ECLI:NL:RBNHO:2025:8224

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
C/15/356201 / HA ZA 24-480
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • E.B. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen zakenpartners over de afrekening van winst uit een samenwerkingsverband voor de verkoop van planten aan een klant in Zuid-Korea

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee zakenpartners, [eiser] B.V. en [bedrijf 1], over de afrekening van de winst uit een samenwerkingsverband voor de in- en verkoop van planten aan een klant in Zuid-Korea. [eiser] vordert betaling van zijn resterende deel van de winst over de periode van oktober 2022 tot en met april 2023, omdat hij meent dat [bedrijf 1] de gemaakte afspraken niet correct heeft verwerkt in de berekeningen. [bedrijf 1] betwist de berekeningen van [eiser] en stelt dat er na aftrek van kosten geen bedrag meer openstaat. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] gedeeltelijk toegewezen, waarbij zij de berekening van [eiser] heeft gevolgd en heeft vastgesteld dat hij nog geld tegoed heeft van [bedrijf 1]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afspraken over de winstdeling niet correct zijn nageleefd door [bedrijf 1]. De rechtbank heeft ook de vordering van [eiser] tot betaling van btw en ten onrechte in rekening gebrachte kosten afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft [bedrijf 1] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.652,43, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van [bedrijf 1].

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/356201 / HA ZA 24-480
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. S.E. de Vries-van der Veldt,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [bedrijf 1],
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [bedrijf 1] of [gedaagde],
advocaat: mr. P.W.M. Steenbergen.
De zaak in het kort
Partijen hebben een samenwerkingsverband gesloten over de in- en verkoop van planten aan een klant te Zuid-Korea. [eiser] vordert uitbetaling van zijn resterende deel van de winst over de periode oktober 2022 tot en met april 2023. Volgens [eiser] heeft [bedrijf 1] de gemaakte afspraken niet juist verwerkt in de berekeningen, waardoor hij te weinig geld heeft ontvangen. Volgens [bedrijf 1] kloppen de berekeningen van [eiser] juist niet. [bedrijf 1] stelt dat er na aftrek van de voor rekening van het samenwerkingsverband komende kosten geen bedrag meer open staat.
De rechtbank volgt [eiser] in zijn berekening van de winst en komt tot de conclusie dat [eiser] nog geld tegoed heeft van [bedrijf 1]. Een deel van het gevorderde bedrag wordt toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 november 2024
- het bericht van 14 maart 2025 met producties van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 4 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitaantekeningen van [eiser].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [bedrijf 1] hebben op basis van een mondelinge overeenkomst in de periode van oktober 2022 tot en met februari 2023 samengewerkt bij de verkoop en levering van planten aan een afnemer in Zuid-Korea (hierna: Kukjae). Na inkoop voor gezamenlijke rekening bij de kwekers van de planten, werden de planten door [eiser] en [bedrijf 1] verzendklaar gemaakt in een door [bedrijf 1] gehuurde loods. Na verzending zorgde [bedrijf 1] voor de financiële afhandeling. Voor de betaling van zijn deel van de winst stuurde [eiser] [bedrijf 1] een factuur.
2.2.
[bedrijf 1] heeft [eiser] in februari 2022 een e-mailbericht gestuurd met de volgende inhoud:
“(…)
Zie bijgevoegd de excellijst met onze calculaties.
Wij moeten nog een aantal facturen ontvangen van de kwekers zodra wij deze hebben werken we de lijst bij.
(…)”
De excellijst bevat een calculatieoverzicht van acht zendingen in de periode van 2021 tot en met april 2022. In het overzicht is de winst per zending 50-50 verdeeld tussen ‘[gedaagde] en [eiser]’.
2.3.
Partijen hebben in de periode oktober 2022 tot en met februari 2023 negen zendingen aan Kukjae verricht. De administratie van die zendingen werd bijgehouden door [betrokkene], een zoon van [gedaagde] (hierna: [betrokkene]).
2.4.
[bedrijf 1] heeft [eiser] op 8 november 2022 de calculatie van twee zendingen gestuurd waarin de winst is verdeeld over [eiser], [bedrijf 1] en [betrokkene].
2.5.
[bedrijf 1] heeft [eiser] op 21 september 2023 de afgeronde calculatie gestuurd van de negen zendingen aan Kukjae. In de begeleidende e-mail geeft [bedrijf 1] aan dat zij te veel aan [eiser] heeft betaald.
2.6.
[eiser] heeft op 22 september 2023 het volgende geantwoord:
“(…)
Met verbazing kennis genomen van het totale overzicht. Kan dit overzicht niet accepteren omdat het vol fouten zit. (…)
Een voorbeeld
Hoe is het mogelijk dat je de gefactureerde en betaalde nota’s over de commissie gaat verrekenen met de openstaande nog te factureren commissie inclusief het BTW bedrag. Met andere woorden ik betaald de BTW aan de belastingdienst over deze nota’s ,jullie vorderen het terug en dan kan ik het nog een keer aan jullie betalen !!!!
(…)
Huur Loods
Ik ben bereid om € 250,00 per maand te betalen en dat 12 maanden lang ondanks dat de laatste zending 17 februari van dit jaar is verzonden. De helft van de tijd is de loods gebruikt voor zendingen van jouw klant Nara en de ander helft voor ons beide klant Kukjae. Dus vindt ik het reëel om 25% te betalen en dat ook nog voor 12 maanden.
(…)”
2.7.
[eiser] heeft [bedrijf 1] op 13 oktober 2023 een factuur gestuurd van € 32.434,78, met als omschrijving Commissie zendingen 7-12/8-12-2022 en 13-1/14-1-2023 en 17-2-2023 € 30.034,35, minus mijn deel loods huur periode Okt 2022 t/m Sept 2023 € 3.228,75, en vermeerderd met € 5.629,18 aan btw.
2.8.
De (vorige) advocaat van [eiser] heeft [bedrijf 1] op 15 januari 2024 aangeschreven binnen drie dagen € 43.154,01 aan [eiser] te betalen om een faillissementsaanvraag te voorkomen.
2.9.
[bedrijf 1] heeft [eiser] op 7 februari 2024 laten weten dat partijen niets van elkaar hebben te vorderen.
2.10.
De (huidige) advocaat van [eiser] heeft [bedrijf 1] op 13 maart 2024 aangeschreven tot betaling van € 22.502,29.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - [bedrijf 1] te veroordelen om € 26.589,23 aan openstaande facturen te betalen, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en € 1.040,89 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat zij ten tijde van een eerdere samenwerking met [bedrijf 1] had afgesproken de op gezamenlijk verzorgde zendingen gemaakte winst 50-50 tussen hen te verdelen. De winst bestond uit een in de facturen berekende opslag van 30%. Bij de overeengekomen zendingen in de periode van oktober 2022 tot en met februari 2023 is [betrokkene] bij de samenwerking betrokken. Vanaf dat moment was de afspraak de opslag van 30% op de facturen als volgt te verdelen: [eiser] 12,5%, [bedrijf 1] 12,5% en [betrokkene] 5% [1] . In het calculatieoverzicht dat [bedrijf 1] in september 2023 heeft verstrekt is geen rekening gehouden met deze afgesproken winstdeling. Met inachtneming van de afspraken heeft [eiser] zelf een berekening gemaakt. Daaruit blijkt dat [eiser] over de periode van oktober 2022 tot en met februari 2023een bedrag toekomt van € 36.523,24. Op dit bedrag strekt in mindering een door [bedrijf 1] betaald bedrag van in totaal € 18.642,06, zodat [eiser] nog recht heeft op een betaling van € 17.881,18. Omdat [eiser] over de hem toekomende winst btw moet betalen, moest [bedrijf 1] de winst gebruteerd aan [eiser] betalen. Vervolgens kan [bedrijf 1] dan de btw via haar belastingaangifte terugvorderen. [bedrijf 1] heeft echter uitsluitend nettobedragen aan [eiser] betaald. Daarom vordert [eiser] ook een bedrag van € 3.914,82 (21% btw over het betaalde bedrag van € 18.642,06), en € 3.755,05 aan btw over het (nog te betalen) bedrag van € 17.881,18. Daarnaast vordert [eiser] € 1.038,18 aan ten onrechte in rekening gebrachte kosten.
3.3.
[bedrijf 1] stelt dat de berekeningen van [eiser] niet kloppen. De afspraak was dat na aftrek van alle kosten, waaronder 5% voor [betrokkene] voor administratieve diensten, de winst tussen [eiser] en [bedrijf 1] 50-50 zou worden verdeeld. [eiser] gaat dus uit van een niet overeengekomen winstdeling. Verder heeft [eiser] heeft bij haar berekening betalingen van Kukjae betrokken die betrekking hebben op zendingen die vóór de samenwerking zijn verstuurd, waarbij [eiser] dus helemaal niet betrokken was. Hoewel de partijen niet eerder dan de periode najaar 2022 – voorjaar 2023 hebben samengewerkt, heeft [bedrijf 1] deze betalingen in alle openheid in haar calculaties vermeld. [eiser] heeft die betalingen dus ten onrechte betrokken bij zijn berekeningen. Ook heeft [eiser] er geen oog voor gehad dat tijdens het opstellen van de calculaties nog niet alle kosten en crediteringen bekend waren. [bedrijf 1] heeft diverse aan Kukjae uitgebrachte facturen moeten crediteren wegens de slechte kwaliteit van de geleverde planten. Daar komt bij dat Kukjae bepaalde betalingen niet heeft verricht, wat gezien de samenwerking als ondernemersrisico mede voor risico van [eiser] moet worden gebracht. Verder wijst [bedrijf 1] erop dat partijen zijn overeengekomen de huur van de loods bij helft te verdelen, omdat de loods alleen werd gebruikt voor het verzendklaar maken van de bestellingen van Kukjae. Hoewel [bedrijf 1] hierdoor op meerdere gronden nog een vordering heeft op [eiser], heeft zij afgezien van het instellen van een tegenvordering.
3.4.
Ter zitting heeft [bedrijf 1] aangegeven dat de afgesproken 5% voor [betrokkene] ziet op als kosten te boeken vergoeding van 5% van het factuurbedrag aan Kukjae, dan wel op als kosten te boeken vergoeding ter hoogte van 5% van de winst, tenzij sprake was van een verliesgevende zending.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De calculatie van [eiser] en de calculatie van [bedrijf 1]
4.1.
Vast staat dat partijen een (mondelinge) overeenkomst hebben gesloten over de gezamenlijke afhandeling van de door Kukjae geplaatste bestellingen van planten in de periode van oktober 2022 tot en met februari 2023. [eiser] heeft een berekening overgelegd volgens de wijze waarop volgens hem de samenwerking over deze periode moet worden afgewikkeld. Volgens dat overzicht is in die periode een winst gemaakt van € 87.596,76. Volgens [eiser] betekent dit dat overeenkomstig de afgesproken winstdeling van 41,7% / 41,7% / 16,6% hem een bedrag toekomt van € 36.523,24, waarop de al betaalde € 18.642,06 nog in mindering komt.
4.2.
[bedrijf 1] heeft een berekening overgelegd die uitkomt op een alleen tussen [eiser] en [bedrijf 1] te verdelen winst van € 35.835,86. De vergoeding die [betrokkene] toekomt heeft [bedrijf 1] geboekt onder de in mindering op de winst strekkende kosten. Volgens de berekening van [bedrijf 1] bedraagt het winstdeel van [eiser] € 17.917,93. Omdat [bedrijf 1] al € 18.642,06 aan [eiser] heeft betaald, stelt [bedrijf 1] dat [eiser] niets meer van haar heeft te vorderen.
Vergoeding [betrokkene]: kosten of winstdeling
4.3.
De stelling van [bedrijf 1] dat partijen alleen hebben samengewerkt in de periode oktober 2022 – maart 2023 kan geen stand houden. [eiser] heeft (als productie 12) e-mailverkeer en een calculatieoverzicht overgelegd, waaruit blijkt dat al vanaf 2020 door partijen wordt samengewerkt. Verder heeft [eiser] het onder 2.2. genoemde e-mailbericht van [bedrijf 1] overgelegd van 16 februari 2022, met als bijlage een overzicht met calculaties van diverse voorafgaande zendingen. [bedrijf 1] heeft ter zitting erkend dat de in de calculaties genoemde ‘[gedaagde] en [eiser]’ [eiser] en [bedrijf 1] zijn. Ook uit dit e-mailbericht blijkt dat de partijen vóór oktober 2022 – april 2023 als partners hebben samengewerkt. Bovendien vordert [bedrijf 1] zelf verrekening van een zending uit de eerdere samenwerking met [eiser].
4.4.
[eiser] heeft het calculatieoverzicht in het geding gebracht, dat [bedrijf 1] hem op 8 november 2022 heeft toegestuurd. Het gaat om een calculatieoverzicht dat betrekking heeft op de periode oktober 2022 – maart 2023, de periode waarover het in deze zaak gaat. [eiser] stelt dat [betrokkene], als afgesproken, tijdens deze periode [betrokkene] als partner delend in de winst aan het samenwerkingsverband heeft deelgenomen. De betrokkenheid van [betrokkene] als delend in de winst wordt bevestigd in het calculatieoverzicht dat [bedrijf 1] bij haar e-mail van 8 november 2022 aan [eiser] heeft gestuurd. In dit calculatieoverzicht van twee zendingen - die dan kennelijk hebben plaatsgevonden - wordt de winst berekend door het aan Kukjae gefactureerde bedrag te verminderen met de kosten. In het overzicht is een vergoeding voor [betrokkene] opgenomen, maar niet onder de kosten. In het overzicht wordt de winst verdeeld onder [eiser], [bedrijf 1] en [betrokkene].
4.5.
Het door [bedrijf 1] opgestelde overzicht van 8 november 2022 bevestigt dus de door [eiser] gestelde afspraak met [bedrijf 1] dat [betrokkene] in de periode oktober 2022 – april 2023 als delend in de winst aan het samenwerkingsverband heeft deelgenomen, zodat de vergoeding voor [betrokkene] niet onder de kosten gebracht kunnen worden. Het standpunt van [bedrijf 1] dat is overeengekomen dat de vergoeding van [betrokkene] van 5% van het factuurbedrag, dan wel van 5% van de winst, onder de kosten valt, vindt ook geen bevestiging in de productie die [bedrijf 1] heeft overgelegd. De rechtbank licht dat toe. In de op 21 september 2023 aan [eiser] gestuurde calculatie (productie G2) is onder vier van de negen zendingen de vermelding [betrokkene] of [betrokkene] 5% opgenomen. In de overige zendingen is een post ‘kosten’ opgenomen, die volgens [eiser] ook ziet op kosten [betrokkene] en wat [bedrijf 1] niet heeft betwist. Van de negen zendingen deelt [betrokkene] één keer mee in de winst, wordt vier keer een bedrag van 5% van het factuurbedrag aan Kukjae als kosten opgenomen en vier keer een bedrag dat niet is 5% van het factuurbedrag en ook niet 5% van de winst. Dat betekent dat [bedrijf 1] hiermee onvoldoende onderbouwt de door haar gestelde afspraak tussen partijen dat [betrokkene] 5 % van het factuurbedrag aan Kukjae of van de winst als kosten vergoed krijgt en dat tussen partijen verder is overeengekomen om de winst tussen hen 50-50 te verdelen. Het door [bedrijf 1] gestelde is daarom een onvoldoende betwisting van de onderbouwde stelling van [eiser]. De conclusie is derhalve dat de berekening van [eiser] uitgaat van de juiste afspraak over de verdeling van de winst. Dit betekent dat in beginsel moet worden uitgegaan van een winst van in totaal € 87.596,76, waarvan [eiser] een bedrag toekomt van € 36.523,24. Omdat vaststaat dat [bedrijf 1] al € 18.642,06 aan [eiser] heeft betaald, betekent dit dat [eiser] in beginsel nog recht heeft op een nabetaling van € 17.881,18.
Btw / ten onrechte in rekening gebrachte kosten
4.6.
Het gevorderde btw-bedrag van in totaal € 7.669,87 zal worden afgewezen. [eiser] heeft niet toegelicht op grond waarvan [bedrijf 1] btw verschuldigd is over de winstuitkering aan [eiser]. [eiser] heeft evenmin facturen overlegd waaruit blijkt dat tussen partijen gebruik is dat [eiser] btw over zijn winstaandeel vordert en dat [bedrijf 1] hem dat betaalt. Ook het bedrag van € 1.038,18 (€ 858,00 ex btw ) aan ten onrechte in rekening gebrachte kosten zal worden afgewezen, omdat [eiser] ter zitting heeft erkend dat [bedrijf 1] het bedrag van € 858,00 niet aan hem verschuldigd is.
Verrekening
4.7.
[bedrijf 1] beroept zich op verrekening met de crediteringen die zij aan het einde van de samenwerking met [eiser] richting Kukjae heeft moeten doorvoeren. Ook stelt [bedrijf 1] dat [eiser] nog een bedrag voor de gezamenlijk gebruikte loods aan [bedrijf 1] moet betalen. Uit productie 1 van [bedrijf 1] maakt de rechtbank op dat daarbij gaat om:
huurkosten € 12.884,03
DHL kosten € 728,96
Credit 20230260 voor zending [bedrijf 2] verrotte planten #20220106 € 9.741,00
Credit 20230262 open balans niet betaald door Kukjae € 1.630,93
Advocaatkosten Lawpoint + Steenbergen
€ 1.967,50
€ 26.952,42
Huurkosten loods
4.8.
Vast staat dat partijen de verzendingen aan Kukjae hebben voorbereid in een door [bedrijf 1] gehuurde loods. [eiser] stelt dat tussen partijen is overeengekomen de helft van de huur tussen partijen te verdelen, omdat de loods voor de helft voor de zendingen aan Kukjae gebruikt werd. Dit betekent volgens [eiser] dat ieder van partijen voor de zendingen waarover deze zaak gaat 25% van de totale huur voor zijn rekening zou nemen. [bedrijf 1] stelt daartegenover dat de loods alleen is gebruikt om de zendingen van Kukjae voor te bereiden en dat hij daarom met [eiser] is overeengekomen de huurkosten 50-50 te delen. [bedrijf 1] heeft ter zitting niet langer weersproken de door [eiser] onderbouwde stelling dat loods ook werd gebruikt voor activiteiten van een andere klant. Evenmin heeft [bedrijf 1] weersproken dat de loods tijdens de periode van gezamenlijke huur door [bedrijf 1] werd gebruikt voor het assembleren van fatbikes. De betwisting van [bedrijf 1], inhoudende dat is afgesproken de volledige huur van de loods 50-50 tussen partijen te verdelen omdat deze alleen werd gebruikt voor de zendingen aan Kukjae, is daarom onvoldoende in het licht van de onderbouwde stelling van [eiser]. Het toe te wijzen bedrag zal daarom worden verminderd met € 3.228,75, zijnde het bedrag dat [eiser] ter zake van de huur van de loods heeft erkend verschuldigd te zijn door dit bedrag in mindering te brengen op zijn factuur van 13 oktober 2023.
DHL / Crediteringen / Advocaatkosten
4.9.
De overige (en door [eiser] betwiste) verrekenposten waar [bedrijf 1] zich op beroept, laat de rechtbank buiten beschouwing. Ter zitting is gebleken dat deze posten (met uitzondering van ‘open balans niet betaald door Kukjae’ geen betrekking hebben op de verzendingen naar Kukjae, maar zien op de eerdere samenwerking. [bedrijf 1] heeft ter zitting niet kunnen aangegeven op welke concrete zending de DHL-kosten betrekking hebben. Deze betwiste post kan daarom al niet worden verrekend. De kostenpost ‘open balans niet betaald door Kujae’ is onvoldoende onderbouwd door [bedrijf 1], wat ook in de weg staat aan verrekening. [bedrijf 1] heeft ter zitting aangegeven dat de overige posten door [bedrijf 1] betaald zijn en dat over deze posten nog een gerechtelijke procedure tegen [bedrijf 2] aanhangig is. [eiser] heeft betwist dat de factuur van [bedrijf 2] betaald is. Omdat in geschil is of en welke kosten [bedrijf 1] reeds heeft gemaakt en de uitkomst van de gerechtelijke procedure ongewis is, kan de rechtbank de gegrondheid van het beroep van op verrekening met de crediteringen en advocaatkosten ook niet eenvoudig vaststellen.
Het beroep van [bedrijf 1] op verrekening slaagt dus niet.
Conclusie vordering tot betaling van resterende bedrag
4.10.
Uit het voorgaande volgt de vordering van [eiser] tot betaling van het hem op grond van de overeenkomst toekomende bedrag toewijsbaar is tot een bedrag van € 14.652,43 [2] .
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Op grond van het Besluit zal daarom een bedrag van € 921,52 worden toegewezen.
Rente
4.12.
[bedrijf 1] heeft de verschuldigdheid van de gevorderde rente niet betwist. Over de toewijsbare hoofdsom van € 14.652,43 zal de gevorderde wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW worden toegewezen. Over de toe te wijzen buitengerechtelijke incassokosten zal de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW worden toegewezen.
Proceskosten
4.13.
[bedrijf 1] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.752,54

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [bedrijf 1] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 14.652,43, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van 23 juli 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [bedrijf 1] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 921,52 (aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 23 juli 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [bedrijf 1] in de proceskosten van € 4.752,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [bedrijf 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
830

Voetnoten

1.Feitelijk betekent dit dat [eiser] en [bedrijf 1] ieder 41,7% van de winst toekomt, en [betrokkene] 16,6%
2.€ 17.881,18 - € 3.228,75 = € 14.652,43.