ECLI:NL:RBNHO:2025:8515

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
11406652 BZ VERZ 24-2890 + 11406655 BZ VERZ 24-2891
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voormalig bewindvoerder voor schade door nalatigheid in financieel beheer

In deze zaak hebben verzoekers, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en [verzoeker 2], een klacht ingediend tegen hun voormalig bewindvoerder, Vaneker Finance Bewindvoering B.V., gevestigd te Hillegom. De klacht betreft de nalatigheid van Vaneker in de uitvoering van zijn taken als bewindvoerder, wat heeft geleid tot financiële schade voor de verzoekers. De verzoekers stellen dat Vaneker niet heeft voorkomen dat zij onterecht huurtoeslag, zorgtoeslag, WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidspensioen hebben ontvangen, terwijl hun inkomen boven de grens lag. Hierdoor zijn zij verplicht om aanzienlijke bedragen terug te betalen aan de Belastingdienst en het UWV.

De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 23 april 2025, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter oordeelt dat Vaneker tekort is geschoten in zijn zorgplicht als bewindvoerder. Hoewel de verzoekers ook verantwoordelijk zijn voor het aanleveren van juiste informatie, lag het op de weg van Vaneker om proactief te handelen en te verifiëren of de verzoekers nog recht hadden op de uitkeringen en toeslagen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers door de nalatigheid van Vaneker schade hebben geleden, die is geschat op € 1.914,22. Vaneker is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de verzoekers.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt de verantwoordelijkheden van een bewindvoerder en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de financiële belangen van de onderbewindgestelde. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummers: 11406652 BZ VERZ 24-2890 + 11406655 BZ VERZ 24-2891 sc
Uitspraakdatum: 11 juli 2025
BM nummers: 64755 + 64756
Beschikking op een klacht tegen de voormalig bewindvoerder
in de zaak van:
[verzoeker 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en
[verzoeker 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie beiden het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [verzoekers] ,
tegen:
Vaneker Finance Bewindvoering B.V.,
gevestigd te Hillegom,
hierna ook te noemen: Vaneker.

1.Het procesverloop

1.1
Op 13 november 2024 is ter griffie een brief met bijlagen van [verzoekers] ontvangen, houdende klachten van [verzoekers] over de werkzaamheden van Vaneker. Een aanvulling stuurden [verzoekers] bij brief binnengekomen op
5 december 2024.
1.2
Op 8 januari 2025 is ter griffie een reactie van Vaneker ontvangen.
1.3
Op 5 februari 2025 is ter griffie een reactie van [verzoekers] op de reactie van Vaneker ontvangen.
1.4
Op 11 maart 2025 is ter griffie een reactie van Vaneker op de reactie van [verzoekers]
[verzoekers] ontvangen.
1.5
Op 27 maart 2025 is ter griffie een mail van Vaneker ontvangen.
1.6
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 23 april 2025 waarbij [verzoekers] en Vaneker zijn verschenen. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.

2.De uitgangspunten

2.1
Bij beschikking van 16 augustus 2021 van de kantonrechter te Haarlem zijn [verzoekers] onder bewind gesteld, waarbij (de voorganger van) Vaneker tot bewindvoerder is benoemd.
2.2
Bij beschikking van 2 juli 2024 van de kantonrechter te Haarlem is de onderbewindstelling opgeheven.

3.De standpunten van partijen

3.1
[verzoekers] stellen zich op het standpunt dat Vaneker in de vervulling van zijn taak tekort is geschoten, waardoor zij schade hebben geleden. Het gestelde tekortschieten van Vaneker betreft het volgende:
3.2
[verzoekers] stellen dat Vaneker had moeten voorkomen dat de Belastingdienst huurtoeslag heeft doorbetaald, terwijl het inkomen van [verzoekers] boven de grens lag. Doordat Vaneker nalatig is geweest het inkomen te toetsen aan de inkomensgrens, moeten [verzoekers] € 3.027,00 betreffende het jaar 2021,
€ 1.645,00 betreffende het jaar 2022 en € 1.938,00 betreffende het jaar 2023 aan teveel ontvangen huurtoeslag terugbetalen aan de Belastingdienst.
3.3
[verzoekers] stellen dat Vaneker had moeten voorkomen dat de Belastingdienst zorgtoeslag heeft doorbetaald, terwijl het inkomen van [verzoekers] boven de grens lag. Doordat Vaneker nalatig is geweest het inkomen te toetsen aan de inkomensgrens, moeten [verzoekers] € 2.478,00 betreffende het jaar 2021,
€ 1.804,00 betreffende het jaar 2022 en € 2.337,00 betreffende het jaar 2023 aan teveel ontvangen zorgtoeslag terugbetalen aan de Belastingdienst.
3.4
[verzoekers] stellen dat Vaneker had moeten voorkomen dat het UWV de WAO-uitkering heeft doorbetaald, terwijl het inkomen waaraan werd getoetst op dat moment niet correct was. Doordat Vaneker nalatig is geweest de WAO-uitkering stop te zetten, moeten [verzoekers] € 5.993,00 aan teveel ontvangen WAO-uitkering terugbetalen aan het UWV.
3.5
[verzoekers] stellen dat Vaneker had moeten voorkomen dat het Bedrijfspensioenfonds Schilders teveel arbeidsongeschiktheidspensioen heeft uitbetaald, terwijl daar geen recht op bestond. Doordat Vaneker nalatig is geweest de uitbetaling van het pensioen stop te zetten, moeten [verzoekers] € 3.072,25 aan teveel ontvangen arbeidsongeschiktheidspensioen terugbetalen aan het Bedrijfspensioenfonds Schilders.
3.6
[verzoekers] verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de gang van zaken. Daarnaast zouden zij willen vernemen op welke wijze zij kunnen worden gecompenseerd of geholpen om hun huidige schuldenlast te verlichten die naar hun mening te wijten is aan nalatigheid van de bewindvoerder.
3.7
Vaneker heeft zich gemotiveerd verweerd tegen de stellingen van [verzoekers] en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
3.8
Over de vorderingen van de Belastingdienst voert Vaneker aan dat de Belastingdienst de zorg- en huurtoeslag verstrekt op basis van het geschatte inkomen en dat de Belastingdienst de exacte bedragen bepaalt als het definitieve inkomen bekend is. Het vaststellen van het inkomen en het doen van aangifte inkomstenbelasting (hierna: IB) doet Vaneker niet voor zakelijke relaties. Dat moet gedaan worden door een boekhouder, hetgeen Vaneker aan [verzoekers] kenbaar heeft gemaakt bij het intakegesprek dat zij voerden op 15 juli 2021. Nadat door Vaneker was geconstateerd [verzoekers] vanaf 2021 geen aangiftes IB hadden gedaan, hebben [verzoekers] een boekhouder gezocht om met terugwerkende kracht de aangiftes IB te doen. Het eerste contact met de boekhouder was in september 2022. De reden waarom er zo lang is gewacht door [verzoekers] om een boekhouder in te schakelen, is Vaneker niet bekend. Vaneker heeft de gebruikelijke werkwijze gehanteerd.
3.9
Over de vordering van het UWV voert Vaneker aan dat [verzoekers] beiden een uitkering van het UWV ontvingen. Daarnaast werkte [verzoeker 2] naast zijn WAO-uitkering waardoor hij een wisselend inkomen had. Het UWV berekent eens in het jaar of een uitkering nog rechtmatig is aan de hand van de gegevens van de Belastingdienst. Wijzigingen moeten [verzoekers] zelf doorgeven met hun DigiD. Vaneker kan hierbij indien nodig ondersteunen.
3.1
Vaneker voert voorts aan dat door het doen van alle aangiftes IB er vanaf 2021 herberekeningen hebben plaatsgevonden van de zorg- en huurtoeslag van de Belastingdienst, van de uitkeringen van het UWV en van het Bedrijfspensioenfonds Schilders. De aangifte IB is ingediend op 25 november 2022. Begin 2023 is de aanslag ontvangen en daarna werden de zorg- en huurtoeslag opnieuw berekend. Het laat indienen van de achterstallige aangiftes IB en de gevolgen die dat heeft gehad kunnen niet aan Vaneker worden toegerekend, maar blijft voor rekening en risico van [verzoekers] , aldus Vaneker. Vaneker kon een en ander ook niet aanpassen omdat de boekhouder eerst het zakelijk inkomen moest bepalen.
De herberekeningen die uit het doen van de achterstallige aangiftes IB voort zijn gekomen, zijn de onderhavige terugbetalingsverplichtingen van [verzoekers] bij de Belastingdienst, het UWV en het Bedrijfspensioenfonds Schilders. Deze vorderingen zijn niet aan te merken als op Vaneker te verhalen schade. Immers, [verzoekers] hadden nimmer recht op de teveel van het UWV, het Bedrijfspensioenfonds Schilders en de Belastingdienst ontvangen bedragen, aldus Vaneker.

4.De beoordeling

4.1
Het verzoek van [verzoekers] strekt tot vaststelling dat Vaneker in zijn taak van bewindvoerder is tekortgeschoten.
4.2
De klachten met betrekking tot het door Vaneker gevoerde bewind vat de kantonrechter op als een verzoek de schade vast te stellen die [verzoekers] stellen te hebben geleden als gevolg van het handelen van Vaneker, met veroordeling van de gewezen bewindvoerder tot vergoeding daarvan.
Algemeen
4.3
Een bewindvoerder dient zorg te dragen voor een zorgvuldig beheer van het vermogen van betrokkene. Bij handelingen die de bewindvoerder namens betrokkene verricht dient altijd het belang van betrokkene en zijn vermogen voorop te staan.
4.4
Op grond van artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW) is een bewindvoerder jegens de betrokkene aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.
4.5
Op grond van artikel 1:362 BW (dat ingevolge artikel 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind) kan de kantonrechter de schade vaststellen, die de betrokkene door slecht bewind van de voormalige bewindvoerder heeft geleden en de voormalige bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.
De vorderingen
4.6
De kantonrechter is van oordeel dat vast is komen te staan dat [verzoekers] in de jaren 2021, 2022 en 2023 ten onrechte zorg- en huurtoeslag, WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidspensioen hebben ontvangen, nadat [verzoeker 2] in 2021 is gaan werken als zzp’er. In datzelfde jaar hebben [verzoekers] een verzoek ingediend tot instelling van bewind over hun goederen.
4.7
Hoewel ook van rechthebbenden mag worden verwacht dat zij de bewindvoerder van de juiste informatie voorzien, is het de bewindvoerder die als beschermingsbewindvoerder aan rechthebbenden bescherming moet bieden voor wat betreft hun vermogensrechtelijke belangen. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat [verzoekers] bij aanvang van het bewind al hun financiële administratie, inclusief DigiD inloggegevens en bankpasjes, aan Vaneker hadden afgegeven en dat ook alle brieven van Belastingdienst, UWV en Pensioenfonds rechtstreeks aan Vaneker werden gestuurd.
Onder deze omstandigheden lag het op de weg van Vaneker om, nog voordat de definitieve aangiftes IB waren ontvangen, te verifiëren of er nog recht op uitkering en zorg- en huurtoeslag bestond. De hoogte van het inkomen van [verzoeker 2] , dat bij Vaneker bekend was, had daarbij voor Vaneker aanleiding moeten zijn om de toeslagen vooralsnog te beëindigen, juist om te voorkomen dat achteraf een groot bedrag terugbetaald zou moeten worden. Vaneker heeft weliswaar nadat de aangiftes IB waren ontvangen, een en ander doorgegeven aan de Belastingdienst en UWV, maar dat was onder deze omstandigheden onvoldoende en te laat. Naar het oordeel van de kantonrechter is Vaneker, door af te wachten en niet pro-actief te handelen, toerekenbaar tekortgeschoten in de zorgplicht van een zorgvuldig handelend bewindvoerder.
4.8
Vervolgens ligt de vraag voor of [verzoekers] door de handelwijze Vaneker schade hebben geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Daarvoor moet op grond van artikel 6:98 BW sprake zijn van een causaal verband tussen het handelen of nalaten van de bewindvoerder en de beweerdelijk geleden schade van rechthebbenden.
Ter zitting hebben [verzoekers] in dit verband aangevoerd dat ze een tegemoetkoming in de betaalde bewindvoeringskosten willen ontvangen, omdat de bewindvoerder geen goed werk heeft geleverd en zij daarom geen waar voor hun geld hebben gekregen.
4.9
De kantonrechter stelt voorop dat het bestaan van een terugbetalingsverplichting op zich geen schade is. [verzoekers] hebben ten onrechte huurtoeslag, zorgtoeslag, uitkering en arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangen, die zij moeten terugbetalen zonder dat hier een vorm van boete of (wettelijke) rente aan verbonden is. Er is dus in zoverre niets veranderd in hun vermogenspositie en dus geen sprake van benadeling of schade.
4.1
Echter, uit het voorgaande volgt dat [verzoekers] (mede) door toedoen van Vaneker in een positie zijn gekomen dat zij ontvangen gelden moeten terugbetalen, terwijl zij nu juist Vaneker hadden gevraagd hun financiële belangen te behartigen. In zoverre is de kantonrechter het met [verzoekers] eens dat zij niet de financiële zorg en bescherming hebben gekregen die zij van Vaneker, als financieel deskundige, mochten verwachten en dat zij, door wel maandelijks aan Vaneker een vergoeding te betalen, schade hebben geleden.
4.11
De omvang van deze schade is niet nauwkeurig vast te stellen. Immers, Vaneker heeft ook werkzaamheden verricht die wel overeenkomstig de zorg van een goed bewindvoerder zijn uitgevoerd. De kantonrechter zal daarom de omvang van de schade schatten op grond van artikel 6:97 BW. Hierbij zal aansluiting worden gezocht bij het bedrag aan bewindvoerderskosten voor 12 maanden. Deze termijn wordt als uitgangspunt genomen omdat Vaneker gedurende de periode van augustus 2021 tot september 2022 geen actie heeft ondernomen, maar heeft gewacht op de definitieve indiening van de aangifte IB. Dit komt neer op een bedrag van € 1.914,22 inclusief btw. De kantonrechter schat de door rechthebbenden geleden schade op een totaalbedrag van € 1.914,22. De bewindvoerder zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
stelt vast dat Vaneker in zijn taak als bewindvoerder toerekenbaar is tekortgeschoten;
5.2
stelt de schade die [verzoekers] hierdoor hebben geleden vast op een bedrag van € 1.914,22;
5.3
veroordeelt Vaneker op grond van artikel 1:444 BW om aan [verzoekers] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.914,22 ten aanzien van geleden schade;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.W.S. Kiliç, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op bovenstaande datum in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De kantonrechter,
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak (dit dient te geschieden door een advocaat).