ECLI:NL:RBNHO:2025:8294

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
15-143138-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs met procesafspraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van verschillende soorten harddrugs. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 200 uren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een raamovereenkomst die op 8 mei 2025 door de officier van justitie, de verdachte en haar raadsvrouw is ondertekend. Deze overeenkomst bevatte procesafspraken die door de rechtbank zijn besproken op de zitting van 27 mei 2025. De verdachte heeft verklaard volledig achter de gemaakte afspraken te staan en was zich bewust van de rechtsgevolgen van deze afspraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en op basis van voldoende informatie heeft ingestemd met de procesafspraken, en dat deze afspraken niet in strijd zijn met de eisen van een eerlijk proces zoals gesteld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 3 mei 2021 in Zwanenburg, samen met een ander, voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine en/of methamfetamine. De rechtbank heeft de bewijsvoering en de omstandigheden van de zaak in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en heeft rekening gehouden met haar huidige situatie, waarin zij haar leven weer op de rails heeft gekregen. De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd door de ernst van het feit en de maatschappelijke impact van de productie van harddrugs. Uiteindelijk is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de opgelegde straf in overeenstemming is met de gemaakte procesafspraken en recht doet aan de belangen van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-143138-21
Uitspraakdatum: 10 juni 2025
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Wetboek van Strafvordering)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 mei 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. H.P. Klaver en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.M. Moes, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 3 mei 2021 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- 3, althans een of meerdere (blauwe) jerrycans met zoutzuur en/of
- 2, althans een of meerdere zakken wijnsteenzuur en/of
- 2, althans een of meerdere centrifuges en/of
- 2, althans een of meerdere inductie kookplaten en/of diverse metalen gazen en/of
- 10, althans een of meerdere filterdoeken (met restanten van metamfetamine HCI) en/of
- een RVS pan (50 liter met restant poeder metamfetamine HCI) en/of
- een halfgelaatsmasker met filterbussen en/of
- 7, althans een of meerdere koelboxen (in diverse maten) en/of
- een vrieskist (van het merk Tefcold met inhoud 667 liter) en/of
- een brochure (voorzien van de titel Conversion of Apaan into BMK),
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).

2. Procesafspraken

De rechtbank heeft op 8 mei 2025 een door de officier van justitie, de verdachte en de raadsvrouw van de verdachte opgestelde en ondertekende raamovereenkomst ontvangen.
De raamovereenkomst bevat, samengevat, de volgende afspraken:
- het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en kwalificatie van het feit zoals in de overeenkomst is weergegeven;
- het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot een strafoplegging zoals hierna onder 5.1 weergegeven;
- de verdachte zal aanwezig zijn bij iedere behandeling van de strafzaak;
- de verdachte hoeft geen nadere verklaring af te leggen;
- de verdachte en de verdediging zien af van het indienen van onderzoekswensen;
- de verdediging zal geen bewijsverweren voeren;
- de verdediging en het Openbaar Ministerie zullen geen hoger beroep instellen indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken;
- de verdachte onttrekt zich niet aan de tenuitvoerlegging van haar straf.
Op de zitting van 27 mei 2025 heeft de rechtbank de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel, zoals deze zijn weergegeven in de raamovereenkomst, met de partijen besproken. Op enkele punten heeft de rechtbank een nadere toelichting gevraagd en gekregen. De rechtbank heeft de gevolgen van de procesafspraken besproken en de rechtspositie van de verdachte aan de orde gesteld. De verdachte heeft aangegeven goed te hebben begrepen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Zij heeft aangegeven volledig achter de afspraken te staan en de overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan. Daarbij is zij van voldoende informatie voorzien. De rechtbank heeft begrepen dat de verdachte zich vrij voelde om zelf te beslissen en zich niet onder druk gezet heeft gevoeld om de procesafspraken met het Openbaar Ministerie te maken. Ook is duidelijk geworden dat de verdachte bij het hele proces om tot deze overeenkomst te komen, voorzien is geweest van rechtskundige bijstand.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte aldus vrijwillig en op basis van voor haar voldoende en duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden stelt. In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zij bij de beoordeling van de strafzaak tegen de verdachte acht kan slaan op de tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken.

3.Beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv

De rechtbank stelt bij de beoordeling van deze strafzaak voorop, ook gelet op het arrest van de Hoge Raad van 27 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1252), dat de rechtbank geen partij is bij de tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken en daaraan dus ook niet is gebonden. De rechtbank heeft, los van wat tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging is overeengekomen, een eigen verantwoordelijkheid om te waarborgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke regeling, in het bijzonder de artikelen 348 en 350 Sv, en de eisen van een eerlijk proces. Dat betekent dat de rechtbank de vragen zoals beschreven in de artikelen 348 en 350 Sv in dit vonnis zelfstandig zal beantwoorden.

4.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Beoordeling van het bewijs

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar de raamovereenkomst, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
5.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar de procesafspraken, geen bewijsverweren gevoerd en verzocht de zaak af te doen zoals in de procesafspraken is overeengekomen.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn weergegeven. Deze bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet een aanvulling van dit verkort vonnis vereist. De bewijsmiddelen zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
5.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 3 mei 2021 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of methamfetamine voor te bereiden en te bevorderen
- 3 ( blauwe) jerrycans met zoutzuur en
- 2 zakken wijnsteenzuur en
- 2 centrifuges en
- diverse metalen gazen en
- 10 filterdoeken (met restanten van metamfetamine HCI) en
- een RVS pan (50 liter met restant poeder metamfetamine HCI) en
- een halfgelaatsmasker met filterbussen en
- 7 koelboxen (in diverse maten) en
- een vrieskist (van het merk Tefcold met inhoud 667 liter) en
- een brochure (voorzien van de titel Conversion of Apaan into BMK), voorhanden heeft
gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die
feiten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10, voor te
bereiden of te bevorderen, door voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan zij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de sanctie

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft onder verwijzing naar de gemaakte procesafspraken, gevorderd de verdachte te veroordelen tot voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van één jaar, en een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis als de verdachte deze niet of niet geheel voldoet.
8.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar de procesafspraken, verzocht de zaak af te doen zoals in de procesafspraken is overeengekomen.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de strafoplegging heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine en methamfetamine. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de productie van synthetische drugs veelal gepaard met zware en georganiseerde vormen van criminaliteit en leveren de gevaarlijke chemische stoffen, die moeten worden afgevoerd, risico’s op voor het milieu. De verdachte heeft hieraan met haar handelen bijgedragen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 2 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de toelichting die de verdachte op de zitting heeft gegeven over haar persoonlijke omstandigheden. De verdachte heeft aangegeven dat zij haar leven heeft opgepakt, een baan heeft en afstand heeft genomen van de mededaders.
De redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat door de verdediging geen verweer is gevoerd met betrekking tot een mogelijke overschrijding van de redelijke termijn. Ter zitting is door zowel de verdediging als het Openbaar Ministerie verklaard dat tijdens de gesprekken die tot de raamovereenkomst hebben geleid, het onderwerp met betrekking tot de redelijke termijn ter sprake is gekomen en dat daarmee bij de totstandkoming van de raamovereenkomst uitdrukkelijk rekening is gehouden. De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 27 juni 2021 in verzekering is gesteld. De rechtbank doet op 10 juni 2025 uitspraak. Gelet op deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank volstaat met de constatering daarvan.
De op te leggen straf
De aard en ernst van het feit maken dat de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf vindt. Daarbij heeft de rechtbank gelet op straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken opleggen.
Het in de raamovereenkomst opgenomen afdoeningsvoorstel dient een efficiënte en voortvarende behandeling en een effectieve afdoening van de zaak. Omdat de rechtbank in overeenstemming met het afdoeningsvoorstel oordeelt, wordt een mogelijk lang proces in eerste aanleg voorkomen en vloeit daaruit in beginsel ook voort dat het belang bij een behandeling van de zaak in hoger beroep ontbreekt. De op te leggen straf kan onmiddellijk ten uitvoer worden gelegd. Het afdoeningsvoorstel doet daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een strafoplegging die in overeenstemming is met het afdoeningsvoorstel en zoals ter terechtzitting door de officier van justitie is gevorderd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 5.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 6. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
1 (één) jaarbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
200 (tweehonderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mr. M. Ramondt en mr. G. Elst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juni 2025.