ECLI:NL:RBNHO:2025:8557

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
C/15/362497 / HA ZA 25-104
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • E.B. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bindend advies van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg in een civiele zaak over beschermd wonen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting RIBW K/AM en een gedaagde partij over de vernietiging van een bindend advies van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg. Eiser, RIBW K/AM, stelt dat het bindend advies onaanvaardbaar is vanwege schending van het beginsel van hoor en wederhoor, ondeugdelijk onderzoek, en een ondeugdelijke motivering. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren van RIBW K/AM niet slagen. De rechtbank concludeert dat de geschillencommissie in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen en dat er geen grond is voor vernietiging van het bindend advies. De vordering van RIBW K/AM wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. De zaak betreft de rechten van een cliënt in de context van beschermd wonen en de gevolgen van beleidswijzigingen door de zorgaanbieder.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland
Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/362497 / HA ZA 25-104
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING REGIONALE INSTELLING VOOR BESCHERMD WONEN KENNEMERLAND/AMSTELLAND EN MEERLANDEN,
te Haarlem ,
eisende partij,
hierna te noemen: RIBW K/AM,
advocaat: mr. S. Koelewijn,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A. Ang.
De zaak in het kort
In dit geschil dient de vraag te worden beantwoord of het bindend advies van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg vernietigd moet worden. RIBW K/AM stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om haar aan het bindend advies te houden, omdat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, er sprake is van ondeugdelijk onderzoek en een ondeugdelijke motivering, het bindend advies ernstig nadeel oplevert en een negatieve precedentwerking heeft. [gedaagde] betwist dit. De rechtbank oordeelt dat geen van de aangevoerde bezwaren slaagt, zodat er geen grond is voor vernietiging van het bindend advies van de Geschillencommissie. De vordering wordt afgewezen.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 mei 2025;
- de aanvullende productie O van RIBW K/AM;
- de mondelinge behandeling van 16 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitaantekeningen van mr. Koelewijn namens RIBW K/AM;
- de pleitnota van mr. Sprakel, een kantoorgenoot van mr. Ang, namens [gedaagde] .
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Eind 2009 is [gedaagde] bij RIBW K/AM in zorg gekomen. Sinds 2015 heeft [gedaagde] een indicatie voor beschermd wonen op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo 2015) en verblijft hij in een woning aan de [adres 1] in [plaats] (hierna: de woning). RIBW K/AM huurt de woning van woningcorporatie Pré Wonen (hierna: Pré Wonen). Het verblijf in de woning is gekoppeld aan zorgverlening door RIBW K/AM.
2.2.
Destijds is tussen RIBW K/AM, Pré Wonen en [gedaagde] besproken dat wanneer [gedaagde] minder/geen zorg meer nodig zou hebben en zijn indicatie wordt aangepast, hij de woning rechtstreeks zou gaan huren van Pré Wonen, de zogenoemde ‘omklapregeling’.
2.3.
In 2020 werd duidelijk dat de indicatie van [gedaagde] zou worden aangepast naar een lichtere variant; beschut wonen [1] (met minder begeleiding). [gedaagde] heeft zich meteen gemeld voor de omklapregeling en verzocht om de huurovereenkomst te mogen voortzetten op zijn eigen naam. RIBW/K/AM heeft toen contact opgenomen met Pré Wonen om het overzetten van het huurcontract op naam van [gedaagde] te regelen. Hierop vooruitlopend heeft het RIBW K/AM op 21 oktober 2020 een woonbegeleidingsovereenkomst gesloten met [gedaagde] waarin is opgenomen dat hij de woning rechtstreeks van Pré Wonen zou gaan huren. Door omstandigheden is de aanvraag vervolgens niet adequaat door Pré Wonen verwerkt.
2.4.
Sinds 1 januari 2021 heeft [gedaagde] de indicatie beschut wonen.
2.5.
Per 1 januari 2021 is de omklapregeling opgeschort en vervolgens afgeschaft.
2.6.
In een e-mail van 5 januari 2021 heeft een persoonlijk begeleider van [gedaagde] navraag gedaan naar de status van het overzetten van de huurovereenkomst. In juli 2022 is opnieuw navraag gedaan bij RIBW K/AM naar het omklappen van de woning.
2.7.
In september 2022 heeft Pré Wonen het besluit genomen dat het rechtstreeks huren van de woning door [gedaagde] geen mogelijkheid meer is.
2.8.
In reactie hierop heeft [gedaagde] op 15 december 2022 een klacht ingediend bij de klachtencommissie van RIBW K/AM wegens het doen van een belofte dat cliënten in een woning kunnen blijven wonen bij het veranderen van de indicatie en het niet (tijdig) communiceren over het afschaffen van de omklapregeling en dat het niet mogelijk is om de huurovereenkomst op naam van [gedaagde] te zetten.
2.9.
De klachtencommissie heeft geen uitspraak gedaan, maar een verslag gemaakt. In dit verslag, gedateerd 27 januari 2023, staat onder meer dat RIBW K/AM zich zal inspannen om vanuit het PACT uitstroom een passende aansluitende woning in de buurt te zoeken voor [gedaagde] .
2.10.
In de periode daarna heeft RIBW K/AM zich ingezet om een nieuwe woning voor [gedaagde] te vinden. Totdat er een woning is gevonden kan [gedaagde] met de nog lopende indicatie voor beschut wonen voorlopig in de woning blijven. De indicatie voor beschut wonen is tijdelijk, omdat [gedaagde] inmiddels geacht wordt zelfstandig te kunnen wonen.
2.11.
Op 15 augustus 2024 is [gedaagde] een procedure gestart bij de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: de geschillencommissie). De klachten hielden (samengevat) in dat RIBW K/AM:
  • i) heeft toegezegd dat [gedaagde] gebruik kon maken van de omklapregeling als dat vanuit zorgperspectief aan de orde was en deze belofte is ingetrokken;
  • ii) [gedaagde] niet heeft geïnformeerd over het stopzetten van de omklapregeling en hem twee jaar aan het lijntje heeft gehouden;
  • iii) ten onrechte de woningcorporatie heeft aangewezen als oorzaak van het stopzetten van de omklapregeling;
  • iv) geen aandacht heeft gehad voor de situatie van [gedaagde] en zich niet heeft ingespannen om de woning alsnog op zijn naam te zetten;
  • v) geen tegemoetkoming geeft in de verhuiskosten van [gedaagde] .
2.12.
Op 22 november 2024 heeft de zitting bij de geschillencommissie plaatsgevonden. Tijdens de zitting heeft de cliëntvertrouwenspersoon van [gedaagde] een e-mail voorgelezen die niet als productie in de procedure is ingebracht.
2.13.
Op 10 januari 2025 heeft de geschillencommissie het bindend advies verzonden. De geschillencommissie heeft de klacht van [gedaagde] gegrond verklaard en bepaald dat RIBW K/AM dient mee te werken aan de ruil van de Kans/PACT woning zodra die voor [gedaagde] beschikbaar komt met de woning, zodat de huurovereenkomst van de woning op naam van [gedaagde] kan worden overgeschreven.
2.14.
Na ontvangst van het bindend advies heeft RIBW K/AM het ter zitting voorgelezen e-mailbericht bij de cliëntvertrouwenspersoon opgevraagd. De e-mail is vervolgens toegezonden.
In deze e-mail van 6 mei 2024 van mevrouw [betrokkene 1] van coöperatie Buurts (een welzijnsorganisatie) aan mevrouw [betrokkene 2] van de gemeente [plaats] (en in cc [betrokkene 3] en [betrokkene 4] , beiden van de gemeente [plaats] staat:
‘Hoi [betrokkene 2] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] ,
Op 26 april heb ik een telefonisch gesprek gehad met [betrokkene 5] , directeur RIBW. Diverse mogelijke opties besproken:
Uitruil met de aanstaande pactwoning van meneer, uitruil met een andere woning op de [adres 2] mocht deze vrijkomen. Daarbij heb ik aangegeven dat er van de kant van de gemeente geen bezwaar was tegen deze opties. Dat ik daarover gesproken had met [betrokkene 2] en [betrokkene 4] .
Maar ze gaf bij me aan dat alle mogelijke opties/alternatieven al waren bekeken, dat er al voldoende procedures (bezwaar, klacht, enz) al waren doorlopen. Eén van de argumenten was dat het niet handig zou zijn als er een woning zou terugkomen in een ander gedeelte van de wijk of als een woning niet onderdeel zou uitmaken van hetzelfde flatgebouw. Langer wachten zou ook geen optie zijn vanwege de lange wachtlijst die er is voor BW-plekken.
Ze gaf aan niet op de eerder genomen beslissing te willen terugkomen.’
2.15.
De gemeente [plaats] heeft de beschermd wonen indicatie [2] van [gedaagde] uit coulance verlengd totdat er een PACT woning vrijkomt.
2.16.
Pré Wonen heeft in een e-mailbericht van 3 juni 2025 een aantal vragen van RIBW K/AM over woningruil van een beschermd wonen woning met een PACT woning beantwoord.

3.Het geschil

3.1.
RIBW K/AM vordert - na eiswijziging ter zitting - vernietiging van het bindend advies van de geschillencommissie.
3.2.
RIBW K/AM betoogt dat het bindend advies vernietigd moet worden, omdat het zulke ernstige gebreken vertoont, dat gebondenheid daaraan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. RIBW K/AM legt daaraan meerdere gronden ten grondslag.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering van RIBW K/AM, met veroordeling van RIBW K/AM in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleidende opmerking
4.1.
RIBW K/AM heeft tijdens de zitting nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de maatschappelijke situatie rondom beschermd wonen plekken en de ontwrichtende werking die het bindend advies volgens haar heeft op het systeem. De rechtbank stelt voorop dat zij begrijpt dat de maatschappij te maken heeft met een toenemende zorgbehoefte waarbij geldt dat er op dit moment een tekort bestaat aan woningen bestemd voor zorgbehoevende cliënten met een beschermd wonen indicatie. In deze zaak heeft de geschillencommissie een bindend advies gegeven en geoordeeld dat in het specifieke individuele geval van [gedaagde] , waarbij buiten de schuld van de cliënt van alles is misgegaan met toezeggingen, gewekte verwachtingen, communicatie en informatie over de overgang van de huurovereenkomst, het belang van [gedaagde] zwaarder weegt dan het belang van de zorgaanbieder. Door in het bindend advies te bepalen dat de zorgaanbieder dient mee te werken aan een woning
ruillijkt de geschillencommissie ook oog te hebben gehad voor het maatschappelijke belang; het behoud van een beschermd wonen plek. De rechtbank zal hieronder (onder meer) de vraag beantwoorden of het bindend advies, als gesteld, een ontwrichtende werking heeft op het systeem.
4.2.
De rechtbank zal eerst uiteenzetten welke toetsingsmaatstaf geldt voor een vordering tot vernietiging van een bindend advies en vervolgens beoordelen of de door RIBW K/AM aangevoerde bezwaren aanleiding geven het bindend advies van de geschillencommissie te vernietigen.
Toetsingsmaatstaf
4.3.
Het bindend advies is een vorm van een vaststellingsovereenkomst waarin een derde vaststelt wat tussen partijen rechtens geldt. De vordering tot vernietiging van het bindend advies moet daarom beoordeeld worden aan de hand van de maatstaf van artikel 7:904 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Deze maatstaf biedt slechts een beperkte mogelijkheid aan de rechter om een bindend advies te vernietigen: vernietiging is alleen mogelijk indien de gebondenheid aan een bindend advies in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De toetsing op grond van dit artikel is daarmee terughoudend. Dit brengt mee dat alleen ernstige gebreken aan de inhoud of de wijze van totstandkoming kunnen leiden tot vernietiging van het bindend advies. De rechter heeft bij de toetsing van het bindend advies dus niet de rol van hogerberoepsinstantie. De rechter stelt haar oordeel over de zaak niet in de plaats van het oordeel van de bindend adviseur
;zij beoordeelt slechts of de geschillencommissie, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen.
Het advies
4.4.
De geschillencommissie heeft in het bindend advies als volgt overwogen:
Beoordeling van het geschil
Vaststaat dat door de zorgaanbieder aan de cliënt een zelfstandig huurcontract in het vooruitzicht was gesteld bij een verbetering van zijn situatie, conform de toen geldende omklapregeling. Voorts staat vast dat het traject voor de aanvraag van dat zelfstandige huurcontract in 2020 is gestagneerd door omstandigheden buiten de cliënt gelegen. De vertraging heeft gelegen in de periode waarin de zorgaanbieder de aanvraag daartoe bij Pré Wonen had ingediend, mogelijk door langdurige ziekte van een medewerker.
Ook staat voor de commissie vast dat de cliënt pas in september 2022 op de hoogte is gebracht van de omstandigheid dat het huurcontract niet kon worden omgezet.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder verwachtingen heeft gewekt bij de cliënt op grond waarvan hij ruim twee jaar lang in de veronderstelling heeft geleefd dat “alles in orde was” ten aanzien van de overgang van de huurovereenkomst. De cliënt had daartoe aan alle voorwaarden voldaan: zodra sprake was van een verbetering van zijn situatie heeft hij een overgang van de huurovereenkomst conform eerder gedane toezeggingen in gang gezet en de daartoe benodigde formulieren en aanvragen ingediend. De cliënt had van de zorgaanbieder al een aangepaste woonbegeleidingsovereenkomst ontvangen waarin was opgenomen dat de cliënt de woning zelfstandig zou gaan huren. De commissie is van oordeel dat de cliënt er daarmee vanuit mocht gaan dat, zodra zijn indicatie definitief zou worden gewijzigd, de huur van de woning op zijn naam zou worden overgeschreven.
De commissie begrijpt dat het mogelijk is dat regelingen veranderen waardoor eerdere afspraken in uitzonderlijke gevallen niet kunnen worden nagekomen.
Ter zitting is echter gebleken dat er voor de cliënt wel een mogelijkheid is om zijn woning te behouden middels een ruil van de Kans/PACT woning waarvoor hij in aanmerking komt met de woning waar hij nu woont. De cliëntvertrouwenspersoon heeft ter zitting naar voren gebracht dat de wijkteammanager van de gemeente die ruil goedkeurt maar de zorgaanbieder daar niet voor voelt.
Na deze verklaring heeft de voorzitter de zitting kort geschorst voor beraad. Na de schorsing en hervatting van de zitting heeft de zorgaanbieder toegelicht dat een Kans/PACT woning gelegen kan zijn in een geheel andere wijk in [plaats] of zelfs in een andere gemeente waarmee de zorgverlening voor mensen met een begeleid wonen indicatie in praktische zin bemoeilijkt wordt.
De cliëntvertrouwenspersoon heeft daartegen aangevoerd dat een verhuizing naar een woning in een andere wijk of zelfs een andere gemeente een enorme impact heeft op de cliënt. Zijn vertrouwde omgeving en zijn houvast zal hij in dat geval geheel kwijtraken. Dit geldt niet voor mensen die “nieuw” in een begeleid wonen traject komen en op een wachtlijst staan.
De commissie is van oordeel dat in dit specifieke individuele geval, waarin buiten de schuld van de cliënt van alles is misgegaan met toezeggingen, gewekte verwachtingen, communicatie en informatie ten aanzien van de overgang van het huurcontract, het belang van de cliënt zwaarder weegt dan dat van de zorgaanbieder. De commissie zal dan ook bepalen dat de zorgaanbieder dient mee te werken aan de ruil van de Kans/PACT woning die voor de cliënt beschikbaar komt met de woning waar de cliënt thans verblijft aan de [adres 1] in [plaats] en met welke ruil de gemeente zich akkoord heeft verklaard. De commissie weegt daarbij mee dat de kans niet ondenkbeeldig is dat een ingrijpende verhuizing de cliënt terugwerpt in een fase van meer zorgbehoevendheid waarmee hij “terug is bij af”.
Vernietigingsgronden
4.5.
RIBW K/AM stelt dat het op meerdere gronden naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om haar aan het bindend advies te houden en dat het bindend advies daarom vernietigd moet worden. Deze gronden zijn (samengevat):
schending van het beginsel van hoor en wederhoor
het advies is gebaseerd op ondeugdelijk onderzoek
het advies is ondeugdelijke gemotiveerd
het advies levert ernstig nadeel op
het advies heeft in het algemeen (zeer negatieve) precedentwerking
a.
geen schending van het beginsel van hoor en wederhoor
4.6.
RIBW K/AM beroept zich op schending van het beginsel van hoor en wederhoor, omdat tijdens de zitting bij geschillencommissie door de vertrouwenspersoon van [gedaagde] een e-mail is voorgelezen, maar RIBW K/AM deze e-mail tijdens de procedure niet heeft kunnen inzien, verifiëren of daarop heeft kunnen reageren. Dit geldt te meer, zo zegt RIBW K/AM, omdat inmiddels is gebleken dat de inhoud van het e-mailbericht wezenlijk verschilt van wat ter zitting is gesuggereerd. RIBW K/AM is daarom in haar procespositie geschaad.
4.7.
In het betreffende e-mailbericht doet de medewerker van Buurts aan drie medewerkers van de gemeente [plaats] verslag van het door haar gevoerde telefoongesprek met de (toenmalige) directeur van RIBW K/AM, waarin de medewerker van Buurts onder meer vertelt over haar contact met en de reactie van de gemeente. Vaststaat dat de geschillencommissie de zitting kort heeft geschorst voor beraad, nadat de vertrouwenspersoon de inhoud van de betreffende e-mail naar voren heeft gebracht. Uit het bindend advies blijkt dat de zorgaanbieder, RIBW K/AM, na hervatting van de zitting gereageerd heeft op wat de vertrouwenspersoon heeft gezegd en heeft toegelicht dat een PACT woning gelegen kan zijn in een geheel andere wijk in [plaats] of zelfs in een andere gemeente, waardoor zorgverlening voor mensen met een begeleid wonen indicatie in praktische zin bemoeilijkt wordt. Tijdens de zitting in deze procedure heeft mevrouw Slagter, werkzaam als manager strategie en kwaliteit bij RIBW K/AM en destijds ook aanwezig bij de zitting van de geschillencommissie, desgevraagd toegelicht dat zij na de schorsing heeft verklaard dat het om een e-mailbericht gaat van Buurts waarin iets staat over wat de gemeente [plaats] gezegd zou hebben, maar dat RIBW K/AM niet bekend was met deze inhoud en dat deze inhoud ook niet lijkt te kloppen. Op de vraag van de rechter of toen, naast het noemen van praktische bezwaren, ook is aangegeven dat het feitelijk en/of juridisch onmogelijk is de woningen te ruilen en om zorg te verlenen in het kader van beschermd wonen in een PACT woning heeft mevrouw Slagter ontkennend geantwoord.
Uit deze gang van zaken blijkt niet dat aan RIBW K/AM geen - dan wel onvoldoende - gelegenheid is geboden om te reageren op het e-mailbericht. Ook is niet gebleken dat RIBW K/AM tijdens de zitting niet in staat was om te reageren op het e-mailbericht, dat - als gezegd - een weergave is van een gevoerd telefoongesprek met de directeur van RIBW K/AM. RIBM K/AM heeft inhoudelijk gereageerd. Ook is de geschillencommissie niet verzocht om op een later moment nog schriftelijk te mogen reageren. Dat de geschillencommissie in het bindend advies (kennelijk) volstaan heeft met een samenvatting van de reactie van RIBK K/AM leidt (ook) niet tot de conclusie dat RIBW K/AM niet gehoord is. Van schending, laat staan een ernstige schending, van het beginsel van hoor en wederhoor is dus geen sprake en de rechtbank volgt RIBW K/AM daarom ook niet in haar betoog dat zij hierdoor in haar procespositie is geschaad.
4.8.
De stelling dat de tekst in het e-mailbericht niet overeenkomt met de tekst zoals deze naar voren is gebracht tijdens de zitting bij de geschillencommissie is door [gedaagde] betwist en is – mede bij gebrek aan notulen van die zitting – niet vast te stellen. Dat de geschillencommissie spreekt over ‘goedkeuring van de wijkteammanager van de gemeente met de ruil’, terwijl in het bericht staat dat de gemeente daartegen ‘geen bezwaar’ heeft, vindt de rechtbank in elk geval onvoldoende voor de conclusie dat de vertrouwenspersoon niet de inhoud van het e-mailbericht zou hebben voorgedragen.
b)
geen ondeugdelijk onderzoek
4.9.
RIBW K/AM stelt dat de geschillencommissie heeft nagelaten deugdelijk onderzoek te doen naar de juistheid van de in het e-mailbericht opgenomen informatie door bij de gemeente [plaats] te verifiëren of daadwerkelijk sprake was van een goedkeuring voor woningruil, terwijl de geschillencommissie het bindend advies wel op dit e-mailbericht heeft gebaseerd.
4.10.
Vast staat dat RIBW K/AM de inhoud van het e-mailbericht in de procedure bij de geschillencommissie niet (concreet) heeft betwist. RIBW K/AM heeft erkend dat zij daar
- net als in het in het e-mailbericht (onbetwist) weergegeven telefoongesprek - alleen praktische bezwaren heeft geuit tegen de ruil. RIBW K/AM heeft niet verklaard dat een woningruil (feitelijk en/of juridisch) onmogelijk is en /of aan de uitoefening van de zorgverlening in de weg staat. Het had wel op de weg van KIBW K/AM gelegen dat daar naar voren te brengen, te meer omdat deze alternatieve mogelijkheid dus wel met haar is besproken. Omdat RIBW K/AM niet betwist heeft dat de ruil mogelijk was, bestond voor de geschillencommissie in redelijkheid geen aanleiding tot nader onderzoek naar de juistheid van de inhoud van het e-mailbericht. Dat de gemeente de ruil ‘niet heeft goedgekeurd’, waarvan de geschillencommissie blijkens het advies is uitgegaan, maar alleen heeft aangegeven geen bezwaar te hebben, leidt niet tot een ander oordeel. Daargelaten of sprake is van een feitelijk verschil tussen beide formuleringen, staat inmiddels tussen partijen vast dat toestemming van de gemeente geen relevantie heeft voor de effectuering van het door de geschillencommissie bepaalde.
c)
geen ondeugdelijke motivering
4.11.
Volgens RIBW K/AM is het bindend advies ook ondeugdelijk gemotiveerd, omdat zij zonder onderbouwing heeft geconcludeerd dat RIBW K/AM aan de woningruil moet meewerken, terwijl een sociale huurwoning voor beschermd wonen niet zomaar kan worden geruild zonder instemming van de woningcorporatie die daarvan eigenaar is en zonder instemming van de eigenaar van de Kans/PACT woning.
4.12.
Vast staat dat Pré Wonen eigenaar is van de woning. Ook staat vast dat RIBW K/AM geen zeggenschap heeft over de toewijzing van woningen van Pré Wonen of PACT woningen die eigendom zijn van een andere woningcorporatie. RIBW K/AM heeft de eigendomssituatie beschreven in het verweerschrift dat is ingediend in de procedure bij de geschillencommissie en heeft daar naar eigen zeggen ook tijdens die zitting op gewezen. Hieruit volgt dat de geschillencommissie bekend was met de eigendomssituatie. De geschillencommissie heeft vervolgens - blijkens haar beslissing - de conclusie getrokken dat niet is gebleken dat RIBW K/AM niet kan meewerken aan de woningruil, omdat die woningruil feitelijk en/of juridisch niet uitvoerbaar is vanwege (juridische) belemmeringen aan de zijde van een van de eigenaren. Dat blijkt ook niet uit het bij de geschillencommissie aan de orde gekomen e-mailbericht en is op die zitting ook niet betoogd door RIBW K/AM.
4.13.
Ook nu is niet gebleken dat de uitvoering van het bindend advies niet mogelijk is omdat de hierbij betrokken organisaties, zoals Pré Wonen, niet aan dit bindend advies kunnen meewerken. De stelling van RIBW K/AM dat die onmogelijkheid uit het e-mailbericht van 3 juni 2025 van Pré Wonen blijkt volgt de rechtbank niet. De rechtbank licht dat toe. Uit dit e-mailbericht blijkt dat RIBW K/AM aan Pré Wonen heeft gevraagd of zij heeft ingestemd met een uitruil of uitwisseling van de woning aan de [adres 1] met een PACT-woning die in eigendom is van een andere partij
.Pré Wonen heeft daarop geantwoord: ‘
nee, een uitruil is in deze situatie niet mogelijk en niet relevant. Zie ook onder punt 5.’
Onder punt 5 vraagt RIBW K/AM: ‘Wat is de visie van Pré Wonen op het ruilen van een Beschermd Wonen-woning met een PACT-woning, die is bedoeld voor uitstroom van cliënten uit de Maatschappelijke Opvang of Beschermd Wonen?’ Pré Wonen antwoordt daarop: ‘
Beschermd Wonen zoals wij o.a. dit complex verhuren aan RIBW staat los van het
Pact voor uitstroom. Het zijn twee verschillende doelgroepen en ook samenwerkings-afspraken. Pact van uitstroom is een regionale samenwerkingsovereenkomst tussen gemeenten, aangesloten zorgorganisaties en woningcorporaties om mensen die uitstromen vanuit beschermd wonen/of maatschappelijke opvang een zelfstandige woning aan te bieden op basis van tijdelijke verhuur met woonbegeleiding met als doel om zelfstandig te leren wonen en de huurovereenkomst na een periode van twee jaar voor onbepaalde tijd voort
te zetten. De beslissing die wordt genomen of iemand hiervoor in aanmerking komt is aan de uitstroomtafel en wordt aangevraagd door de zorgorganisatie. Deze doelgroep wordt hierbij geholpen met deze regeling en voorrang, omdat zij zelf niet in staat zijn om in eigen woonruimte/huisvesting te voorzien en ook nog begeleiding nodig hebben. Deze regeling staat los van het vastgoed (woningen/complexen/bedrijfsruimte), die Pre Wonen heeft verhuurd aan het RIBW in onderlinge samenwerking/overeenstemming om de doelgroep van het RIBW (beschermd/beschut wonen) huisvesting te bieden. Waaronder dus het complex aan de [adres 2] te [plaats] valt. Het uitruilen van woningen beschermd of pact is dus niet van toepassing.
Daaruit volgt naar oordeel van de rechtbank niet dat het feitelijk en/of juridisch onmogelijk is om de beslissing van de geschillencommissie uit te voeren. Pré wonen gebruikt aanvankelijk wel het woord onmogelijk, maar uit de uitleg ervan, onder vraag 5, blijkt niet van een onmogelijkheid. Daar staat niet meer dan dat – uitgaande van de thans geldende regelingen – uitruil van woningen niet van toepassing is. Dat is wat anders dan dat een en ander in zijn algemeenheid niet mogelijk is, te minder dat Pré Wonen in het specifieke geval van [gedaagde] , waarbij Pré Wonen nalatig is geweest in het voortvarend oppakken van zijn aanvraag, niet kan meewerken aan het alsnog overzetten van de huurovereenkomst op naam van [gedaagde] , zodat de gedane toezegging gestand kan worden gedaan.
Uit dit e-mailbericht blijkt dus niet dat Pré Wonen niet kan meewerken of dat de ruil anderszins niet mogelijk is. Van een (ernstig) motiveringsgebrek op dit punt is dus geen sprake.
4.14.
RIBW K/AM betoogt verder dat de geschillencommissie zich ten onrechte heeft gebaseerd op de indruk dat RIBW K/AM zonder duidelijke reden zou zijn teruggekomen op eerder gedane toezeggingen aan [gedaagde] , terwijl in werkelijkheid het afschaffen van de omklapregeling een beleidsbesluit van Pré Wonen was. De geschillencommissie merkt weliswaar op dat regelingen mogelijk veranderen waardoor afspraken in uitzonderlijke gevallen niet kunnen worden nagekomen, maar neemt vervolgens aan dat die situatie zich niet voordoet omdat nakoming wel mogelijk is. Door deze onjuiste aanname is niet toegekomen aan de beoordeling van de beleidswijziging, aldus nog steeds RIBW K/AM.
4.15.
De rechtbank heeft hiervoor onder 4.12 en 4.13 al overwogen dat niet is gebleken dat nakoming van de met [gedaagde] gemaakte afspraak onmogelijk is en dat daarom geen sprake is een (ernstig) motiveringsgebrek. Daarom al kan RIBW K/AM niet gevolgd worden in haar betoog.
4.16.
Daarnaast neemt de geschillencommissie volgens RIBW K/AM zonder voldoende onderbouwing aan dat sprake is van ernstige nalatigheid in de communicatie door RIBW K/AM. Zij meent dat de geschillencommissie volledig voorbij gaat aan het feit dat RIBW K/AM zich zeer actief heeft ingezet om [gedaagde] aan een woning te helpen, overeenkomstig de gemaakte afspraken tijdens de zitting bij de klachtencommissie. Dat sprake is van ernstige nalatigheid, staat niet in het bindend advies. De geschillencommissie heeft geoordeeld dat in deze zaak ‘buiten de schuld van cliënt van alles is misgegaan met communicatie en informatie ten aanzien van de overgang van het huurcontract’ en heeft dit vervolgens meegewogen in de door haar gemaakte belangenafweging. Niet gesteld of gebleken is dat aanvullende communicatie heeft plaatsgevonden waarmee de geschillencommissie niet bekend was en die in redelijkheid tot een ander oordeel over de communicatie had moeten leiden. De geschillencommissie was op de hoogte van de nadere afspraken die met [gedaagde] zijn gemaakt, maar heeft (op grond van meerdere omstandigheden) desondanks het belang van [gedaagde] zwaarder laten wegen. De rechtbank begrijpt dat de belangenafweging anders is uitgevallen dan door RIBW K/AM gehoopt, maar dat betekent niet dat de geschillencommissie, vanwege de latere inspanningen van RIBW K/AM en de medewerking van [gedaagde] daaraan, in redelijkheid niet tot de uitkomst van de gemaakte belangenafweging kon komen.
4.17.
De conclusie is dat de rechtbank RIBW K/AM niet volgt in haar betoog dat sprake is van ernstige motiveringsgebreken.
d)
geen ernstig nadeel
4.18.
RIBW K/AM stelt verder dat zij ernstig nadeel ondervindt doordat zij wordt geconfronteerd met een bindend advies dat niet uitvoerbaar is. Daarnaast wordt RIBW K/AM geconfronteerd met een situatie waarin zij haar primaire verantwoordelijkheid – het bieden van beschermd wonen aan cliënten die hiervoor door de gemeente geïndiceerd zijn – niet langer kan uitvoeren. Door de woning over te dragen aan [gedaagde] zonder beschermd wonen indicatie, wordt een woonplek onttrokken aan het systeem, met als gevolg dat een nieuwe cliënt, die daadwerkelijk een beschermd wonen plek nodig heeft, geen plek kan krijgen. Dat heeft een ontwrichtend effect op het systeem, aldus RIBW K/AM.
4.19.
Niet in geschil is dat Pré Wonen als eigenaar van de woning dient mee te werken aan het overzetten van de huurovereenkomst op naam van [gedaagde] . Als hiervoor overwogen, is niet gebleken dat dit feitelijk en/of juridisch onmogelijk is. Dat het bindend advies niet uitvoerbaar is en daarmee voor [gedaagde] van geen enkele waarde is wordt dan ook niet gevolgd. De rechtbank begrijpt de prangende zorgbehoefte wegens het gebrek aan woonplekken voor mensen met een beschermd wonen indicatie, maar als de aanvraag van [gedaagde] voor de omklapregeling in 2020 tijdig was verwerkt door Pré Wonen, dan was deze beschermd wonen plek destijds al vervallen. Het bindend advies komt in zoverre juist aan de belangen van RIBW K/AM tegemoet, omdat door de woningruil de beschermd wonen plek behouden blijft, maar dan op een andere locatie. In dat kader heeft RIBW K/AM aangevoerd dat de bij beschermd wonen behorende zorg op één plek geconcentreerd en aangeboden moet worden en niet (ook) in een veel verderop gelegen op zichzelf staande PACT-woning. Wat RIBW K/AM hierover op de zitting bij de geschillencommissie heeft aangevoerd, namelijk dat de zorgverlening door een ruil in praktische zin wordt bemoeilijkt, is door de geschillencommissie meegewogen in haar oordeel. Bovendien heeft RIBW K/AM ter zitting erkend dat enkele andere woningen in het gebouw aan de [adres 2] zijn ‘omgeklapt’ en daarom geen onderdeel meer uitmaken van het woonaanbod voor mensen met een beschermd wonen indicatie. Dat het bindend advies een ontwrichtende werking heeft en leidt tot ernstig nadeel voor RIBW K/AM heeft RIBW K/AM daarom onvoldoende aannemelijk gemaakt.
e)
geen precedentwerking
4.20.
Tot slot betoogt RIBW K/AM dat het bindend advies in het algemeen een (zeer) negatieve impact kan hebben door de precedentwerking die ervan kan uitgaan. Andere bewoners zullen ook op deze manier willen blijven wonen waardoor er (nog) minder plek is voor kwetsbare cliënten die aanspraak maken op een beschermd wonen plek. De gemeente [plaats] kan deze cliënten niet plaatsen.
4.21.
De rechtbank ziet geen mogelijke precedentwerking. Uit de beoordeling van geschillencommissie volgt dat zij van oordeel is dat in dit
specifieke individuele gevaleen belangenafweging uitvalt in het voordeel van [gedaagde] . Het bindend advies is gericht op de specifieke situatie van [gedaagde] waarbij de toegezegde omklapregeling niet is toegepast omdat zijn (tijdige) aanvraag in 2020 niet (adequaat) in behandeling is genomen en hij daarvan eerst ruim twee jaar later op de hoogte is gebracht. De situatie van [gedaagde] is daarmee uitzonderlijk en daarmee, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet vergelijkbaar met de situatie van andere cliënten van de zorgaanbieder.
Conclusie
4.22.
Uit het voorgaande volgt dat geen van de bezwaren van RIBW K/AM slaagt. Dat leidt tot het oordeel dat niet kan worden gezegd dat gebondenheid aan het bindend advies in verband met de inhoud en de wijze van totstandkoming daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Niet is gebleken dat RIBW K/AM geen uitvoering kan geven aan het bindend advies. Hierdoor bestaat voor vernietiging van het bindend advies van de geschillencommissie geen grond. De vordering zal dus worden afgewezen.
Proceskosten
4.23.
RIBW K/AM is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [gedaagde] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal RIBW K/AM niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
90,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.496,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van RIBW K/AM af,
5.2.
veroordeelt RIBW K/AM in de proceskosten van € 1.496,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als RIBW K/AM niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
1589

Voetnoten

1.Beschut wonen is een vorm van beschermd wonen.
2.De indicatie beschut wonen is per 1 juli 2024 komen te vervallen.