Op 3 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de beschikking gegeven in het kader van de jeugdzorg, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 16 januari 2026. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De moeder was niet ter zitting aanwezig, maar heeft na de zitting contact opgenomen met de griffie om haar afwezigheid toe te lichten. De vader is wel gehoord, en heeft zijn wens om contact met [de minderjarige] te hebben kenbaar gemaakt.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de noodzaak van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing onderbouwd. [de minderjarige] staat sinds 17 oktober 2023 onder toezicht en is sinds die datum uit huis geplaatst. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige pleegzorgsituatie perspectief biedt, maar dat er ook zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige]. De GI heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging ingediend, waarbij zij heeft aangegeven dat [de minderjarige] intensieve begeleiding nodig heeft en dat een plaatsing bij de grootouders niet passend is.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van [de minderjarige] is om in het huidige pleeggezin te blijven, gezien de specifieke zorgbehoeften en de problematiek van de ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof Amsterdam, waarbij belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak of betekening in beroep kunnen gaan.