ECLI:NL:RBNHO:2025:8074

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
25/2767 en 25/1897
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep en verzoek om voorlopige voorziening tegen weigering urgentieverklaring voor woningtoewijzing

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 17 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad om een urgentieverklaring voor woningtoewijzing te verlenen, behandeld. Eiseres, woonachtig in Zaandam, heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring, die door het college op 11 december 2024 werd afgewezen. Dit besluit werd in bezwaar bevestigd op 24 februari 2025. Eiseres is van mening dat zij recht heeft op een urgentieverklaring vanwege een levensontwrichtende woonsituatie, veroorzaakt door de ernstige medische beperkingen van haar zoon en haar eigen psychische klachten. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college ten onrechte de urgentieverklaring heeft geweigerd. De voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en verleent eiseres alsnog de gevraagde urgentieverklaring voor een woning met ten minste drie slaapkamers in een rustige omgeving in Zaandam. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard en de voorzieningenrechter zelf een beslissing neemt. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 25/2767en 25/1897
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 juli 2025 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit Zaandam, eiseres

(gemachtigde: mr. L. Stolk-Hogeterp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, het college
(gemachtigde: mr. Ph. H. Arnold).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring (voor woningtoewijzing). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij heeft daarom beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Zij voert een aantal gronden aan. Aan de hand van deze gronden beoordeelt de voorzieningenrechter de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag om een urgentieverklaring ten onrechte heeft geweigerd. Eiseres krijgt dus gelijk. Het beroep is gegrond. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit, herroept het bestreden besluit en verleent eiseres urgentie voor een woning als omschreven in overweging 9 van deze uitspraak. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2
Omdat de voorzieningenrechter uitspraak doet op het beroep, wijst zij het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend om afgifte van een urgentieverklaring bij woningtoewijzing. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 11 december 2024 afgewezen (het primaire besluit). Met het besluit van 24 februari 2025 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
4. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De voor deze uitspraak belangrijke wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt van het college in zijn besluitvorming
6.1
In het primaire besluit heeft het college zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen aanspraak kan maken op een urgentieverklaring, omdat ze volgens het college geen urgent huisvestingsprobleem heeft en omdat eiseres haar huisvestingsprobleem zelf kan oplossen.
6.2
In bezwaar heeft het college het standpunt dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem laten vallen. Het college gaat er in bezwaar van uit dat er wél sprake is van een urgent huisvestingsprobleem, omdat eiseres met haar drie kinderen in een flat met drie slaapkamers woont, in een niet-rustige omgeving, en dat de beperkingen van haar zoon [zoon] zodanig zijn dat dit medisch niet verantwoord is.
6.3
Het college verleent ondanks het vorenstaande geen urgentieverklaring. De verlening van een urgentieverklaring heeft volgens het college geen meerwaarde, omdat een dergelijke verlening niet zal leiden tot bekorting van de zoekperiode naar een passende woning. Het college heeft hierbij in aanmerking genomen dat er bijna geen aanbod is van voor eiseres passende woningen.
6.4
Het college is daarom van mening dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2.5.5, eerste lid, onder c, van de Huisvestingsverordening (de Huisvestingsverordening) van toepassing is. Eiseres kan haar woonprobleem oplossen door te blijven reageren, in te gaan op een aanbod van Woningnet en door minder selectief te zijn. Van onvoorziene omstandigheden is volgens het college geen sprake. Er is daarom volgens het college geen reden voor toepassing van de hardheidsclausule als opgenomen in de Huisvestingsverordening.
Beoordeling beroep
7. Volgens eiseres is andere woonruimte noodzakelijk, voornamelijk omdat haar zoon [zoon] lijdt aan een ernstige vorm van autisme, en ook vanwege de psychische klachten van eiseres zelf. Eiseres woont nu in een vierkamerflat op de vierde verdieping en dat is onhoudbaar. Dit is volgens eiseres een levens ontwrichtende situatie. Verhuizing is daarom nodig en wel naar een benedenwoning of een eengezinswoning met trappen met vier slaapkamers, of met drie slaapkamers met de mogelijkheid om een extra slaapkamer te maken, in een rustige omgeving in Zaandam. Dat laatste omdat de moeder van eiseres die een grote steun is voor het gezin, ook in Zaandam woont. Een tuin is wenselijk maar niet noodzakelijk. De woning waarop eiseres is aangewezen moet er zo snel mogelijk komen, maar is moeilijk te vinden.
8.1
Niet in geschil is dat op dit moment sprake is van een levensontwrichtende situatie zoals bedoeld in artikel 2.5.8a van de Huisvestingsverordening. Verder heeft verweerder ter zitting desgevraagd aangegeven niet te betwisten dat verhuizing naar een woning zoals door eiseres omschreven noodzakelijk is om aan deze situatie een einde te maken. Omdat sociale huurwoningen die voldoen aan de vereisten schaars zijn in Zaandam, is de verwachting van het college dat een passende woning voor eiseres niet snel te vinden zal zijn. Ook niet als aan haar een urgentieverklaring wordt verleend.
8.2
Het college verleent geen urgentieverklaring, omdat het verkrijgen van een passende woning ook als een urgentieverklaring wordt verleend gelet op het vorenstaande mogelijk langer zal gaan duren dan een half jaar, de normale geldigheidsduur van een urgentieverklaring, en mogelijk zelfs wel langer dan een jaar, de maximumperiode waarvoor een urgentieverklaring kan worden verleend. Het verlenen van een urgentieverklaring heeft in dit geval geen meerwaarde en daarom is de algemene weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2.5.5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening van toepassing. Eiseres kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen.
8.3
De voorzieningenrechter volgt het college niet in zijn stelling dat de hiervoor genoemde weigeringsgrond zich voordoet. Nu tussen partijen vast staat dat het noodzakelijk is dat eiseres zo snel mogelijk verhuist naar een passende woning, en het college ter zitting heeft bevestigd dat het onaannemelijk is dat eiseres snel zelf haar huisvestingsprobleem zal kunnen oplossen, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter van een situatie als bedoeld in artikel 2.5.5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening geen sprake. Deze weigeringsgrond doet zich in dit geval daarom niet voor.
8.4
Dat urgentieverlening geen enkele meerwaarde zal hebben staat dan ook niet vast. Het college heeft dit ook op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Deze stelling kan daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dienen als grondslag voor de weigering om aan eiseres een urgentieverklaring te verlenen. Nu vast staat dat sprake is van een urgent huisvestingsprobleem dat zo snel mogelijk een oplossing behoeft, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college de verlening van de gevraagde urgentieverklaring in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren.
9. De voorzieningenrechter zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Ook zal de voorzieningenrechter zelf in de zaak voorzien [2] door het primaire besluit te herroepen, door alsnog een urgentieverklaring aan eiseres te verlenen voor een benedenwoning of eengezinswoning met tenminste drie slaapkamers met de mogelijkheid om een vierde slaapkamer te creëren, in een rustige omgeving in Zaandam en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

10.1
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de Huisvestingsverordening. Het college heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten onrechte geen urgentieverklaring aan eiseres verleend.
10.2
De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en neemt nu zelf een beslissing. De voorzieningenrechter wijst de aanvraag van eiseres om verlening van een urgentieverklaring toe voor een woning als bedoeld in overweging 9 van deze uitspraak en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Daarbij bepaalt de voorzieningenrechter dat het college eiseres binnen twee weken na openbaarmaking van deze uitspraak in het bezit stelt van een document waaruit blijkt dat aan eiseres een urgentieverklaring is verleend voor een woning als bedoeld in overweging 9 van deze uitspraak.
10.3
Omdat het beroep gegrond is en de voorzieningenrechter zelf een beslissing neemt, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
11. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.721,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. In bezwaar heeft eiseres zich niet door een professionele gemachtigde laten bijstaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- wijst de aanvraag van eiseres om de verlening van een urgentieverklaring toe voor een woning als omschreven in overweging 9 van deze uitspraak;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- bepaalt dat het college eiseres binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak in het bezit stelt van een document waaruit blijkt dat aan eiseres een urgentieverklaring is verleend voor een woning als bedoeld in overweging 9 van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 194,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Bijlage: Juridisch kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:72
3De bestuursrechter kan bepalen dat:
a.de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
b.zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
Artikel 8:81
1Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:86
1Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
Huisvestingsverordening 2025 van de gemeente Zaanstad
Artikel 2.5.5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
• 1.Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
o a.het huishouden van de aanvrager voldoet niet aan de in artikel 2.2.1 genoemde eisen;
o b.er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem;
o c.de aanvrager kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
o d.het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of kan worden opgelost door gebruik te maken van een voorliggende voorziening;
o e.het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een lid van zijn huishouden;
o f.het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem kan niet of in onvoldoende mate opgelost worden met verhuizing naar zelfstandige woonruimte of andere zelfstandige woonruimte;
o g.de aanvraag is ingediend binnen twee jaar nadat een eerder aan aanvrager of een lid van zijn huishouden verleende urgentieverklaring is vervallen of ingetrokken met toepassing van artikel 2.5.9 of 2.5.10;
o h.de aanvrager is niet in staat om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien;
o i.de aanvrager in de periode direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag blijkens diens inschrijving in de basisadministratie niet tenminste twee jaar onafgebroken in de gemeente waar de urgentieverklaring wordt aangevraagd woonachtig was;
o j.het huishoudinkomen de DAEB-norm overschrijdt.
• 2.Indien de aanvraag betrekking heeft op indeling in een urgentiecategorie bedoeld in artikel 2.5.8, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders vervolgens het aangevraagde weigeren indien de aanvrager gedurende de in het vorige lid, onder i, bedoelde termijn niet heeft gewoond in een zelfstandige en krachtens een besluit op grond van de Omgevingswet voor permanente bewoning bestemde woonruimte.
• 3.Burgemeester en wethouders weigeren vervolgens het aangevraagde indien de aanvrager niet valt onder één van de in artikel 2.5.6 tot en met 2.5.8 opgenomen urgentiecategorieën.
Artikel 2.5.8a Sociaal medische urgentie
• 1.Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 2.5.5, eerste en tweede lid, genoemde omstandigheden voordoet en de aanvrager, het huishouden van aanvrager of een lid van dat huishouden zich naar het oordeel van burgemeester en wethouders op grond van medische of sociale omstandigheden in een levensontwrichtende woonsituatie bevindt, welke alleen beëindigd kan worden door verhuizing naar andere zelfstandige woonruimte.
• 2.Van een levensontwrichtende woonsituatie als bedoeld in het eerste lid is sprake:
o a.indien een of meerdere leden van het huishouden van aanvrager ernstige medische beperkingen heeft;
o b.bij dakloosheid of dreigende dakloosheid van een huishouden waarvan minderjarige kinderen deel uitmaken;
o c.indien een of meerdere leden van het huishouden van aanvrager met geweld bedreigd wordt of het slachtoffer is van geweld; of,
o d.indien het huishouden naar het oordeel van burgemeester en wethouders onevenredig hoge woonlasten heeft.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb maakt dat mogelijk