In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een gewapende overval, oplichting via WhatsApp en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De zaak omvatte meerdere parketnummers, waaronder 15-339014-24 en 15-212082-22. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf van 36 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de officier van justitie partieel niet-ontvankelijk was in de vervolging in verband met dubbele vervolging van de verdachte. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 29 juli 2025, waarbij de rechtbank de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten heeft gewogen, evenals het bewijs dat in het dossier aanwezig was.