ECLI:NL:RBNHO:2025:8480

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
15/203822-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel binnendringen bij een vrouw in staat van verminderd bewustzijn door alcoholgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het seksueel binnendringen van een vrouw die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde door overmatig alcoholgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 augustus 2022 in de gemeente Schagen handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, terwijl hij wist dat zij niet in staat was haar wil te bepalen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarbij de straf is gematigd vanwege een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de vordering van de nabestaanden tot vergoeding van affectieschade niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet bewezen is dat de dood van het slachtoffer het gevolg was van het handelen van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat het feit de dood tot gevolg heeft gehad, omdat op basis van forensisch bewijs een alcoholintoxicatie als doodsoorzaak niet kan worden uitgesloten. De zaak is behandeld in tegenspraak en de uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/203822-22 (P)
Uitspraakdatum: 24 juli 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 juli 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A. Docter, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2022 in de gemeente Schagen, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] te weten
het brengen en/of duwen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn penis (diep/ver) in de keel en/of de luchtpijp van die [slachtoffer] (waardoor die [slachtoffer] onvoldoende zuurstof kreeg),
tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenlastelegging en haar standpunt over het bewijs ter zitting aldus toegelicht:
Uit het dossier komt naar voren dat op de bewuste avond een of meerdere malen orale seks heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte door het slachtoffer is gepijpt. Het strafrechtelijke verwijt dat de verdachte wordt gemaakt ziet op orale seks die heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2022, waarschijnlijk tussen 01.14 uur en 01.34 uur. De verdachte heeft zijn penis ver in de mond van het slachtoffer gebracht, terwijl zij in een toestand verkeerde van verminderd bewustzijn dan wel lichamelijke onmacht. De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar de rapporten van de toxicoloog en forensisch patholoog, op het standpunt gesteld dat het handelen van de verdachte ertoe heeft geleid dat de toevoer van zuurstof bij het slachtoffer werd geblokkeerd en dat zij hierdoor reanimatiebehoeftig is geworden en twee dagen later is overleden.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met dien verstande dat de verdachte (partieel) moet worden vrijgesproken van de zinsnede ‘dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden’.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uitgegaan moet worden van de uitvoerige verklaringen die de verdachte – nuchter – bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd over het tijdspad van de avond en de nacht van 11 op 12 augustus 2022. De verdachte herkent zich niet in hetgeen verbalisanten hebben opgeschreven over wat hij ter plaatse zou hebben verklaard en hij kan zich dat in elk geval niet herinneren. De orale seks vond aan het begin van de avond plaats en pas later op de avond is het slachtoffer onwel geworden en stopte zij met ademhalen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte bij het slachtoffer seksueel is binnengedrongen, terwijl zij in verminderde staat van bewustzijn of in lichamelijke onmacht verkeerde.
Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de doodsoorzaak niet kan worden vastgesteld. Daarbij heeft zij verwezen naar het toxicologisch en forensisch pathologisch onderzoek. Het overlijden van het slachtoffer kan worden verklaard door zowel alcoholintoxicatie als ademhalingsbelemmering als gevolg van orale seks.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vaststaande feiten
Op grond van het dossier en wat is besproken ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
In de avond van 11 augustus 2022 zijn de verdachte en het slachtoffer samen geweest in de woning van de verdachte aan de [adres 2]. Tijdens deze avond hebben zij alcohol, Ouzo en bier, gedronken. Op enig moment heeft het slachtoffer de verdachte op de bank in de woonkamer gepijpt. De verdachte heeft in de loop van de avond een aantal filmpjes van het slachtoffer en hemzelf gemaakt met zijn telefoon en hij heeft (een deel van) deze filmpjes via Snapchat aan anderen verstuurd. Op deze filmpjes zijn geen seksuele handelingen te zien. Het laatste filmpje dat de verdachte heeft gemaakt is van 12 augustus 2022, 01.14.58 uur. Om 01.34 uur heeft de verdachte 112 gebeld omdat het slachtoffer niet meer ademde. Daarop zijn de ambulance en de politie ter plaatse gekomen. Het slachtoffer is door het ambulancepersoneel gereanimeerd en vervolgens met een hartslag en ademhaling naar het ziekenhuis vervoerd. Op 14 augustus 2022 is zij overleden als gevolg van ernstige hersenschade door zuurstofgebrek.
3.3.2.
Bewijsoverweging
De rechtbank ziet zich door de tenlastelegging, met de toelichting daarop van de officier van justitie, voor een tweeledige vraag gesteld:
1. Heeft de verdachte op 12 augustus 2022, kort gezegd, zijn penis in de keel van het slachtoffer [slachtoffer] gebracht, terwijl hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde?
2. Zo ja, kreeg het slachtoffer daardoor onvoldoende zuurstof, waardoor zij is overleden?
Heeft de verdachte zijn penis in de keel van het slachtoffer gebracht, terwijl hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde?
De verdachte heeft tegen één van de ter plaatse gekomen politieagenten omstreeks 01.50 uur op de vraag wat er was gebeurd, gezegd dat hij samen met [voornaam slachtoffer]
(de rechtbank begrijpt: het slachtoffer)een leuke avond zou hebben, dat zij een fles Ouzo en biertjes hadden gedronken, dat als [voornaam slachtoffer] onder invloed is, zij erotisch wordt, dat zij hem begon te pijpen en dat terwijl zij hiermee bezig was, zij ineens blauwe lippen kreeg en geen adem meer haalde.
Nadat de verdachte enigszins tot rust was gekomen, heeft hij een andere verbalisant onder meer verteld dat hij door het slachtoffer werd gepijpt, dat het slachtoffer vervolgens onwel werd en dat hij, verdachte, hulp heeft gehaald.
De verdachte is rond 03:00 uur aangehouden. Inmiddels was ook de moeder van de verdachte bij de woning aanwezig. De verbalisant die de verdachte heeft aangehouden, hoorde hem tegen zijn moeder onder meer roepen:
Hij zat in d’r mond en toen stikte ze.
De verdachte is vervolgens in een politieauto overgebracht naar het politiebureau. Twee verbalisanten relateren dat de verdachte direct begon te vertellen wat er gebeurd was. Een verbalisant onderbreekt de verdachte en wijst hem erop dat hij niet verplicht is iets te verklaren. De verdachte zegt daarop:
Ja dat weet ik, maar ik heb niets te verbergen.Vervolgens horen de verbalisanten de verdachte onder meer zeggen:
[voornaam slachtoffer] had aardig wat gedronken en dan wordt ze altijd erotisch. Zij begon mij dus te pijpen. Daar ga ik natuurlijk niets van zeggen, want dan ben je een dief van je eigen pik. Ik hou er alleen niet van als een meisje alleen een beetje aan mijn eikel loopt te sabbelen. Dan moet mijn pik er wel goed in. Zij deed dus heel erg haar best. Op een gegeven moment, deed ze het zelfs zo diep dat zij helemaal begon te kokhalzen. Na een tijdje werden haar lippen ineens blauw en ademde zij niet meer. Ze kwam ook niet meer bij. Ik ben toen meteen gaan reanimeren en heb 112 gebeld. Ik weet niet zeker of zij in mijn pik gestikt is of in haar eigen spuug.
De rechtbank is van oordeel dat deze uitlatingen van de verdachte sterke aanwijzingen opleveren dat tussen het tijdstip van het laatst gemaakte filmpje (01.14.58 uur) en het bellen naar 112 (01.34 uur) nog orale seks heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte na aankomst van de politie in zeer specifieke en concrete bewoordingen op meerdere momenten en aan verschillende personen heeft verteld wat er volgens hem was gebeurd voordat hij 112 had gebeld, ook nadat hij tot rust was gekomen en nadat hij er nadrukkelijk aan was herinnerd dat hij niet verplicht was iets te verklaren. De uitlatingen van de verdachte zijn gerelateerd in op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van politiefunctionarissen.
De uitlatingen van de verdachte vinden steun in de hiervoor genoemde en ter terechtzitting getoonde filmpjes. Daarop is te horen dat de verdachte zeer vasthoudend en op luide, dwingende toon kenbaar maakt dat hij wil dat het slachtoffer hem (nogmaals) gaat pijpen.
(‘Ik heb geen harde piemel nou he. Je moet hem even hard pijpen’, ‘Ga je nog pijpen’, Hé hallo, je moet even pijpen’, ‘Of ik douw me pik in je bek, in je strot tot aan je maag aan toe en anders ga ik die fles ouzo open maken’, ‘Mijn pik wordt net stijf (…) dus dan moet jij hem weer overeind pijpen’).
Voorts is op de filmpjes zichtbaar dat het slachtoffer met meestentijds gesloten ogen op de bank ligt en nauwelijks reageert op vragen en opmerkingen van de verdachte. Het is evident dat zij verkeert in een staat van verminderd bewustzijn. Dit is ook voor de verdachte kenbaar geweest, getuige zijn uitspraak op het laatste filmpje:
ik denk dat deze niet zoveel meer doet vanavond, daarbij wijzend naar het slachtoffer.
Tussenconclusie: antwoord op vraag 1
Uit het vorenstaande, in onderling verband en in samenhang beschouwd, concludeert de rechtbank dat de verdachte op 12 augustus 2022 tussen 01.14.58 uur, het tijdstip van het laatste filmfragment, en 01.34 uur, het moment waarop de verdachte 112 heeft gebeld, met het slachtoffer, van wie hij wist dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, te weten het brengen en houden van zijn penis in haar keel.
De verklaring van de verdachte dat die avond enkel en voor het laatst orale seks heeft plaatsgevonden voor of rond 23.00 uur, acht de rechtbank in het licht van wat hiervoor is overwogen ongeloofwaardig.
Kreeg het slachtoffer door dit handelen van de verdachte onvoldoende zuurstof, waardoor zij is overleden?
Uit toxicologisch onderzoek volgt dat het serum (de plasmacomponent van het bloed) van het slachtoffer ethanol (alcohol) bevat. Volgens de toxicoloog zal, rekening houdend met het tijdverloop en de hiermee gepaard gaande concentratieafname, de ethanolconcentratie in het bloed van het slachtoffer ten tijde van het reanimatiebehoeftig worden ongeveer 2,9 mg/ml tot 3,9 mg/ml zijn geweest. Dit is een hoge concentratie. Volgens de forensisch patholoog die de sectie op het slachtoffer heeft uitgevoerd en die ter zitting is gehoord, is het een concentratie zoals die gemeten kan worden bij personen die zijn overleden als gevolg van een alcoholintoxicatie.
Gelet op het voorgaande rijst de vraag of het overlijden van het slachtoffer het gevolg is geweest van een alcoholintoxicatie of van verstikking doordat haar ademhaling is belemmerd bij de orale seks.
Cruciaal bij het beantwoorden van deze vraag is de vaststelling van de patholoog dat beide mogelijke doodsoorzaken niet leiden tot specifieke forensisch pathologische bevindingen. Deze bevindingen komen in beide gevallen doorgaans overeen en zijn dus aspecifiek. Daarom kan in deze zaak op basis van de aangetroffen forensisch pathologische bevindingen geen onderscheid worden gemaakt tussen de waarschijnlijkheid van beide hypothesen (ademhalingsbelemmering versus alcoholintoxicatie). Dit betekent dat het overlijden van het slachtoffer volgens de patholoog goed kan worden verklaard als gevolg van ademhalingsbelemmering (bij orale seks) of een alcoholintoxicatie of een combinatie van beide. Als het slachtoffer reanimatiebehoeftig is geworden tijdens of direct na orale seks, is dit waarschijnlijker (ordegrootte bewijskracht: 10-100) onder een hypothese van overlijden (mede) door ademhalingsbelemmering dan onder een hypothese van overlijden louter als gevolg van alcoholintoxicatie.
Tussenconclusie: antwoord op vraag 2
De rechtbank concludeert dat, gezien het forensisch bewijs, een alcoholintoxicatie als doodsoorzaak niet kan worden uitgesloten. Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat het overlijden van het slachtoffer aan de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de strafverzwarende omstandigheid dat het feit de dood tot gevolg heeft gehad.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 12 augustus 2022 in de gemeente Schagen met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen en houden van zijn penis in de keel van die [slachtoffer].
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest. Voor het bepalen van haar strafeis heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij straffen die zijn opgelegd voor overtreding van artikel 243 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (kort gezegd: seksueel binnendringen bij een onmachtige). Uitgaande van bewezenverklaring van het strafverzwarend element dat het feit de dood tot gevolg heeft gehad, heeft de officier van justitie op deze straffen een verdubbeling toegepast. Tegelijkertijd heeft zij zes maanden op haar strafeis in mindering gebracht vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de forse overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De raadsvrouw heeft bepleit aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of taakstraf.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft ernstig seksueel misbruik gemaakt van een jonge vrouw door zijn penis in haar mond en keel te brengen en te houden, terwijl hij wist dat zij door overmatig alcoholgebruik in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De verdachte heeft misbruik gemaakt van de weerloze en kwetsbare positie van het slachtoffer om zijn eigen seksuele verlangens te bevredigen. Hiermee heeft hij op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit is des te schrijnender omdat het slachtoffer bij de verdachte inwoonde en zij, aldus de verdachte, een meisje was met veel problemen, een ‘ontieglijk’ drankprobleem had en eerder slachtoffer was geweest van seksueel misbruik. De respectloze manier waarop de verdachte het slachtoffer heeft behandeld staat in schril contrast met het vertrouwen dat het slachtoffer mocht stellen in de man met wie zij samenwoonde en van wie zij in zekere zin afhankelijk was.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte, gedateerd 28 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit strafrechtelijk is veroordeeld. Het strafblad van de verdachte weegt daarom niet in het nadeel van de verdachte mee.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de reclasseringsadviezen van 2 juli 2024 en 2 juli 2025. De reclassering schat zowel het algemene als het zedenspecifieke recidiverisico in als laag-gemiddeld. De sociaal-maatschappelijke omstandigheden van de verdachte zijn het afgelopen jaar verslechterd en hij kampt met psychische klachten. De reclassering acht het noodzakelijk dat de verdachte hulp krijgt voor zijn psychische klachten, maar ziet geen reden voor een gedwongen kader omdat hulpverlening al is opgestart en de verdachte hiervoor ook gemotiveerd is. Het advies luidt om bij een veroordeling aan de verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van de verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak ter zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In deze zaak is de termijn aangevangen met de aanhouding en inverzekeringstelling van de verdachte op 12 augustus 2022. De rechtbank wijst eindvonnis op 24 juli 2025. De rechtbank is van oordeel dat dit tijdsverloop niet aan de verdachte valt toe te rekenen of dat sprake is van anderszins bijzondere omstandigheden. De officier van justitie heeft op de zitting evenmin uitleg gegeven over de oorzaak van de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt de overschrijding vast op tien maanden. Regel is dat een dergelijke overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door strafvermindering.
Strafoplegging
Gezien de ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een substantiële gevangenisstraf. De rechtbank ziet, gelet op het advies van de reclassering, geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. In beginsel acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de gevangenisstraf matigen tot tien maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Vorderingen benadeelde partijen

De vorderingen
De volgende personen hebben zich, elk met bijstand van mr. J.A. van der Lem, advocaat te Alkmaar, als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[naam 1](tante van het slachtoffer), tot een bedrag van € 17.500,00 ter vergoeding van affectieschade en een bedrag van € 32,70 ter zake van materiële schade (legeskosten voor uittreksels ter onderbouwing van de affectieschade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[naam 2](grootmoeder van het slachtoffer), tot een bedrag van € 17.500,00 ter vergoeding van affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[naam 3](grootvader van het slachtoffer), tot een bedrag van € 17.500,00 ter vergoeding van affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. De vorderingen van de benadeelde partijen hebben betrekking op schade die het gevolg is van het overlijden van het slachtoffer.
Zoals hiervoor uiteengezet, acht de rechtbank niet bewezen dat de dood van het slachtoffer het gevolg is geweest van het handelen van de verdachte. Nu de verdachte van dat onderdeel wordt vrijgesproken, kunnen de benadeelde partijen niet worden ontvangen in hun vorderingen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 63 en 243 (oud) van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[naam 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[naam 2]niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[naam 3]niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. J.O. Rutten en V.J.A. de Weerd, rechters,
in tegenwoordigheid van M. Leijtens en A. Helder, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juli 2025.