ECLI:NL:RBNHO:2025:7944

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
15/358054-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedenzaken door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen seksueel binnendringen in het lichaam van zijn ex-partner en aanranding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deze beschuldigingen, omdat er onvoldoende sterk steunbewijs aanwezig was om tot een bewezenverklaring te komen. De vordering van de benadeelde partij werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard.

De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het seksueel binnendringen van de ex-partner terwijl zij sliep en het dwingen van haar tot ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte en de aangeefster op cruciale punten lijnrecht tegenover elkaar stonden. De aangeefster verklaarde dat de verdachte haar meermalen had binnengedrongen terwijl zij sliep, terwijl de verdachte dit ontkende en stelde dat er sprake was van consensuele handelingen.

De rechtbank heeft ook gekeken naar het bewijs in de vorm van getuigenverklaringen en Whatsapp-gesprekken, maar concludeerde dat deze niet voldoende steun boden voor de verklaringen van de aangeefster. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen betrokken zijn bij de gebeurtenissen, waardoor het bewijs cruciaal is. Het ontbreken van voldoende bewijs leidde tot de vrijspraak van de verdachte en de niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/358054-24 (P)
Uitspraakdatum: 8 juli 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juni 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kramer en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Jorna, advocaat te
Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2023 tot en met 1 juli 2023 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, althans in Nederland met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen van een of meer vingers in de vagina van voornoemde [slachtoffer];
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2023 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het pakken van de hand/arm van die [slachtoffer] en/of haar hand op/om zijn, verdachtes, penis te leggen/doen en/of (vervolgens) met haar hand/arm aftrekkende bewegingen te maken en bestaande dat geweld of die feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit:
- het met die [slachtoffer] - die in verwarde toestand was - (bloot) onder de douche te gaan en/of
- achter die [slachtoffer] te gaan staan en/of
- (vervolgens) onverhoeds de hand/arm van die [slachtoffer] te pakken en/of haar hand op/om zijn verdachtes penis te leggen/doen en/of
- (vervolgens) met haar hand (die om zijn verdachtes penis zat) aftrekkende bewegingen te maken.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de zaak, de officier
van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering (te weten: meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole).
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte integraal vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.

4.Vrijspraak

De verdachte en de aangeefster hebben bijna acht jaar een relatie gehad en woonden samen met hun twee kinderen in Heerhugowaard. Zowel de aangeefster als de verdachte heeft verklaard dat de relatie op een gegeven moment verslechterde en meerdere keren is beëindigd. Over de datum waarop de relatie definitief is beëindigd en over het laatste moment dat er consensuele seks heeft plaatsgevonden tussen beiden, verklaren zij verschillend. Wel staat vast dat zij op het moment van de ten laste gelegde feiten nog samen in één huis woonden en ook na beëindiging van de relatie nog regelmatig samen in één bed sliepen.
De aangeefster heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, kort samengevat, verklaard dat de verdachte meermalen ’s nachts, terwijl zij sliep, bij haar is binnengedrongen door zijn vingers in haar vagina te brengen om zo te kunnen controleren of er zaad van een andere man in haar zat. Omdat zij sliep, heeft zij dit niet actief gemerkt, maar zij is erachter gekomen toen zij nachtmerries kreeg over het (reeds verwerkte) misbruik in haar jeugd door haar stiefvader.
De verdachte heeft ter terechtzitting stellig ontkend deze seksuele handelingen jegens de aangeefster te hebben gepleegd terwijl zij sliep. Wel zou de verdachte, zo verklaarde hij, de hiervoor genoemde ‘controle’ twee keer hebben gedaan tijdens een consensueel voorspel.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de aangeefster verklaard dat zij in verwarde toestand was en zich niet veel kan herinneren van het moment dat ze onder de douche is gaan staan. Wel kan ze zich herinneren dat zij op een gegeven moment samen met de verdachte onder de douche stond en dat hij, de verdachte, haar hand op zijn penis legde en aftrekkende bewegingen met haar hand maakte.
De verdachte heeft hierover verklaard dat de aangeefster weliswaar zijn penis heeft vastgehouden, maar dat hij niet voorafgaand daaraan haar hand had gepakt. Er was sprake van intimiteit, maar zeker niet van – kort gezegd – dwang. Volgens de verdachte waren zij allebei niet meer helder omdat zij al 48 uur aan de harddrugs zaten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte en de aangeefster op cruciale punten lijnrecht tegenover elkaar staan. Vooropgesteld wordt dat zedenzaken als de onderhavige zich doorgaans kenmerken door de omstandigheid dat slechts twee personen, te weten het veronderstelde slachtoffer (de aangeefster) en de vermeende dader (de verdachte), over de voorgevallen (seksuele) handelingen kunnen verklaren. Indien dergelijke verklaringen tegenover elkaar staan, zoals dat ook hier het geval is, moet worden gekeken of er in het dossier bewijsmiddelen zijn die één van beide lezingen in doorslaggevende mate ondersteunen. Indien steunbewijs ontbreekt of door de rechter ontoereikend wordt bevonden, blijven de beschuldigende verklaring van de aangeefster en de ontkennende verklaring van de verdachte als onverenigbaar tegenover elkaar staan. In dat geval laat het systeem van de strafwet geen ruimte voor een bewezenverklaring en zal de verdachte worden vrijgesproken.
Het hiervoor overwogene brengt de rechtbank bij de vraag of het dossier voldoende steunbewijs bevat. De rechtbank heeft geconstateerd dat het dossier beperkt overig bewijs bevat, namelijk een getuigenverklaring van een vriendin van de aangeefster, Whatsapp-gesprekken en uitwerkingen van gesprekken, die door aangeefster zijn opgemaakt.
De getuigenverklaring van de vriendin van de aangeefster geeft naar het oordeel van de rechtbank niet in doorslaggevende mate ondersteuning aan de verklaring van de aangeefster. Zo heeft de vriendin van de aangeefster verklaard dat zij de verdachte huilend heeft aangetroffen en dat de verdachte toen zei dat hij het heel erg vond wat hij de aangeefster allemaal had aangedaan, maar deze verklaring is niet concreet genoeg om hieruit af te leiden dat de verdachte op dat moment het plegen van seksuele handelingen heeft bekend. De aangeefster heeft immers ook verklaard – en dat heeft de verdachte beaamd tijdens de zitting – dat de verdachte een grote controledrang had en hij haar op verschillende manieren controleerde (zoals bijvoorbeeld het controleren van haar ondergoed en telefoon), terwijl de verdachte heeft gesteld dat hij
hiervanveel spijt had. De verklaring van de getuige dat de verdachte spijt had wijst er dus niet zonder meer op dat de ‘spijtbetuiging’ betrekking had op de ten laste gelegde handelingen.
De rechtbank is van oordeel dat evenmin voldoende steunbewijs kan worden geput uit de Whatsapp-gesprekken en de uitwerkingen van door de aangeefster opgenomen gesprekken. Uit deze gesprekken valt op te maken dat er tussen de verdachte en de aangeefster iets is gebeurd, waarvan de verdachte spijt heeft. De uitlatingen van de verdachte zijn op cruciale punten echter onvoldoende concreet om te kunnen concluderen dat hij de ten laste gelegde feiten heeft bekend. De rechtbank merkt op dat de verklaring die de verdachte heeft gegeven voor de inhoud van deze gesprekken, namelijk dat hij mee is gegaan met de beschuldigingen omdat hij de aangeefster terug wilde winnen, op zijn minst genomen opmerkelijk is te noemen. De rechtbank ziet in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting echter onvoldoende aanknopingspunten om deze verklaring als onaannemelijk ter zijde te schuiven. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat het in deze zaak ontbreekt aan voldoende sterk steunbewijs om te kunnen komen tot een bewezenverklaring. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

5.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.329,48 ingediend tegen de verdachte, bestaande uit € 329,48 aan materiële schade en € 5.000,- aan
immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
Nu de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht wat aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, die betrekking heeft op die ten laste gelegde feiten.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Straathof, voorzitter,
mr. T. de Bont en mr. S.H. Bouwers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Maerman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juli 2025.
Mr. D.J. Straathof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.