruggedraaid.
Conclusie
5.12.
De onderhavige vordering strekt tot naleving van het door de rechtbank vastgestelde instemmingsrecht van de Vereniging c.s. Op grond van de afstemmingsleer dient de voorzieningenrechter in dit kort geding als vaststaand aan te nemen dat AFH de formule Maaltijd Thuis met gebruik van het Albert Heijn-beeldmerk eerst na verkregen instemming van de Vereniging c.s., althans de franchisenemers kan exploiteren. Vast staat dat die instemming is gevraagd, noch verkregen. De voorzieningenrechter zal het gevorderde verbod daarom toewijzen.
5.13.
Teneinde aan het verbod te kunnen voldoen, zal AHF maatregelen moeten treffen. De voorzieningenrechter is met AHF van oordeel dat een termijn van twee dagen, zoals gevorderd, daartoe te kort is. De voorzieningenrechter acht, alles overziende, een termijn van vier weken na betekening van dit vonnis redelijk.
5.14.
Het verbod komt te vervallen zodra AHF alsnog instemming heeft gevraagd en verkregen. In dat verband merkt de voorzieningenrechter op dat AFH en de Vereniging zich in dat kader (uiteraard) als goed franchisegever en franchisenemer zullen moeten gedragen. De franchisenemers hebben recht op een eerlijke informatievoorziening zodat zij een geïnformeerde beslissing zullen kunnen nemen als om (voorlopige) instemming wordt gevraagd en zij zullen op hun beurt de verzochte instemming niet op onredelijke gronden mogen weigeren.
5.15.
De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsom matigen en maximeren zoals bepaald in de beslissing.
5.16.
AHF zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vereniging c.s. worden tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 122,35
  • griffierecht € 714,00
  • advocaatkosten € 1.107,00
  • nakosten € 178,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.121,35

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
verbiedt AHF om, zolang geen instemming is verkregen van de franchisenemers dan wel van de Vereniging als hun collectieve belangenbehartiger, de exploitatie van de formule “Maaltijd Thuis” in haar huidige vorm voort te zetten, voor zover daarbij gebruik wordt gemaakt van het merk “Albert Heijn”;
6.2.
veroordeelt AHF om binnen vier weken na betekening van dit vonnis uitvoering te geven aan het verbod zoals geformuleerd onder 5.1. onder toezending aan de Vereniging c.s. van een schriftelijke bevestiging van de getroffen maatregelen;
6.3.
bepaalt dat als AHF in strijd handelt met het in 6.1. en 6.2. bepaalde zij een onmiddellijk opeisbare dwangsom verschuldigd is van € 25.000,00 per dag of gedeelte daarvan, tot een maximum van € 1.000.000,- is bereikt;
6.4.
veroordeelt AHF in de proceskosten van € 2.121,35 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.A.H. de Boer - Stam op 8 juli 2025. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1289