ECLI:NL:RBNHO:2025:8297

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
15/124750-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van ongeveer tweeëneenhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij de betrouwbaarheid van SkyECC-berichten ter discussie werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat de procedure voldeed aan het recht op een eerlijk proces en dat de verdachte voldoende gelegenheid had om zich te verdedigen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en de opgelegde straf gemotiveerd. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte niet opgeheven, gezien het recidivegevaar en de ernst van de feiten. De uitspraak benadrukt de rol van de verdachte in de drugshandel en de maatschappelijke impact van dergelijke criminaliteit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/124750-23 (P)
Uitspraakdatum: 2 juni 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 mei 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.N. Slijters, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1 (zaaksdossier C1)hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 november 2020 tot en met 3 december 2020 te Schiphol en/of Amsterdam, dan wel elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in totaal) 1,75 kilogram cocaïne, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2 (zaaksdossier C2) (chatnaam: [account 1] )hij op een (of meer) tijdstip(pen) in de periode van 30 april 2020 tot en met 16 december 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam dan wel elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens)
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
  • zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
  • een (of meer) crypto telefoon(s) voorhanden gehad en/of
  • op (een) cryptotelefoon(s) een SKY applicatie geïnstalleerd en/of
  • als gebruiker van het SKY account [account 1] op de SKY-applicatie:
- gesprekken gevoerd met anderen, over de aankoop en/of verkoop van cocaïne en/of het overdragen en/of het uil vrachtladingen (laten) halen van cocaïne en/of
- gesprekken en besprekingen gevoerd over de kwaliteit en/of de betaling en/of de (markt)prijs van cocaïne en/of
- informatie verstrekt en/of instructie(s) (door)gegeven en/of foto’s (door)gestuurd en/of informatie en/of instructie(s) en/of foto’s ontvangen gerelateerd aan dan wel ten behoeve van de ontvangst en/of het (verdere) vervoer van en/of de invoer van de verdovende middelen en/of het logistieke (vracht)afhandelingsproces op de luchthaven Schiphol en/of
- een of meer foto's van vrachtlading(en) met (daarin) verborgen cocaïne en/of verpakkingen (met daarin pakketten cocaïne) gemaakt en/of laten maken en/of
- die foto's van die cocaïne en/of vrachtlading(en) en/of verpakkingen verzonden en/of doorgestuurd naar een of meer ander(en) ten behoeve van het verhandelen van de cocaïne;
Feit 3 (zaaksdossier C3) (chatnaam [account 2] )hij op een (of meer) tijdstip(pen) in de periode van 12 november 2020 tot en met 8 maart 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam dan wel elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens)
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
  • zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
  • een (of meer) crypto telefoon(s) voorhanden gehad en/of
  • op (een) cryptotelefoon(s) een SKY applicatie geïnstalleerd en/of
  • als gebruiker van het SKY account [account 2] op de SKY-applicatie:
- gesprekken gevoerd met anderen, over de aankoop en/of verkoop van cocaïne en/of het overdragen en/of het uit vrachtladingen (laten) halen van cocaïne en/of
- gesprekken en besprekingen gevoerd over de kwaliteit en/of de betaling en/of de (markt)prijs van cocaïne en/of
- informatie verstrekt en/of instructie(s) (door)gegeven en/of foto’s (door)gestuurd en/of informatie en/of instructie(s) en/of foto’s ontvangen gerelateerd aan dan wel ten behoeve van de ontvangst en/of het (verdere) vervoer van en/of de invoer van de verdovende middelen en/of het logistieke (vracht)afhandelingsproces op de luchthaven Schiphol en/of de haven van Valencia;
- een of meer foto's van cocaïne en/of (grote hoeveelheden) bankbiljetten gemaakt en/of laten maken en/of
- die foto's van die cocaïne en/of bankbiljetten verzonden en/of doorgestuurd naar een of meer ander(en) ten behoeve van het verhandelen van de cocaïne;
Feit 4 (zaaksdossier C5) (chats op SIGNAL en THREEMA)hij op een (of meer) tijdstip(pen) in de periode van 30 april 2020 tot en met 05 juli 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam dan wel elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens)
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
  • zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
  • een (of meer) (crypto)telefoon(s) voorhanden gehad en/of
  • op een (of meer) telefoon(s) de applicatie(s) SIGNAL en/of THREEMA geïnstalleerd en/of
  • als gebruiker van de SIGNAL en/of THREEMA applicatie(s):
- gesprekken gevoerd met anderen, over de aankoop en/of verkoop van cocaïne en/of het overdragen en/of het uit vrachtladingen (laten) halen van cocaïne en/of
- gesprekken en besprekingen gevoerd over de kwaliteit en/of de betaling en/of de (markt)prijs van cocaïne en/of
- informatie verstrekt en/of instructie(s) (door)gegeven en/of foto’s (door)gestuurd en/of informatie en/of instructie(s) en/of foto’s ontvangen gerelateerd aan dan wel ten behoeve van de ontvangst en/of het (verdere) vervoer van en/of de invoer van de verdovende middelen;
- een of meer foto's van cocaïne en/of (grote hoeveelheden) bankbiljetten gemaakt en/of laten maken en/of die foto's van die cocaïne en/of bankbiljetten verzonden en/of doorgestuurd naar een of meer ander(en) ten behoeve van het verhandelen van de cocaïne.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De door haar daartoe gevoerde verweren zullen hierna worden besproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Verweren strekkende tot bewijsuitsluiting ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
De raadsvrouw heeft diverse, hierna nader omschreven verweren gevoerd die ertoe strekken dat de SkyECC berichten moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Voor het toetsingskader van de verweren stelt de rechtbank voorop de overwegingen van de Hoge Raad in het arrest van 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913, waar in rechtsoverweging 6.5.4. en 6.6 het volgende wordt overwogen.
Waar het gaat om het recht van de verdachte op een eerlijk proces, zoals dat wordt gewaarborgd door artikel 6 EVRM van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), is het volgende van belang. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) volgt dat het EVRM op zichzelf niet eraan in de weg staat dat in een strafzaak gebruik wordt gemaakt van de resultaten van in het buitenland verricht onderzoek, maar dat het gebruik van dergelijke resultaten voor het bewijs niet in strijd mag komen met het recht op een eerlijk proces dat door artikel 6 EVRM wordt gewaarborgd. Ook als van de resultaten van het onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt voor het bewijs, moet de rechter de ‘overall fairness’ van die strafzaak waarborgen. (…)
Waar het gaat om de betrouwbaarheid van onderzoeksresultaten die voor het bewijs worden gebruikt, geldt dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard, alleen dat bewijsmateriaal gebruikt dat hij betrouwbaar en bruikbaar acht. Er kan grond voor bewijsuitsluiting bestaan als zich onregelmatigheden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid en accuraatheid van onderzoeksresultaten wezenlijk hebben aangetast. Hierbij maakt het in beginsel geen verschil of die onderzoeksresultaten zijn verkregen onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten dan wel in een Nederlands strafrechtelijk onderzoek. Dat doet er echter niet aan af dat de rechter in de strafzaak tot uitgangspunt mag nemen dat onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn. Als er echter – al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekkend verweer – concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan, is de rechter gehouden de betrouwbaarheid van die resultaten te onderzoeken. (…) Deze plicht tot het onderzoeken van de betrouwbaarheid van de resultaten hangt samen met het op grond van artikel 6 van het EVRM aan de verdachte toekomende recht om de authenticiteit en de betrouwbaarheid van het bewijs te betwisten en zich tegen het gebruik ervan te verzetten.
Algemeen verweer aangaande betrouwbaarheid en bruikbaarheid
Primair is door de verdediging aangevoerd dat de SkyECC berichten niet zijn getoetst op betrouwbaarheid en integriteit en dat de verdediging geen mogelijkheden heeft gekregen hiernaar nader onderzoek te doen, zodat de berichten moeten worden uitgesloten van bewijs wegens strijd met artikel 6 EVRM.
De rechtbank overweegt dat de onderzoeksresultaten zijn verkregen door onderzoek van de Franse autoriteiten. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er in beginsel van worden uitgegaan dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn. De rechtbank stelt verder vast dat de verdediging op diens verzoek de beschikking heeft gekregen over de datasets van de aan de verdachte toegeschreven SkyECC-accounts. Daarmee heeft de verdediging gelegenheid gehad tot toetsing en betwisting van het materiaal. Aan deze vaststelling doet niet af dat geen inzage is verleend in de metadata, zoals door de verdediging was verzocht en welk verzoek (in een eerder stadium) conform het daarvoor geldende beoordelingskader is afgewezen. Het primair gevoerde verweer slaagt dan ook niet.
Concreet verweer aangaande betrouwbaarheid en bruikbaarheid
Subsidiair is door de raadsvrouw aangevoerd dat de SkyECC berichten moeten worden uitgesloten van het bewijs omdat concrete aanwijzingen bestaan die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de weergave van de SkyECC berichten in de processen-verbaal die zich in het procesdossier bevinden. De door de raadsvrouw benoemde onregelmatigheden worden hierna besproken.
Afwijkingen in verzender en datum
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar de dossierpagina's 71en 72 respectievelijk 97 en 310 aangevoerd dat dezelfde SkyECC berichten in verschillende dossierstukken terugkomen maar dat discrepanties bestaan in de onderscheidenlijke weergave van deze SkyECC berichten. Op pagina 72 van het dossier is de berichtenconversatie van 27 september 2020, met tijdstip 19:18 uur weergegeven. In deze conversatie is de SkyECC gebruiker [account 1] de afzender. Op pagina 310 van het dossier is dezelfde berichtenconversatie weergegeven, echter is hier bij de conversatie van 27 september 2020 als tijdstip 16:52 uur vermeld en is de SkyECC gebruiker [account 3] de afzender. Deze discrepantie maakt de weergave van de berichten onbetrouwbaar, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank stelt het volgende vast.
De berichtenconversatie zoals weergegeven op pagina 72 van het dossier is opgenomen in een ‘proces-verbaal ter beschikking stelling Argus data’. Hierin wordt gerelateerd op basis van welke toenmalige (ruwe) informatie de rechter-commissaris (in 2022) desgevraagd aanvullende toestemming heeft gegeven voor nader onderzoek naar de communicatie van de SKY-ID's [account 1] en [account 2] , waarna met goedkeuring van de officier van justitie (in april 2023) de Argus data ter beschikking van de Koninklijke Marechaussee is gesteld.
De berichtenconversatie zoals weergegeven op pagina 310 van het dossier is opgenomen in een ‘Proces-verbaal analyse chat [account 1] voorbereidingshandelingen’. Dit betreft de bevindingen van het onderzoeksteam van de Koninklijke Marechaussee betreffende analyse van het berichtenverkeer van de SkyECC gebruiker [account 1] (hierna: proces-verbaal van analyse) naar aanleiding van de door het Crypto Analyse Team in april 2023 verstrekte informatie.
De rechtbank neemt het proces-verbaal van analyse tot uitgangspunt voor het bewijs van de inhoud van het berichtenverkeer, welk proces-verbaal de resultaten weergeeft van het uiteindelijke onderzoek naar de communicatie van SKY-ID’s (waartoe de informatie van het CAT-team de aanzet had gegeven). De rechtbank ziet wel verschil in de weergave van het betreffende bericht op pagina 72 respectievelijk 310, zoals door de raadsvrouw benoemd. De rechtbank ziet hierin echter geen concrete aanwijzing dat de weergave in het proces-verbaal van analyse niet juist of betrouwbaar is, temeer niet omdat de raadsvrouw niet aan de hand van de aan haar verstrekte dataset concreet heeft aangevoerd, noch onderbouwd, dat (en op welke punten) het proces-verbaal van analyse niet juist is. Hetzelfde geldt voor de door de raadsvrouw genoemde weergave op pagina 97, dat niet meer is dan een proces-verbaal van verdenking.
Toevoeging van de letter 'K'
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar de dossierpagina's 76 en 308 aangevoerd een verdere concrete aanwijzing voor twijfel aan de betrouwbaarheid te zien. Op pagina 76 zegt in een berichtenconversatie tussen de SkyECC gebruikers [account 1] en [account 4] van 19 augustus 2020, de SkyECC gebruiker [account 1] : "Ga vragen wat rekent hij en hoe snel kan hij droppen daar, Rond de 140, Dollar nodig". Dit terwijl op pagina 308 dezelfde berichtenconversatie weergegeven, echter is hier vermeld dat de SkyECC gebruiker [account 1] zegt: "Ga vragen wat rekent hij en hoe snel kan hij droppen daar, Rond de 140, K, Dollar nodig". Deze discrepantie (wel/niet vermelden ‘K’) maakt de weergave van de berichten onbetrouwbaar, aldus de raadsvrouw.
Onder verwijzing naar wat de rechtbank hiervoor ten aanzien van de "Afwijkingen in verzender en datum" heeft overwogen, verwerpt de rechtbank ook dit verweer.
'Verdwenen' berichten
Een verdere concrete aanwijzing voor twijfel aan de betrouwbaarheid ziet de raadsvrouw in wat zij ‘verdwenen berichten’ noemt. Daartoe voert de raadsvrouw onder verwijzing naar de dossierpagina's 93 en 316 aan dat in het proces-verbaal van analyse in de weergave van de groepschat [account 5] :54 (met SkyECC gebruikers [account 3] / [account 5] / [account 1] ) tussen 28 juli 2020 en 7 september 2020 de gebruiker [account 3] berichten heeft verstuurd. Maar in de haar verstrekte dataset voor diezelfde periode (zoals aangehecht aan de pleitnota) is enkel sprake van berichten van de gebruiker [account 1] . Daarmee is voor de raadsvrouw de vraag waar de berichten van gebruiker [account 3] vandaan komen, wat volgens haar raakt aan de betrouwbaarheid van het proces-verbaal van analyse.
De rechtbank beschikt niet over de dataset zoals aan de raadsvrouw verstrekt, deze maakt geen deel uit van het dossier. Voor zover het onderzoeksteam tevens datasets van tegenaccounts van de aan de verdachte toegeschreven accounts kreeg, maken ook deze datasets zoals gebruikelijk geen onderdeel uit van het dossier.
De in het proces-verbaal van analyse weergegeven groepschat is het resultaat van de onderzoeksbevindingen op grond van alle aan het onderzoeksteam verstrekte SkyECC data.
De rechtbank constateert dat de raadsvrouw in een eerder stadium het hier besproken punt al naar voren heeft gebracht maar hieraan toen enkel heeft gekoppeld een (afgewezen) verzoek tot het verstrekken van metadata. De raadsvrouw heeft om haar moverende redenen toen niet verzocht om nader onderzoek naar door haar opgemerkte discrepanties of om inzage in datasets van de tegenaccounts, terwijl een dergelijk verzoek wel op de weg van de verdediging had gelegen om eventueel te kunnen onderbouwen dat dit raakt aan de betrouwbaarheid van de onderzoeksbevindingen. Een en ander brengt de rechtbank tot het oordeel dat met haar enkele verwijzing naar de aangehechte dataset de raadsvrouw geen concrete aanwijzing heeft gegeven dat aan de juistheid en/of betrouwbaarheid van het proces-verbaal van analyse getwijfeld moet worden.
Ontlastende informatie wordt weggelaten
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar dossierpagina 308 aangevoerd dat ontlastende informatie in het berichtenverkeer lijkt te worden weggelaten. Op pagina 308 is een berichtenconversatie tussen de SkyECC gebruikers [account 1] en [account 4] van 22 augustus 2020 weergegeven. De SkyECC gebruiker [account 1] zegt in die conversatie: "Goeiemorgen bro, Nog ergens een verdwaald blok". De raadsvrouw geeft aan dat in de onderliggende SkyECC dataset hierna door de SkyECC gebruiker [account 1] nog een bericht wordt gestuurd, inhoudende: "Om te roken". Doordat dit bericht niet is opgenomen in het proces-verbaal van analyse wordt volgens de raadsvrouw ten onrechte de suggestie gewekt dat het gesprek gaat om een blok cocaïne terwijl het meer dan vermoedelijk gaat over een blok hasj, nu dat doorgaans wordt gerookt. Dit maakt de weergave van de berichten onbetrouwbaar, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank wil aannemen dat de dataset luidt zoals de raadsvrouw die aan haar pleitnota heeft aangehecht. Maar naar het oordeel van de rechtbank kan dat niet (zonder meer) de conclusie dragen dat door de SkyECC gebruikers meer dan vermoedelijk over hasj wordt gesproken en niet over cocaïne, zoals de raadsvrouw stelt. Reeds daarom wordt de betrouwbaarheid van de gehele weergave van de berichtenconversaties in het proces-verbaal van analyse hierdoor niet aangetast. Dat ontlastende informatie is achtergehouden is niet aannemelijk geworden.
Slotsom
Alles in ogenschouw genomen is de rechtbank van oordeel dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces en de daaraan verbonden notie van ‘the overall fairness of the trial’. De verdachte heeft de verzochte dataset gekregen, van de inhoud daarvan kennis kunnen nemen en zich ertegen kunnen verdedigen. Er is niet gebleken van concrete aanwijzingen waardoor de integriteit en de betrouwbaarheid van de SkyECC berichten onder druk komt te staan. Er kan van de betrouwbaarheid daarvan worden uitgegaan en deze kunnen voor het bewijs gebruikt worden.
De verweren strekkende tot bewijsuitsluiting worden, gelet op het voorgaande, in alle onderdelen verworpen.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden in onderling verband en samenhang gebruikt. Aldus hebben de bewijsmiddelen niet alleen betrekking op het feit waarop zij blijkens hun inhoud rechtstreeks betrekking hebben. Zij versterken ook de bewijswaarde en bewijskracht van de bewijsmiddelen voor de feiten waarvoor zij niet direct redengevend zijn.
Meer in het bijzonder betekent dit dat de bewijsmiddelen die naar hun inhoud betrekking hebben op feit 4 ook bijdragen aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de inhoud van het berichtenverkeer onder feiten 1 tot en met 3.
3.3.3.
Bewijsmotivering
Op grond van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte de gebruiker is van de SkyECC accounts [account 1] en [account 2] . Een expliciet verweer is op dit punt niet gevoerd. Ook volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen dat de verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] en van de in het dossier voorkomende Samsung J06, de Samsung A03 en de iPhone 12 pro.
Op basis van de berichten verstuurd met de hiervoor genoemde SkyECC accounts en de berichten verstuurd met de hiervoor genoemde telefoons (via de applicaties Signal en Threema), acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewezen de feiten 1 tot en met 4, zoals hierna bewezenverklaard.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1 (zaaksdossier C1)hij in de periode van 30 november 2020 tot en met 3 december 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft verstrekt en vervoerd, (in totaal) 1,75 kilogram cocaïne;
Feit 2 (zaaksdossier C2) (chatnaam: [account 1] )hij op tijdstippen in de periode van 28 juli 2020 tot en met 1 oktober 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens)
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
  • zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen (telkens)
- als gebruiker van het SKY account [account 1] op de SKY-applicatie:
- gesprekken gevoerd met anderen, over de aankoop en/of verkoop van cocaïne en/of het overdragen en/of het uit vrachtladingen (laten) halen van cocaïne en
- gesprekken en besprekingen gevoerd over de (markt)prijs van cocaïne en
- informatie verstrekt en/of instructie(s) (door)gegeven en/of foto’s (door)gestuurd en/of informatie en/of instructie(s) en/of foto’s ontvangen gerelateerd aan dan wel ten behoeve van de ontvangst en/of het (verdere) vervoer van en/of de invoer van de verdovende middelen en/of het logistieke (vracht)afhandelingsproces op de luchthaven Schiphol en
- een of meer foto's van vrachtlading(en) met (daarin) verborgen cocaïne en/of verpakkingen (met daarin pakketten cocaïne) laten maken;
Feit 3 (zaaksdossier C3) (chatnaam [account 2] )hij op tijdstippen in de periode van 12 november 2020 tot en met 8 maart 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens)
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
  • zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen (telkens)
- als gebruiker van het SKY account [account 2] op de SKY-applicatie:
- gesprekken gevoerd met anderen, over de aankoop en/of verkoop van cocaïne en/of het overdragen en/of het uit vrachtladingen (laten) halen van cocaïne en
- gesprekken en besprekingen gevoerd over de kwaliteit en/of de betaling en/of de (markt)prijs van cocaïne en
- informatie verstrekt en/of instructie(s) (door)gegeven en/of foto’s (door)gestuurd en/of informatie en/of instructie(s) en/of foto’s ontvangen gerelateerd aan dan wel ten behoeve van de ontvangst en/of het (verdere) vervoer van en/of de invoer van de verdovende middelen en/of het logistieke (vracht)afhandelingsproces op de luchthaven Schiphol en/of de haven van Valencia en
- die foto's van die cocaïne verzonden en/of doorgestuurd naar een of meer ander(en) ten behoeve van het verhandelen van de cocaïne;
Feit 4 (zaaksdossier C5) (chats op SIGNAL en THREEMA)hij op tijdstippen in de periode van 6 sept 2022 tot en met 4 juli 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens)
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
  • zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen (telkens)
- als gebruiker van de SIGNAL en/of THREEMA applicatie(s):
- gesprekken gevoerd met anderen, over de aankoop en/of verkoop van cocaïne en/of het overdragen en/of het uit vrachtladingen (laten) halen van cocaïne en
- gesprekken en besprekingen gevoerd over de kwaliteit en/of de betaling en/of de (markt)prijs van cocaïne en
- informatie verstrekt en/of instructie(s) (door)gegeven en/of foto’s (door)gestuurd en/of informatie en/of instructie(s) en/of foto’s ontvangen gerelateerd aan dan wel ten behoeve van de ontvangst en/of het (verdere) vervoer van en/of de invoer van de verdovende middelen en
- foto's van cocaïne verzonden en/of doorgestuurd naar een of meer ander(en) ten behoeve van het verhandelen van de cocaïne.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
feit 2
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen,
feit 3
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen,
feit 4
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de eis veel te hoog is, omdat er niet of nauwelijks geslaagde transacties zijn gebleken en omdat de verdachte slechts een kleine rol als een tussenschakel had. Zijn rol valt qua strafwaardigheid aan de ondergrens.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, inhoudende dat hij een blanco strafblad heeft en (in financiële zin) zorg draagt voor zijn gezin. Bij detentie vreest hij dat zijn bedrijf een moeilijke toekomst krijgt. Ook heeft de raadsvrouw verzocht het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis op te heffen wegens het ontbreken van de recidivegrond, dan wel de schorsing voort te laten duren in verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft gedurende een lange periode van ongeveer tweeëneenhalf jaren samen met anderen voorbereidingshandelingen gepleegd voor de invoer van en handel in cocaïne. Daarbij vervulde de verdachte een essentiële rol als bemiddelaar/tussenpersoon en bood hij veel diensten aan. Zo kon hij onder meer personen als uithalers van ingevoerde drugs regelen voor zowel de scheepvaart als de luchtvaart, had hij zowel mensen van ‘binnen’ dus werkzaam op Schiphol als van buiten, opereerde hij in meerdere landen, gaf hij informatie door over beschikbaarheid van partijen en prijzen en had hij kennelijk een informatiepositie waardoor hij ook als probleemoplosser werd benaderd. De informatie waar de verdachte over beschikte had betrekking op onder meer het plaatsen van cocaïne in verborgen ruimtes op een vlucht vanuit een bronland maar ook het uithalen van de cocaïne op Schiphol. Dit alles maakte hem een belangrijke speler in de keten, met veel criminele contacten en een hoge frequentie aan activiteiten.
Ook voor zichzelf hield hij zich bezig met de handel in verdovende middelen. Zo heeft de verdachte met zijn mededader(se) een voor zichzelf ingekochte partij van 1,75 kilo cocaïne verstrekt en vervoerd.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich heeft ingelaten met deze strafbare feiten en zich bij het plegen van deze feiten enkel heeft laten leiden door eigen financieel gewin. De verdachte heeft door zijn handelen tevens een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof die zeer verslavend kan werken. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van zeer zware criminaliteit, waaronder levensdelicten en ondermijning. Tevens wordt erbij vaak gebruik gemaakt van (jeugdige) personen die aldus in de criminaliteit belanden, bijvoorbeeld als uithalers. De verdachte heeft geen enkele verantwoording genomen voor zijn handelen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank geconstateerd dat blijkens het strafblad van de verdachte, gedateerd 4 april 2025, hij niet eerder terzake van een soortgelijk of ander feit onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 6 mei 2025 van [reclasseringswerker] verbonden aan Reclassering Nederland.
Op te leggen straf
Voor de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen zijn binnen de rechtspraak geen oriëntatiepunten ontwikkeld. De rechtbank heeft daarom aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt tot de conclusie dat de aard, ernst en de negatieve maatschappelijke gevolgen van de bewezenverklaarde feiten zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigen, en dat slechts een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt een passende straf is. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank geen reden voor matiging van deze beoogde straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden moet worden opgelegd zoals gevorderd, met aftrek van de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De raadsvrouw heeft primair opheffing van de voorlopige hechtenis, subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht. De raadsvrouw meent dat er geen recidivegrond (en daarmee geen grond voor de voorlopige hechtenis) aanwezig is. Sinds zijn schorsing heeft de verdachte geen strafbare feiten gepleegd. De zaak in 2024 is voor verdachte met een sepot beëindigd en biedt geen onderbouwing voor recidivegevaar. Dat de persoon waar het daar om draait te maken had met verdovende middelen wist de verdachte niet, hij heeft deze persoon in detentie leren kennen en slechts willen helpen met werk en huisvesting toen hij vrijkwam. Ten aanzien van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis stelt de raadsvrouw dat het persoonlijk belang van de verdachte is gelegen in het voortzetten van zijn werk/bedrijf en daarmee het behoud van een regulier inkomen. In geval van detentie zal het voortbestaan van verdachtes bedrijf moeilijk worden.
De officier van justitie heeft tegen opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis aangevoerd dat de verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis door de politie in 2024 in verband is gebracht met een incident waarbij verdovende middelen zijn aangetroffen. Hoewel deze zaak tegen de verdachte is geseponeerd, blijkt uit de feiten en omstandigheden ervan dat de verdachte nog steeds in nauw contact staat met personen die zich bezig houden met (de handel in) verdovende middelen en de recidivegrond dus nog steeds bestaat, aldus de officier van justitie. Verder wegen de strafvorderlijke belangen zwaarder dan de persoonlijke belangen, zodat er geen redenen zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De ernstige bezwaren staan niet ter discussie. Naar het oordeel van de rechtbank is de recidivegrond nog steeds aanwezig. Hiertoe wordt overwogen dat de verdachte zich tot zijn aanhouding diep in de wereld van de drugshandel bevond, blijkens de bewezenverklaring heeft hij zich over een periode van circa tweeëneenhalf jaar daarmee intensief bezig gehouden. De verdachte beweegt zich blijkens de door de officier van justitie uiteengezette feiten en omstandigheden van de sepot-zaak uit 2024 ook na zijn schorsing nog in kringen van personen die met verdovende middelen van doen hebben. Over de door de rechtbank bewezen feiten heeft de verdachte consequent gezwegen. Dat is zijn goed recht, maar hij heeft daarmee ook niets willen zeggen over wat thans zijn houding is ten opzichte van zijn kwalijke bewezen handelen. Gelet op voornoemde omstandigheden acht de rechtbank het recidivegevaar daarom onverkort aanwezig. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen.
Voor schorsing van de voorlopige hechtenis ziet de rechtbank geen termen aanwezig. Ten aanzien van die persoonlijke belangen van de verdachte is aangevoerd dat in geval van voorlopige hechtenis het voortbestaan van verdachtes bedrijf moeilijk zal worden. Zijn persoonlijk belang is gelegen in het voortzetten van zijn werk/bedrijf en het behouden van een regulier inkomen. De reclassering heeft in het meest recente rapport van 6 mei 2025 aangegeven onvoldoende aanknopingspunten te zien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Dit maakt dat het recidivegevaar niet kan worden ondervangen en de rechtbank van oordeel is dat de strafvordelijke belangen in dit stadium zwaarder wegen dan de belangen van de verdachte.
Dit alles leidt tot het oordeel dat de verzoeken tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een Samsung J06, een Samsung A03 en een iPhone 12 pro, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 4 bewezen verklaarde feit met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang, nu deze telefoon criminele contacten en berichtenverkeer bevatten.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een satelliettelefoon van het merk Indium en een simkaarthouder (zonder simkaart), dienen te worden teruggegeven aan verdachte zoals ook gevorderd door de officier van justitie.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
60 (zestig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL2700-23-059629-17, Samsung)
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL2700-23-059629-22, Samsung)
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL2700-23-059629-23, Blauw, merk: Apple iPhone)
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL2700-23-059629-16, Indium)
1. STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL2700-23-059629-18, Lebara)
Wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mrs. P.E. van der Veen en H.P.H.I. Cleerdin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juni 2025.