ECLI:NL:RBNHO:2025:8469

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
C/15/365181 / FA RK 25-2409
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw in een zaak van psychische kwetsbaarheid en huiselijk geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over het gebruik van de echtelijke woning. Beide partijen zijn psychisch kwetsbaar en verblijven in een GGZ-instelling. De vrouw heeft verzocht om het uitsluitend gebruik van de woning, omdat zij na een herseninfarct en hersenbloeding niet meer zelfstandig kan wonen en behoefte heeft aan een vertrouwde omgeving voor haar herstel. De man heeft verweer gevoerd en verzocht om het uitsluitend gebruik van de woning, waarbij hij stelt dat hij intensieve zorg voor de vrouw heeft verleend en dat hij ook psychische problemen heeft. De rechtbank heeft beide belangen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van de vrouw zwaarder weegt. De vrouw heeft recht op het gebruik van de woning, omdat zij met de juiste ambulante zorg zelfstandig kan wonen, terwijl de man niet kan aantonen dat hij op korte termijn zelfstandig kan wonen. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de woning en dat de man de woning dient te verlaten. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
voorlopige voorzieningen/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/365181 / FA RK 25-2409
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 24 juli 2025
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.C. Mens, kantoorhoudende te Hoofddorp ,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. I.S. Kuijken, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 9 mei 2025;
- het bericht van de zijde van de vrouw van 10 juli 2025;
- het verweer met zelfstandig verzoek van de man ingekomen op 10 juli 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak is geweest op 15 juli 2025. Aanwezig warem:
- de vrouw bijgestaan door mr. A.C. Mens,
- mr. I.S. Kuijken namens de man.
Als toehoorder was met instemming van partijen aanwezig [ambulant begeleider] , ambulant begeleider van de vrouw.
De man is niet verschenen.

2.Feiten

2.1.
Partijen staan met ingang van [datum] ingeschreven op hetzelfde adres en zijn op [datum] in de gemeente [gemeente] een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.2.
Het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap is door de man ingediend en door de rechtbank ontvangen op 8 mei 2025. Deze procedure is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/365031.

3.Beoordeling

echtelijke woning
3.1.
De vrouw heeft verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
De vrouw heeft hieraan het navolgende ten grondslag gelegd. Zij huurt de woning sinds 22 oktober 2020 en kocht en betaalde in 2024 een nieuwe keuken. Na het aangaan van het geregistreerd partnerschap is de man bij haar in de woning komen wonen. De vrouw heeft ten gevolge van hartstilstand 2021 niet aangeboren hersenletsel opgelopen. Ze heeft een stoma en is volledig arbeidsongeschikt. De woning is aangepast in verband met haar beperkingen (beugels in wc, badkamer en aan bed en postoel). In november 2024 heeft de vrouw een herseninfarct en een hersenbloeding gekregen waarna een revalidatietraject volgde bij het [ziekenhuis] Ziekenhuis te [plaats] . In februari 2025 is de vrouw uit haar bed gevallen en is haar keuken beschadigd door een lekkage bij haar bovenburen. Bij de vrouw zijn daardoor spanningsklachten ontstaan. In maart 2025 hebben de vrouw en de man een heftige ruzie gekregen en heeft de man de vrouw bedreigd en hard geduwd. De vrouw heeft een melding bij de politie gedaan van huiselijk geweld. De vrouw durfde niet meer bij de man in de woning te blijven en is op 11 maart 2025 naar hotel [hotel] gegaan. Van 18 maart tot 3 april 2025 is zij opgenomen geweest in [revalidatiecentrum] revalidatie. Van 4 april tot 23 april 2025 verbleef de vrouw in Zorghotel [zorghotel] te [plaats] en sinds 24 april 2025 in een vakantiehuis van [vakantiepark] (€ 900 per week). De vrouw durft niet meer naar huis te gaan en kan het vakantiehuis niet meer betalen. De vrouw is door alles wat zij heeft meegemaakt zeer gestrest geraakt en zal met ingang van 12 mei 2025 voor ± 4 weken opgenomen worden in de [GGZ instelling] te [plaats] . Als de vrouw uit deze kliniek komt, wil zij weer terug naar haar woning.
De vrouw heeft rust nodig en kan niet meer met de man in de woning verblijven. De man is alcoholverslaafd en heeft psychische problematiek waarvoor hij in het verleden drie jaar opgenomen is geweest in de psychiatrische inrichting [psychiatrische inrichting] .
3.2.
De man voert verweer en verzoekt zelf om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
De man heeft hieraan het navolgende ten grondslag gelegd. Partijen hebben sinds 2020 een relatie en zijn in dat jaar gaan samenwonen. Sinds het herseninfarct en de hersenbloeding van de vrouw in 2024 draagt de man intensieve zorg voor de vrouw. Voor de man was het scheidingsbericht van de vrouw een verrassing en ook dat de vrouw om het alleengebruik van de woning verzoekt. De vrouw is al jaren niet meer in staat om zelfstandig te functioneren. De man droeg in belangrijke mate zorg voor haar én voor het huishouden. De vrouw kan dit niet zelf als gevolg van haar apraxie, een hersenaandoening die het moeilijk maakt om dagelijkse taken uit te voeren, omdat de volgorde van handelingen bijvoorbeeld niet meer duidelijk is. De vrouw is niet in staat om voor langere tijd zelfstandig te wonen en zal dan alsnog opgenomen moeten worden op een plek waar meer verzorging is.
De man heeft groot belang bij het voortgezet gebruik van de woning omdat hij psychisch kwetsbaar is (bipolaire stoornis). De man staat sinds 2017 onder beschermingsbewind. Na het faillissement van zijn werkgever is de man totaal ontregeld geraakt en ruim twee jaar opgenomen geweest in de psychiatrische kliniek [GGZ instelling] in [plaats] . Sinds 2018 heeft hij zijn leven weer opgebouwd, vond een baan, had een woning en hield zich staande. Zijn medicatie was sinds een aantal maanden afgebouwd en het beperkte contact met GGZ zou ook verder worden afgebouwd maar sinds de scheidingsmelding is de man opnieuw ontregeld geraakt. Als de man zijn woning verliest, vrezen de bewindvoerder, jobcoach en werkgever voor een terugval, verlies van baan en zekerheid en is er een groot risico op dakloosheid. Half juni 2025 is de man opgenomen op de high care afdeling van [GGZ instelling] in [plaats] . De verwachting is dat de man op korte termijn over kan op ambulante hulpverlening. Daarvoor is noodzakelijk dat de man verder kan herstellen in een vertrouwde omgeving.
3.3.
Duidelijk is dat beide partijen groot belang hebben bij het uitsluitend gebruik van de woning maar het uitsluitend gebruik ervan zal aan de vrouw worden toegewezen omdat bij een afweging van hun belangen, het belang van de vrouw het zwaarste weegt. Het navolgende is daarvoor redengevend.
Vaststaat dat geen van partijen kan op korte termijn over alternatieve woonruimte kan beschikken en dat zij nu allebei vanwege hun (psychische) kwetsbaarheid zijn opgenomen in een GGZ instelling; de vrouw bij [GGZ instelling] in [plaats] en de man bij [GGZ instelling] in [plaats] . Voor hun herstel hebben ze allebei de (vertrouwde omgeving van) de woning nodig en door de spanningen tussen hen kunnen zij daar niet meer samen wonen.
Dat de vrouw door apraxie niet meer zelfstandig kan wonen, is niet of onvoldoende gebleken. Integendeel de vrouw heeft dat gemotiveerd weersproken en toegelicht dat zij met de haar (door de gemeente) toegekende ambulante zorg en met de mantelzorg uit haar netwerk zelfstandig in de woning kan wonen. Zo heeft de vrouw wijkzorg, een ambulant begeleider die helpt met de administratie en licht huishoudelijk werk, een Medido (automatische medicijndispenser), en paar keer per week huiselijke hulp en dagbesteding en ze krijgt veel hulp van haar broer. Verder blijkt uit de door de vrouw overgelegde verklaring van [GGZ instelling] dat zelfstandig wonen (met ambulante zorg) na een korte opname weer mogelijk is.
Of en wanneer de man vanuit de GGZ instelling weer naar huis zou kunnen gaan is nu nog onduidelijk en een prognose van de instelling ontbreekt. Gebleken is verder dat de man na een eerdere ontregeling ruim twee jaar opgenomen is geweest. Of en zo ja welke ambulante begeleiding de man (naast zijn bewindvoerder) nodig heeft om weer zelfstandig te kunnen wonen en of dit op korte termijn kan worden geregeld is ook niet duidelijk geworden.
Anders dan de man kampt de vrouw ook nog met de nasleep van ernstige aandoeningen (hersenbloeding en herseninfarct) waardoor alles bij elkaar genomen de vrouw een zwaarder wegend belang heeft bij het uitsluitende gebruik van de woning zodra zij zoals verwacht op korte termijn uit de GGZ instelling wordt ontslagen.
Dat de man tot slot direct dakloos zal worden als hij niet kan terugkeren naar de woning is niet zonder meer aannemelijk omdat ter zitting is gebleken dat beide partijen over enig vermogen beschikken zodat de man in ieder geval tijdelijke woonruimte zou moeten kunnen vinden.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen aan [adres] met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
4.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.