3.3.2.Bewijsoverweging
De rechtbank ziet zich door de tenlastelegging, met de toelichting daarop van de officier van justitie, voor een tweeledige vraag gesteld:
1. Heeft de verdachte op 12 augustus 2022, kort gezegd, zijn penis in de keel van het slachtoffer [slachtoffer] gebracht, terwijl hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde?
2. Zo ja, kreeg het slachtoffer daardoor onvoldoende zuurstof, waardoor zij is overleden?
Heeft de verdachte zijn penis in de keel van het slachtoffer gebracht, terwijl hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde?
De verdachte heeft tegen één van de ter plaatse gekomen politieagenten omstreeks 01.50 uur op de vraag wat er was gebeurd, gezegd dat hij samen met [voornaam slachtoffer]
(de rechtbank begrijpt: het slachtoffer)een leuke avond zou hebben, dat zij een fles Ouzo en biertjes hadden gedronken, dat als [voornaam slachtoffer] onder invloed is, zij erotisch wordt, dat zij hem begon te pijpen en dat terwijl zij hiermee bezig was, zij ineens blauwe lippen kreeg en geen adem meer haalde.
Nadat de verdachte enigszins tot rust was gekomen, heeft hij een andere verbalisant onder meer verteld dat hij door het slachtoffer werd gepijpt, dat het slachtoffer vervolgens onwel werd en dat hij, verdachte, hulp heeft gehaald.
De verdachte is rond 03:00 uur aangehouden. Inmiddels was ook de moeder van de verdachte bij de woning aanwezig. De verbalisant die de verdachte heeft aangehouden, hoorde hem tegen zijn moeder onder meer roepen:
Hij zat in d’r mond en toen stikte ze.
De verdachte is vervolgens in een politieauto overgebracht naar het politiebureau. Twee verbalisanten relateren dat de verdachte direct begon te vertellen wat er gebeurd was. Een verbalisant onderbreekt de verdachte en wijst hem erop dat hij niet verplicht is iets te verklaren. De verdachte zegt daarop:
Ja dat weet ik, maar ik heb niets te verbergen.Vervolgens horen de verbalisanten de verdachte onder meer zeggen:
[voornaam slachtoffer] had aardig wat gedronken en dan wordt ze altijd erotisch. Zij begon mij dus te pijpen. Daar ga ik natuurlijk niets van zeggen, want dan ben je een dief van je eigen pik. Ik hou er alleen niet van als een meisje alleen een beetje aan mijn eikel loopt te sabbelen. Dan moet mijn pik er wel goed in. Zij deed dus heel erg haar best. Op een gegeven moment, deed ze het zelfs zo diep dat zij helemaal begon te kokhalzen. Na een tijdje werden haar lippen ineens blauw en ademde zij niet meer. Ze kwam ook niet meer bij. Ik ben toen meteen gaan reanimeren en heb 112 gebeld. Ik weet niet zeker of zij in mijn pik gestikt is of in haar eigen spuug.
De rechtbank is van oordeel dat deze uitlatingen van de verdachte sterke aanwijzingen opleveren dat tussen het tijdstip van het laatst gemaakte filmpje (01.14.58 uur) en het bellen naar 112 (01.34 uur) nog orale seks heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte na aankomst van de politie in zeer specifieke en concrete bewoordingen op meerdere momenten en aan verschillende personen heeft verteld wat er volgens hem was gebeurd voordat hij 112 had gebeld, ook nadat hij tot rust was gekomen en nadat hij er nadrukkelijk aan was herinnerd dat hij niet verplicht was iets te verklaren. De uitlatingen van de verdachte zijn gerelateerd in op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van politiefunctionarissen.
De uitlatingen van de verdachte vinden steun in de hiervoor genoemde en ter terechtzitting getoonde filmpjes. Daarop is te horen dat de verdachte zeer vasthoudend en op luide, dwingende toon kenbaar maakt dat hij wil dat het slachtoffer hem (nogmaals) gaat pijpen.
(‘Ik heb geen harde piemel nou he. Je moet hem even hard pijpen’, ‘Ga je nog pijpen’, Hé hallo, je moet even pijpen’, ‘Of ik douw me pik in je bek, in je strot tot aan je maag aan toe en anders ga ik die fles ouzo open maken’, ‘Mijn pik wordt net stijf (…) dus dan moet jij hem weer overeind pijpen’).
Voorts is op de filmpjes zichtbaar dat het slachtoffer met meestentijds gesloten ogen op de bank ligt en nauwelijks reageert op vragen en opmerkingen van de verdachte. Het is evident dat zij verkeert in een staat van verminderd bewustzijn. Dit is ook voor de verdachte kenbaar geweest, getuige zijn uitspraak op het laatste filmpje:
ik denk dat deze niet zoveel meer doet vanavond, daarbij wijzend naar het slachtoffer.
Tussenconclusie: antwoord op vraag 1
Uit het vorenstaande, in onderling verband en in samenhang beschouwd, concludeert de rechtbank dat de verdachte op 12 augustus 2022 tussen 01.14.58 uur, het tijdstip van het laatste filmfragment, en 01.34 uur, het moment waarop de verdachte 112 heeft gebeld, met het slachtoffer, van wie hij wist dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, te weten het brengen en houden van zijn penis in haar keel.
De verklaring van de verdachte dat die avond enkel en voor het laatst orale seks heeft plaatsgevonden voor of rond 23.00 uur, acht de rechtbank in het licht van wat hiervoor is overwogen ongeloofwaardig.
Kreeg het slachtoffer door dit handelen van de verdachte onvoldoende zuurstof, waardoor zij is overleden?
Uit toxicologisch onderzoek volgt dat het serum (de plasmacomponent van het bloed) van het slachtoffer ethanol (alcohol) bevat. Volgens de toxicoloog zal, rekening houdend met het tijdverloop en de hiermee gepaard gaande concentratieafname, de ethanolconcentratie in het bloed van het slachtoffer ten tijde van het reanimatiebehoeftig worden ongeveer 2,9 mg/ml tot 3,9 mg/ml zijn geweest. Dit is een hoge concentratie. Volgens de forensisch patholoog die de sectie op het slachtoffer heeft uitgevoerd en die ter zitting is gehoord, is het een concentratie zoals die gemeten kan worden bij personen die zijn overleden als gevolg van een alcoholintoxicatie.
Gelet op het voorgaande rijst de vraag of het overlijden van het slachtoffer het gevolg is geweest van een alcoholintoxicatie of van verstikking doordat haar ademhaling is belemmerd bij de orale seks.
Cruciaal bij het beantwoorden van deze vraag is de vaststelling van de patholoog dat beide mogelijke doodsoorzaken niet leiden tot specifieke forensisch pathologische bevindingen. Deze bevindingen komen in beide gevallen doorgaans overeen en zijn dus aspecifiek. Daarom kan in deze zaak op basis van de aangetroffen forensisch pathologische bevindingen geen onderscheid worden gemaakt tussen de waarschijnlijkheid van beide hypothesen (ademhalingsbelemmering versus alcoholintoxicatie). Dit betekent dat het overlijden van het slachtoffer volgens de patholoog goed kan worden verklaard als gevolg van ademhalingsbelemmering (bij orale seks) of een alcoholintoxicatie of een combinatie van beide. Als het slachtoffer reanimatiebehoeftig is geworden tijdens of direct na orale seks, is dit waarschijnlijker (ordegrootte bewijskracht: 10-100) onder een hypothese van overlijden (mede) door ademhalingsbelemmering dan onder een hypothese van overlijden louter als gevolg van alcoholintoxicatie.
Tussenconclusie: antwoord op vraag 2
De rechtbank concludeert dat, gezien het forensisch bewijs, een alcoholintoxicatie als doodsoorzaak niet kan worden uitgesloten. Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat het overlijden van het slachtoffer aan de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de strafverzwarende omstandigheid dat het feit de dood tot gevolg heeft gehad.