4.2.3Bewijsoverweging ten aanzien van het medeplegen
Uit het dossier blijkt dat meerdere verdachten betrokken zijn bij de ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft bekend dat zij betrokken is geweest bij de oplichting van aangevers [slachtoffer 1]/[slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom zij ook wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte de oplichting in de zaken van de aangevers [slachtoffer 5], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft medegepleegd.
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van een strafbaar feit moet sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met één of meerdere anderen. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die ook met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte.
Feit 1
[slachtoffer 5]
Uit de aangifte van [slachtoffer 5] blijkt dat zij op 16 januari 2021 rond 16:45 uur in Utrecht is opgelicht. [slachtoffer 5] verklaart dat zij een vrouw zag staan toen zij de deur opendeed, dat de vrouw met de bankpas van aangever een handeling verrichtte en dat later die dag bleek dat zij niet meer haar eigen bankpas, maar die van iemand anders in haar bezit had. Na controle van haar bankrekening bleek dat er geld van de rekening van aangever was gepind. Uit onderzoek naar de zendmastgegevens van het telefoonnummer van de verdachte blijkt dat haar telefoonnummer rond dit tijdstip een zendmast in Utrecht aanstraalt. De rechtbank gaat er vanuit dat de verdachte, met haar telefoon, op die dag in Utrecht was. De rechtbank gaat voorbij aan het in het dit verband gevoerde verweer dat zij haar telefoon wel eens uitleende, omdat dit verweer niet geconcretiseerd is. Verder blijkt uit het dossier dat kort nadat de pinpas van aangever is weggenomen, daarmee op die dag rond 16.47 uur is gepind in Utrecht. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij degene is geweest die heeft gepind. Uit de zendmastgegevens blijkt dat de verdachte kort voor en direct nadat de bankpas van aangever was verwisseld, telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1].
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte degene is geweest die aan de deur bij [slachtoffer 5] is geweest en er voor gezorgd heeft dat de bankpas van aangever bij de medeverdachte die gepind heeft terecht is gekomen. De rechtbank baseert dit mede op de verklaring van de verdachte dat zij meerdere keren bij verschillende aangevers aan de deur is geweest, bankpassen heeft omgewisseld en pincodes heeft afgekeken, maar niet meer exact weet hoe vaak en bij wie. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat als zijn telefoonnummer zendmasten heeft aangestraald rondom de pleegplaatsen van de oplichting in de zaken waarvan hij verdacht wordt, hij daarbij betrokken is geweest. Hij heeft voorts verklaard dat hij de werkwijze van het omwisselen van bankpassen eerder heeft toegepast, gedeeld heeft met zijn medeverdachten, dat ze met z’n vieren waren, dat er geen specifieke rolverdeling was en dat het geld meteen verdeeld werd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als medepleger van de oplichting van aangever [slachtoffer 5] kan worden aangemerkt.
[slachtoffer 6]
Aangever [slachtoffer 6], woonachtig in Bergen op Zoom, verklaart dat op 25 januari 2021 tussen 14:30 en 15:00 uur een vrouw aan de deur kwam. Deze vrouw gaf aan dat zij een pakje had voor aangever waarvoor één euro moest worden gepind. De volgende dag bleek dat aangever haar eigen bankpas niet meer had, maar die van iemand anders. Uit de zendmastgegevens van het telefoonnummer van de verdachte blijkt dat dat telefoonnummer om 15:15 uur een zendmast aanstraalt in Bergen op Zoom. Voorts blijkt dat er, zowel voor en na de oplichting van aangever, op 25 januari 2021 tussen de verdachte en de medeverdachte die met de bankpas van aangever heeft gepind, telefonisch contact is geweest. Ook het telefoonnummer van de hiervoor genoemde medeverdachte [medeverdachte 2] straalt in de middag aan in Bergen op Zoom. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte degene is geweest die aan de deur is geweest bij aangever [slachtoffer 6] en haar bankpas heeft omgewisseld en dat zij als medepleger van de oplichting van aangever [slachtoffer 6] moet worden aangemerkt. De rechtbank baseert dit ook in deze zaak mede op de verklaring van de verdachte, dat zij meerdere keren bij verschillende aangevers aan de deur is geweest, bankpassen heeft verwisseld en pincodes heeft afgekeken, maar niet meer exact weet hoe vaak en bij wie. Dat zij niet helemaal voldoet aan het door de, toen 81-jarige aangever opgegeven signalement van de vrouw die bij haar aan de deur kwam, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als medepleger van de oplichting van aangever [slachtoffer 6] kan worden aangemerkt.
[slachtoffer 7]
Uit de aangifte die namens [slachtoffer 7] is gedaan, blijkt dat zij op 6 februari 2021 in Rotterdam, rond 18:20 uur, een vrouw aan haar deur had. Deze vrouw had een pakketje voor haar waarvoor zij één euro moet pinnen. Dit lukte niet meteen, waarna de vrouw haar hulp aanbood en de bankpas van [slachtoffer 7] overnam. Later bleek dat [slachtoffer 7] niet meer haar eigen bankpas had, maar een bankpas op naam van iemand anders. Het telefoonnummer van de verdachte straalde rond het tijdstip van dit tijdstip zendmasten aan in Rotterdam. De rechtbank oordeelt dat het niet anders kan dan dat de verdachte degene is geweest die aan de deur bij [slachtoffer 7] is verschenen en haar bankpas heeft verwisseld met een bankpas op naam van iemand anders. De rechtbank baseert dit ook in deze zaak mede op de verklaring van de verdachte, dat zij meerdere keren bij verschillende aangevers aan de deur is geweest, bankpassen heeft verwisseld en pincodes heeft afgekeken, maar niet meer exact weet hoe vaak en bij wie. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte medepleger is van de oplichting van [slachtoffer 7]. Dat [slachtoffer 7], geconfronteerd met een foto van de verdachte, aangeeft dat zij er niet zeker van is dat dit de vrouw is die bij haar aan de deur is geweest, doet hier niet aan af. Uit het dossier blijkt dat de foto twee weken na de oplichting aan [slachtoffer 7] is getoond en dat de verdachte op de getoonde foto een mondkapje droeg. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als medepleger van de oplichting van aangever [slachtoffer 7] kan worden aangemerkt.
Feit 2
[slachtoffer 5]
Uit het dossier blijkt dat er vlak na de oplichting op 16 januari 2021 rond 16:45 uur geld van de rekening van de aangever is gepind. De rechtbank is van oordeel dat – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en ook al is geconcludeerd – dat de verdachte de bankpas van de aangever met de bijbehorende pincode aan de medeverdachte heeft overhandigd. Op het tijdstip van pinnen, diezelfde dag rond 16:47 uur, straalt het telefoonnummer van de verdachte zendmasten aan in Utrecht, nabij de locatie waar gepind wordt. Tijdens het pinnen is er bovendien telefonisch contact tussen de verdachte en haar medeverdachte die zichzelf op de beelden herkent als de pinner. Uit het dossier volgt verder dat na een geslaagde pintransactie het opgenomen geld onder de verdachte en haar medeverdachten is verdeeld. Ook de verdachte heeft verklaard dat zij geld heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande de verdachte als medepleger van de gekwalificeerde diefstal kan worden aangemerkt.
[slachtoffer 6]
Na de oplichting op 25 januari 2021 is op verschillende tijdstippen, tussen 14:22 uur en 15:39 uur, in Bergen op Zoom en Huijbergen geld gepind van de rekening van aangever [slachtoffer 6]. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat het de verdachte is geweest die de van de aangever weggenomen bankpas met bijbehorende pincode aan de medeverdachte heeft overhandigd. Rond de tijdstippen van het pinnen heeft de verdachte immers telefonisch contact met haar medeverdachte, die zichzelf als de pinner heeft herkend. Het telefoonnummer van de verdachte straalt ook zendmasten aan in de omgeving van de pinlocaties. Na de succesvolle pintransacties acht de rechtbank het gelet op de verklaring van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] aannemelijk dat ook hier de buit is verdeeld onder de verdachte en haar medeverdachten. De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat de verdachte als medepleger van de gekwalificeerde diefstal kan worden aangemerkt.
[slachtoffer 7]
Kort na de oplichting van [slachtoffer 7] op 6 februari 2021 in Rotterdam is tussen 18:27 uur en 19:18 uur geld gepind van haar rekening op verschillende locaties in Rotterdam, namelijk bij de [bank 1] gevestigd aan de Slinge en twee maal bij [bedrijfsnaam]. De rechtbank is op grond van wat hiervoor is overwogen van oordeel dat de verdachte degene is geweest die de bankpas van aangever met de bijbehorende pincode aan de medeverdachte heeft afgegeven. Op het tijdstip van pinnen, om 18:27 uur, straalt het telefoonnummer van de verdachte zendmasten aan bij de Slinge in Rotterdam en om 18:18 uur en 18:48 uur elders in Rotterdam. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte als medepleger van de gekwalificeerde diefstal kan worden aangemerkt.