ECLI:NL:RBNHO:2025:8288

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
11270055 \ CV EXPL 24-2324 en 11293300 \ CV EXPL 24-2427
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en tegenvordering wegens dwaling en zorgplichtschending

In deze zaak heeft de kantonrechter geoordeeld over een vordering van eiseres, H.O.D.N. [eenmanszaak], tegen gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te Zaandam. Eiseres vorderde betaling van onbetaalde facturen voor werkzaamheden die zij in opdracht van gedaagden heeft verricht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres recht heeft op betaling van de gevorderde facturen, omdat gedaagden niet hebben onderbouwd dat de werkzaamheden niet zijn verricht of niet deugdelijk zijn uitgevoerd. De vordering van eiseres wordt toegewezen, waarbij gedaagde 1 wordt veroordeeld tot betaling van € 10.695,43 en gedaagde 2 tot betaling van € 697,14, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Daarnaast heeft de kantonrechter de tegenvordering van gedaagden afgewezen. Gedaagden stelden dat de overeenkomst tot stand was gekomen op basis van dwaling, omdat zij niet op de hoogte waren van de capaciteiten van eiseres. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van dwaling, aangezien gedaagden wisten wat eiseres kon en dat de werkzaamheden niet specifiek als accountantswerkzaamheden waren afgesproken. Ook de stelling dat eiseres haar zorgplicht had geschonden, werd verworpen, omdat gedaagden niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims. De proceskosten werden toegewezen aan eiseres, terwijl de tegenvordering van gedaagden op nihil werd begroot.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummers: 11270055 \ CV EXPL 24-2324 en 11293300 / CV EXPL 24-2427 (SJ)
Vonnis van 17 juli 2025
in de zaak van
[eiseres] , H.O.D.N. [eenmanszaak],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
verwerende partij tegen de tegenvordering,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: S. Jansen,
tegen
1.) [gedaagde 1],
te Zaandam,
2.) [gedaagde 2]te Zaandam
gedaagde partijen,
eisende partijen met een tegenvordering,
hierna te noemen: gedaagden of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
gemachtigde: mr. N. Danho.

1.De zaak in het kort

In de vordering heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiseres] recht heeft op betaling van de door haar gevorderde facturen voor de werkzaamheden die zij heeft verricht in opdracht van [bestuurder] voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . De vordering wordt toegewezen.
In de tegenvordering heeft de kantonrechter geoordeeld dat het beroep op dwaling niet opgaat. Verder heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen sprake is van schending van de zorgplicht door [eiseres] . De tegenvordering wordt afgewezen.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen;
- de incidentele conclusie tot voeging;
- het vonnis in het incident van 19 december 2024 waarin de zaken zijn gevoegd;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 30 januari 2025;
- de mondelinge behandeling van 20 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. De gemachtigde van gedaagden heeft pleitaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] heeft een eenmanszaak in advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering.
3.2.
[gedaagde 1] is een bedrijf in handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. [gedaagde 2] is enig aandeelhouder/bestuurder van [gedaagde 1] . [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) is enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde 2] .
3.3.
Sinds november 2022 heeft [eiseres] diverse (administratieve) werkzaamheden voor gedaagden verricht. Voor deze werkzaamheden heeft [eiseres] aan gedaagden diverse facturen gestuurd.
3.4.
[gedaagde 1] heeft alle facturen van [eiseres] betaald, behalve de gevorderde facturen van 29 februari 2024 en 29 april 2024 van € 5.233,01 respectievelijk € 5.462,42.
3.5.
[gedaagde 2] heeft alle facturen van [eiseres] betaald, behalve de gevorderde factuur van 14 mei 2024 van € 697,14.
3.6.
In een e-mail van 21 april 2024 heeft [eiseres] uitleg gegeven over de door haar verrichte werkzaamheden en geschreven dat zij heeft besloten om haar werkzaamheden over te dragen aan haar medewerkster en aan het kantoor van de registeraccountant.
3.7.
In een e-mail van 10 mei 2024 heeft [eiseres] naar aanleiding van een telefonisch contact tussen partijen op dezelfde datum goedkeuring van [bestuurder] gevraagd om de administratie ‘overdracht klaar’ te maken en over te dragen aan de registeraccountant.
3.8.
Uit de e-mail van 13 mei 2024 van [bestuurder] aan [eiseres] blijkt dat [bestuurder] niet tevreden is met de werkzaamheden van [eiseres] .
3.9.
In een e-mail van 13 mei 2024 heeft [eiseres] geschreven dat zij diverse keren heeft laten weten dat zij geen boekhouder is, onvoldoende capaciteit in haar onderneming heeft en dat het niet haar verantwoordelijkheid is.
3.10.
In een e-mail van 16 mei 2024 heeft [bestuurder] aan [eiseres] gevraagd waarom zij geen antwoord geeft op de gestelde vragen en dat zij nalaat om met een voorstel voor het geschil te komen.
3.11.
In een brief van 25 juni 2024 heeft de gemachtigde van gedaagden geschreven dat afgesproken was dat [eiseres] onder andere de stukken aan de registeraccountant zou aanleveren, zodat deze de jaarcijfers kon opmaken en dat [eiseres] nooit voldoende stukken heeft aangeleverd. Verder staat in deze brief dat de afspraak is gemaakt dat [eiseres] de administratie van gedaagden tegen betaling doet en dat gedaagden niet weten waar zij al die tijd voor hebben betaald. In deze brief hebben gedaagden [eiseres] in gebreke gesteld voor haar tekortkoming en verzocht om binnen 14 dagen alsnog tot nakoming over te gaan door alle stukken voor de jaarcijfers van 2023 en 2024 aan te leveren.
3.12.
[bestuurder] en [eiseres] hebben vanaf eind 2022 tot en met april 2024 een affectieve relatie gehad.

4.Het geschil

de vordering
4.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling van € 10.695,43, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2024 tot de dag van algehele betaling, tot betaling van € 881,95 aan buitengerechtelijke incassokosten en tot betaling van de proceskosten. Verder vordert [eiseres] dat de kantonrechter [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van € 697,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2024 tot de dag van algehele betaling, tot betaling van € 104,57 aan buitengerechtelijke incassokosten en tot betaling van de proceskosten.
4.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – samengevat – dat zij op grond van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden voor gedaagden heeft uitgevoerd. Daarvoor heeft [eiseres] facturen naar gedaagden gestuurd, waarvan een aantal ondanks aanmaningen niet zijn betaald. Daarnaast maakt [eiseres] aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten.
4.3.
Gedaagden betwisten de vordering en voeren – samengevat – aan dat [eiseres] haar werk niet goed heeft uitgevoerd.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
de tegenvordering
4.5.
Gedaagden vorderen dat de kantonrechter [eiseres] veroordeelt tot betaling aan [gedaagde 2] van € 4.480,22 excl. btw en aan [gedaagde 1] van € 10.272,60 excl. btw, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele betaling.
4.6.
Gedaagden stellen dat de overeenkomst tussen partijen op grond van dwaling tot stand is gekomen omdat is gebleken dat [eiseres] helemaal niet beschikt over de kennis, ervaring en capaciteit om werkzaamheden als accountant te verrichten. Als gedaagden dit hadden geweten ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, dan hadden zij de overeenkomst nooit gesloten, althans niet in deze vorm. Verder stellen gedaagden dat [eiseres] haar zorgplicht als accountant heeft geschonden. Gedaagden vorderen daarom primair opheffing van het dwalingsnadeel en subsidiair de schade ten gevolge van het schenden van de zorgplicht. Gedaagden vorderen het verschil tussen het door [eiseres] gehanteerde uurtarief en het uurtarief voor een administratief medewerker en dit te vermenigvuldigen met het totaal aantal gefactureerde uren.
4.7.
[eiseres] betwist dat er sprake is van dwaling omdat dat gedaagden wisten wat zij wel en niet kon. Ook betwist [eiseres] dat zij de zorgplicht heeft geschonden. Zij voert aan dat gedaagden niet hebben onderbouwd dat, voor zover er fouten zijn gemaakt, deze rechtstreeks hebben geleid tot de door gedaagden gestelde schade. Het causaal verband tussen de gestelde zorgplichtschending en het gevorderde bedrag ontbreekt.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
De vraag of [eiseres] recht heeft op betaling van de door haar gevorderde facturen is aan de orde. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt als volgt.
5.2.
De stelling van gedaagden dat de gefactureerde werkzaamheden niet binnen de overeenkomst van partijen vallen en dat de gevorderde facturen daarom niet betaald hoeven worden, faalt omdat deze stelling niet is onderbouwd. De kantonrechter wijst hierbij op hetgeen hierna zal worden overwogen in de tegenvordering onder overweging 5.12. en volgende
.
5.3.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] de werkzaamheden en de kosten van het softwarepakket, waarvan zij betaling vordert, in de facturen als afzonderlijke posten heeft benoemd. In de specificaties die bij de facturen horen, heeft [eiseres] de verrichte werkzaamheden opgesomd. Daarin heeft zij een onderscheid gemaakt tussen de door haar verrichte werkzaamheden en de werkzaamheden, die door haar medewerkster zijn verricht. Verder stelt de kantonrechter vast dat gedaagden niet concreet betwisten dat en welke werkzaamheden van de specificatie niet zijn verricht door [eiseres] , terwijl dat wel op hun weg had gelegen indien zij het niet eens waren met de facturen. Dit betekent dat gedaagden in beginsel zijn gehouden om hiervoor te betalen. Overigens hebben gedaagden geen opmerkingen ten aanzien van de werkzaamheden die door de medewerkster van [eiseres] zijn verricht en de kosten voor het softwarepakket, zodat niet valt in te zien waarom gedaagden dit deel van de facturen onbetaald hebben gelaten.
5.4.
Volgens gedaagden heeft [eiseres] de door haar verrichte werkzaamheden, waarvan zij betaling vordert, niet deugdelijk verricht. Deze enkele stelling maakt echter niet dat gedaagden zijn bevrijd van hun betalingsverplichting. Gedaagden voeren verder aan dat er sprake is van een tekortkoming omdat de werkzaamheden van [eiseres] niet hebben geleid tot een eindproduct. Niet gebleken is echter dat partijen hebben afgesproken dat [eiseres] ’s werkzaamheden tot een eindproduct hadden moeten leiden, zodat hierin ook geen reden is gelegen om af te zien van betaling van de facturen.
5.5.
Gedaagden zijn van mening dat het door [eiseres] gehanteerde uurtarief niet klopt. Maar vast staat dat gedaagden [eiseres] voor dezelfde soort werkzaamheden wel altijd dit uurtarief hebben betaald. Hieruit leidt de kantonrechter af dat gedaagden hebben ingestemd met dit uurtarief. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom ten aanzien van deze facturen moet worden uitgegaan van een ander uurtarief. Daarbij hebben gedaagden ook niet aangevoerd dat partijen een ander uurtarief hebben afgesproken. De kantonrechter gaat daarom uit van het door [eiseres] gehanteerde uurtarief. Het verweer van gedaagden faalt dus.
5.6.
De kantonrechter concludeert dat de vordering van [eiseres] ten aanzien van de volledige hoofdsommen wordt toegewezen. [gedaagde 1] zal tot betaling van € 10.695,43, worden veroordeeld en [gedaagde 2] zal tot betaling van € 697,14 worden veroordeeld.
de gevorderde rente
5.7.
De door [eiseres] gevorderde wettelijke rente over de onderscheidenlijke hoofdsommen is eveneens toewijsbaar. Vast staat immers dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de hoofdsommen niet hebben betaald.
de buitengerechtelijke kosten
5.8.
[eiseres] heeft van [gedaagde 1] een bedrag van € 881,95 en van [gedaagde 2] een bedrag van € 104,57 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. De kantonrechter wijst deze bedragen toe omdat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en de gevorderde bedragen in overeenstemming zijn met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
de proceskosten
5.9.
Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
5.10.
De proceskosten van [eiseres] ten aanzien van [gedaagde 1] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punt × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.307,37
5.11.
De proceskosten van [eiseres] ten aanzien van [gedaagde 2] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
218,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punt × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
670,72
de tegenvordering
geen dwaling
5.12.
Primair stellen gedaagden dat [bestuurder] heeft gedwaald omdat hem pas achteraf is gebleken dat [eiseres] niet de taken van een accountant kon uitvoeren. Dit standpunt houdt in dat [eiseres] een vastomlijnd takenpakket als accountant had. Maar dat blijkt niet uit de stukken en het verhandelde op de zitting. Ook is er geen expliciet moment aan te wijzen waarop partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten. Evenmin is gebleken dat [bestuurder] [eiseres] specifiek in de arm heeft genomen voor accountantswerkzaamheden. [eiseres] voert op de zitting onweersproken aan dat zij [bestuurder] keer op keer op zijn verzoek heeft geholpen met allerhande werkzaamheden, zoals advisering op het gebied van belastingen, administratieve werkzaamheden, het meegaan naar de accountant en de door [bestuurder] ingeschakelde advocaat, en dat [bestuurder] ook telkens de facturen accordeerde en betaalde, nadat hij eerst in de maanden augustus tot en met oktober 2022 heeft kunnen zien hoe [eiseres] te werk ging. [bestuurder] verklaart vervolgens op de zitting dat hij [eiseres] carte blanche gaf, nauwelijks keek naar de specificatie bij de facturen en erop vertrouwde dat het allemaal verantwoord was. Hij verklaart verder op de zitting dat hij door liefde was verblind. Dat moge zo zijn, maar dit valt niet onder het begrip dwaling in juridische zin. [1] De gevolgen hiervan blijven voor rekening en risico van gedaagden. Dat de werkzaamheden in de visie van gedaagden niet deugdelijk zijn verricht, maakt evenmin dat er is gedwaald.
5.13.
De kantonrechter concludeert dat het beroep op dwaling niet slaagt. Het gevorderde dwalingsnadeel, zoals door gedaagden is gesteld, zal daarom worden afgewezen.
geen schending van de zorgplicht
5.14.
Subsidiair stellen gedaagden dat [eiseres] de zorgplicht, die van een accountant mag worden verwacht, heeft geschonden en dat zij daardoor schade hebben geleden. De schade is gelegen in het feit dat [eiseres] is betaald als zijnde een accountant, terwijl zij dat niet is. De kantonrechter leidt hieruit af dat gedaagden de schending van de zorgplicht eveneens hebben gebaseerd op de stelling dat [eiseres] alleen accountantswerkzaamheden zou verrichten en dat alleen dan het door haar in rekening gebrachte uurtarief is gerechtvaardigd. Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt, is niet komen vast te staan dat het specifiek ging om accountantswerkzaamheden met de daarbij behorende zorgplicht. Dat er anderszins sprake is van een schending van de zorgplicht hebben gedaagden niet voldoende gesteld en onderbouwd. De vordering om schadevergoeding zal dan ook worden afgewezen.
5.15.
Voor zover gedaagden stellen dat er sprake is van een tekortkoming omdat [eiseres] de btw-aangiftes niet juist/onvolledig heeft ingevuld, waardoor gedaagden een vordering op de Belastingdienst hebben en omdat zij de jaarrekening niet heeft overgelegd waardoor de bedrijfsovername niet is doorgegaan, overweegt de kantonrechter dat gedaagden dit niet hebben onderbouwd met bewijsstukken. Daarbij hebben gedaagden aan deze gestelde tekortkomingen ook geen gevolgen verbonden.
de proceskosten
5.16.
Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten in de tegenvordering betalen. Gelet op de samenhang met de vordering begroot de kantonrechter deze kosten op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter
de vordering
ten aanzien van [gedaagde 1]
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 11.577,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.695,43 vanaf 13 mei 2024 tot de dag van algehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om de proceskosten van € 1.307,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
ten aanzien van [gedaagde 2]
6.3.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 801,71, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 697,14 vanaf 14 mei 2024 tot de dag van algehele betaling;
6.4.
veroordeelt [gedaagde 2] om de proceskosten van € 670,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
de tegenvordering
6.7.
wijst de vorderingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] af;
6.8.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten, die van de zijde van [eiseres] worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek.