ECLI:NL:RBNHO:2025:8498

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
15-206895-24 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op computerwinkel met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een computerwinkel in Halfweg. De verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was, heeft samen met medeverdachten de winkel binnengegaan met bivakmutsen en een vuurwapen. Tijdens de overval heeft de verdachte het vuurwapen op het slachtoffer gericht en is er geweld gebruikt, waarbij het slachtoffer is vastgepakt en meerdere keren is geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de proeftijd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met medeverdachten. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan zowel de benadeelde partij [slachtoffer 1] B.V. als [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-206895-24 (P)
Uitspraakdatum: 30 juni 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juni 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
opgegeven adres in het buitenland: [adres] ,
nu gedetineerd in P.I. Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.J. Booij, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.T. Caylak, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1diefstal in vereniging voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld van geld en goederen toebehorende aan [slachtoffer 1] op 24 juni 2024 te Halfweg en/of het medeplegen van afpersing van geld en goederen toebehorende aan [slachtoffer 1] op 24 juni 2024 te Halfweg;
feit 2het voorhanden hebben van een vuurwapen in vereniging op 24 juni 2024 te Halfweg.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde feit. Op het standpunt van de raadsvrouw zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de
bijlage IIbij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotivering feit 1 (medeplegen)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het navolgende vast.
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft enkele uren voor de overval op de ICT/computerwinkel [slachtoffer 1] contact met [naam] over het aankomen van de medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte (hierna: de overvallers) op station Sloterdijk. Daarbij chat [naam] naar [medeverdachte 1] “Maak alvast ready” en wordt gesproken over het regelen van een driver. [medeverdachte 1] heeft (in ieder geval) [medeverdachte 2] opgehaald met zijn auto bij station Sloterdijk en vervoerd naar station Halfweg-Zwanenburg. Bij station Halfweg/Zwanenburg heeft [medeverdachte 1] met de overvallers in zijn auto gewacht totdat de door hem geregelde driver bij de overval (medeverdachte [medeverdachte 3] ) arriveerde. Hierna zijn de overvallers met [medeverdachte 3] vertrokken in een andere (gestolen) auto naar de winkel. De overvallers zijn, met bivakmutsen op en voorzien van een vuurwapen en tassen, de winkel in gegaan. Bij deze overval heeft de verdachte een vuurwapen op aangever gericht en heeft [medeverdachte 2] aangever vastgepakt, met hem geworsteld en hem meerdere malen geslagen. De overvallers hebben bij deze overval allebei geld, laptops en iPads weggenomen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 1] de opdracht heeft gekregen tot het plegen van deze overval. [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 1] op een foto aangewezen als degene die hem vroeg of hij geld wilde verdienen met een klus en dat hij daarvoor moest rijden. Verder blijkt uit de analyse van de inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte 1] dat hij korte tijd na de overval meerdere zoekslagen heeft gemaakt op het internet met trefwoorden gerelateerd aan de overval, waaronder ‘at 5 zwanenburg telefoon winkel’, ‘zwanenburg vandaag’ en ‘nieuws Haarlemmermeer 112’.
Op grond van voornoemde vaststellingen is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij de overval tussen de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De stelling van de raadsvrouw dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het door [medeverdachte 2] gepleegde geweld en diens uitlatingen ten tijde van de overval treft daarom geen doel.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1hij op 24 juni 2024 te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag en goederen, waaronder laptops en iPads, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- die [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en
- met die [slachtoffer 2] te worstelen en
- die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn lichaam en
- een vuurwapen op die [slachtoffer 2] te richten en
- daarbij de woorden toe te voegen: "geld nu! Kluis kluis!";
feit 2hij op 24 juni 2024 te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Blow, type Mini 9, kaliber 9mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
Feit 1:
medeplegen van diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel moeten de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden en aanvullend de voorwaarden dat de verdachte geen contact mag hebben met de medeverdachten en een locatieverbod voor [adres] in Halfweg.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, primair de verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en subsidiair daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een computerwinkel. Op klaarlichte dag is verdachte met medeverdachte [medeverdachte 2] met bivakmutsen op en voorzien van een vuurwapen en tassen de winkel binnengegaan. De verdachte heeft bij deze overval een vuurwapen gericht op het slachtoffer. Het slachtoffer is bij de overval vastgepakt, er heeft een worsteling plaatsgevonden en hij is meerdere keren geslagen. Bij de overval zijn laptops, iPads en geld weggenomen.
Een gewapende winkeloverval is een zeer ernstig feit. De verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij geen enkel respect heeft voor de eigendommen van anderen en dat hij niet stilstaat bij de psychische gevolgen die zijn daden (kunnen) hebben voor het slachtoffer. Voor het slachtoffer is dit een zeer angstige en bedreigende situatie geweest. Dit blijkt ook uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding die het slachtoffer heeft ingediend. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang de negatieve gevolgen met zich kunnen dragen. Daar komt bij dat een gewapende overval ook gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken in de samenleving. Dit geldt in dit geval ook specifiek voor het winkelend publiek dat buiten de winkel is geconfronteerd met de rookontwikkeling, het vluchtende slachtoffer en de overvallers die met bivakmuts over hun hoofd de winkel uitrenden en met de buit op de vlucht sloegen. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 19 september 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 10 juni 2025. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, inzicht in de financiën en schulden en inzicht in het sociale netwerk van de verdachte.
De verdachte staat hiervoor open en heeft de wens uitgesproken om een delictvrij bestaan op te bouwen. De rechtbank is van oordeel dat het stellen van bijzondere voorwaarden gepast is om het recidiverisico te verminderen en de verdachte te helpen bij het op een positieve manier opbouwen van zijn leven. Daarom zal de rechtbank een deel van de straf in voorwaardelijke vorm opleggen.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet geen reden om aan de voorwaardelijke straf een langere proeftijd van drie jaren te verbinden zoals verzocht door de officier van justitie.
Daarnaast acht de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden noodzakelijk. Deze voorwaarden zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Aanvullend zal de rechtbank een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] opleggen. Voor een locatieverbod voor [adres] in Halfweg ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
[slachtoffer 1] B.V.
7.1.1.
Inhoud van de vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] B.V. heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
7.1.2.
Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is. Het toewijsbare bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en de officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de schade.
7.1.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit 1. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
[slachtoffer 2]
7.2.1.
Inhoud van de vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.600,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
7.2.2.
Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is. Het toewijsbare bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en de officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de benadeelde partij geen foto’s of medische stukken heeft overgelegd waarmee de gestelde lichamelijke klachten en psychische gevolgen worden onderbouwd.
7.2.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit 1. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering, de aard en ernst van de normschending en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Beslag

8.1.
Verbeurdverklaring
Onder de verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen (nummers 1, 4, 5 en 6 op de beslaglijst). Gebleken is dat deze voorwerpen aan de verdachte toebehoorden en de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen. Hierdoor zijn deze voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring waartoe de rechtbank ook zal beslissen.
8.2.
Teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de twee computers (nummers 2 en 3 op de beslaglijst) aan [slachtoffer 1] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 55 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maandennietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
2 (twee) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij reclassering
De verdachte meldt zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het [adres] , of een ander door de reclassering aan te wijzen reclasseringsinstelling. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2.
Ambulante behandeling
De verdachte laat zich behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. De behandeling start zodra beschikbaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
3.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4.
Dagbesteding
De verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk en/of een opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
5.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
- De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden. Indien geïndiceerd door de toezichthouder werkt de verdachte mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
- De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn sociale netwerk, zowel online als offline.
6.
Contactverbod
De verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden als hiervoor genoemd onder 1 tot en met 5 en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] B.V.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1] B.V.geleden schade tot een bedrag van
€ 500,-(vijfhonderd euro), bestaande uit vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] B.V., voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] B.V. de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 2.600,-(zesentwintighonderd euro), bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.600,- (zesentwintighonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 (zesendertig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen:
  • 1: 1 STK Tas (Omschrijving: PL1100-2024136715-1619032, Zwart, merk: Nike);
  • 4: 1 STK Muts (Omschrijving: PL1100-2024136715-G1619004, Bivakmuts, Zwart);
  • 5: 1 STK Tas (Omschrijving: PL1100-2024136715-1619018, Schoudertas, Zwart);
  • 6: 1 STK GSM (Omschrijving: PL1100-2024136715-1619027, Paars, merk: Samsung).
- gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] B.V. van de in beslag genomen voorwerpen:
  • 2: 1 STK Computer (Omschrijving: PL1100-2024136715-1634075, Dockingstation, Wit, merk: Logilink);
  • 3: 1 STK Computer (Omschrijving: PL1100-2024136715-1634067 range extender, TP-link).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
feit 1hij op of omstreeks 24 juni 2024 te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of een of meerdere goederen, waaronder laptops en iPads, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/te stompen en/of
- met die [slachtoffer 2] te worstelen en/of
- die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn hoofd en/of lichaam en/of
- een vuurwapen op die [slachtoffer 2] te richten en/of
- daarbij de woorden toe te voegen: "geld nu! Kluis kluis!", althans woorden van gelijke strekking;
en/of
hij op of omstreeks 24 juni 2024 te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of een of
meerdere goederen, waaronder laptops en iPads, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door:
- die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/te stompen en/of
- met die [slachtoffer 2] te worstelen en/of
- die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn hoofd en/of lichaam en/of
- een vuurwapen op die [slachtoffer 2] te richten en/of
- daarbij de woorden toe te voegen: "geld nu! Kluis kluis!", althans woorden van gelijke strekking;
feit 2hij op of omstreeks 24 juni 2024 te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Blow, type Mini 9, kaliber 9mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.