In deze zaak heeft [eiser] B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] B.V. met betrekking tot onbetaalde facturen en herstelkosten in het kader van een aannemingsovereenkomst. De vordering is ingesteld op 3 maart 2025, waarna [gedaagde] schriftelijk heeft geantwoord en een tegenvordering heeft ingediend. Tijdens de zitting op 17 juli 2025 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] en [gedaagde] beide een montagebedrijf exploiteren en dat [gedaagde] [eiser] heeft ingeschakeld voor werkzaamheden aan sandwichpanelen in een project genaamd 'Cinema'. De werkzaamheden zijn op 30 oktober 2025 begonnen, maar [gedaagde] heeft verschillende facturen onbetaald gelaten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van stilzwijgende aanvaarding van het werk door [gedaagde], waardoor de eindfactuur toewijsbaar is. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 12.798,15 aan [eiser], vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De tegenvordering van [gedaagde] is afgewezen, met uitzondering van een bedrag van € 4.133,88 dat [eiser] aan [gedaagde] moet betalen voor bevestigingsmateriaal. De proceskosten zijn voor beide partijen.