Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
[bedrijf]
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele procedure heeft verzoeker op 8 mei 2025 een verzoekschrift ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, met het doel een conservatoir beslag te leggen op de woning en auto’s van verweerder. Verzoeker heeft zijn vordering op verweerder begroot op € 202.252, met een voorlopige begroting van € 262.927,60 inclusief rente en kosten. Op 9 mei 2025 verleende de voorzieningenrechter voorlopig verlof voor het beslag, met de voorwaarde dat een definitieve beslissing zou volgen na het horen van beide partijen. Tijdens de zitting op 3 juli 2025 zijn beide partijen gehoord, waarbij de advocaten van verzoeker en verweerder hun standpunten hebben toegelicht.
Verweerder heeft betoogd dat zij door haar ex-partner is misbruikt in de leningsovereenkomsten en dat de vordering van verzoeker onvoldoende onderbouwd is. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat het beslag op haar woning onevenredig bezwarend is, omdat zij een lagere rente kan krijgen bij een reguliere bank als het beslag wordt opgeheven. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vordering van verzoeker summierlijk aannemelijk is en dat er voldoende vrees voor verduistering bestaat. De voorzieningenrechter heeft het beslag op de woning definitief verleend, maar onder voorwaarden: verweerder moet € 150.000 betalen en voor het overige deel van de vordering auto’s met een bepaalde waarde in gerechtelijke bewaring geven. Het verzoek om beslag op de auto’s is afgewezen, omdat deze niet meer op naam van verweerder staan. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.