ECLI:NL:RBNHO:2025:857

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/15/359556 / HA ZA 24-669
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in erfrechtelijke procedure over inzage en afschrift van bescheiden voor berekening legitieme portie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van erfrecht, heeft eiseres, de dochter van de overledene, een incidentele vordering ingediend om inzage en afschrift te verkrijgen van bescheiden die nodig zijn voor de berekening van haar legitieme portie uit de nalatenschap van haar vader, [erflater]. De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, heeft op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in het incident. De overledene, [erflater], is op 10 december 2018 overleden en had bij testament [gedaagde sub 1] als erfgenaam benoemd, terwijl eiseres in het testament is onterfd. Eiseres heeft in september 2023 aanspraak gemaakt op haar legitieme portie en heeft herhaaldelijk verzocht om informatie van de executeurs, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], maar deze hebben hieraan geen gehoor gegeven. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres recht heeft op inzage in de gevraagde bescheiden op grond van artikel 4:78 BW en artikel 843a Rv. De rechtbank heeft de vordering van eiseres grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen waarover onvoldoende onderbouwing was gegeven. De rechtbank heeft bepaald dat de gedaagden binnen een maand na betekening van het vonnis de gevraagde stukken aan eiseres moeten verstrekken, zonder dat er een dwangsom aan verbonden is, gezien de bereidheid van de gedaagden om de informatie te verstrekken. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de hoofdzaak is verwezen naar een rolzitting op 9 april 2025 voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/359556 / HA ZA 24-669
Vonnis in incident van 29 januari 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verzoekende partij in het incident,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. L.S. Zomers,
tegen
1.
[gedaagde sub 1], in haar hoedanigheid van executeur en/of erfgenaam in de nalatenschap van [erflater] ,
te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2], in zijn hoedanigheid van executeur en/of erfgenaam in de nalatenschap van [erflater] ,
te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
verwerende partijen in het incident,
advocaat: mr. J.H. Prins.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in de hoofdzaak van 19 november 2024, tevens vordering in het incident, met producties 1-8;
- de conclusie van antwoord in het incident met productie 1.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Op 10 december 2018 is in Schagerbrug (gemeente Schagen) overleden [erflater] , geboren te Amsterdam op [geboortedatum] 1928 (hierna: erflater).
Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd met [gedaagde sub 1] .
2.2.
[eiseres] en [gedaagde sub 2] zijn de twee kinderen die uit dit huwelijk zijn geboren.
2.3.
Erflater heeft bij testament van 14 februari 2018 over zijn nalatenschap beschikt. Hij heeft [gedaagde sub 1] tot zijn erfgenaam benoemd, onder de last van een tweetrapsmaking jegens [gedaagde sub 2] . Erflater heeft [eiseres] onterfd.
2.4.
[gedaagde sub 1] is in het testament tot executeur benoemd. Bij wijze van vervanging is [gedaagde sub 2] tot executeur benoemd.
2.5.
In het testament is verder bepaald dat de vordering van een legitimaris alleen kan worden ingesteld tegen [gedaagde sub 1] en pas opeisbaar is bij haar overlijden.
2.6.
[eiseres] heeft in september 2023 aanspraak gemaakt op haar legitieme portie inzake de nalatenschap van erflater.
2.7.
Bij aangetekende brief van 8 april 2024, die op 22 april 2024 nogmaals is verzonden, heeft de advocaat van [eiseres] namens [eiseres] aan [gedaagde sub 1] verzocht om de in die brief vermelde stukken aan te leveren om de omvang van de legitieme portie van [eiseres] te kunnen berekenen.
2.8.
Bij e-mail van 7 mei 2024 heeft [naam] , werkzaam bij administratiekantoor [administratiekantoor] te [plaats] , namens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan de advocaat van [eiseres] bericht dat [gedaagde sub 2] de executeur is, dat het verzoek om informatie bekend is, dat het verzamelen van alle stukken wat tijd in beslag neemt en dat de advocaat van [eiseres] eind mei/begin juni 2024 de gegevens kan verwachten.
2.9.
Op 27 juni 2024 en 7 augustus 2024 heeft de advocaat van [eiseres] nogmaals verzocht om de gevraagde stukken. Aan dit verzoek is geen gehoor gegeven.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[eiseres] vordert in de hoofdzaak vaststelling van de hoogte van haar legitieme portie.
3.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben in de hoofdzaak nog niet van antwoord gediend.

4.Het geschil in het incident

4.1.
[eiseres] vordert in het door haar opgeworpen incident, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] , in hun hoedanigheid van erfgenaam en/of executeur, veroordeelt om binnen vier weken na het vonnis aan [eiseres] , op straffe van verbeurte van een dwangsom, kopieën te verschaffen van de volgende stukken:
a. bewijs van de wijze van aanvaarding van de nalatenschap;
b. de verklaring van erfrecht, de verklaring van executele en het volledige testament van erflater;
c. een verifieerbaar overzicht van alle bezittingen en schulden op het moment van overlijden, voor zover het schulden als bedoeld in artikel 4:7 lid 1 onder a t/m c en f Burgerlijk Wetboek (BW) betreft. Het gaat dan om de schulden die erflater voor zijn overlijden reeds had, de uitvaartkosten, en de vereffeningskosten;
d. alle onderbouwende stukken van de verschillende bedragen zoals opgegeven bij het overzicht onder c, waaronder in ieder geval notariële eigendomsakten, hypotheekakten, eigendomsbewijs van motorrijtuigen, polis inboedelverzekering, etc.;
e. een schriftelijke waardering van alle bezittingen en schulden op de overlijdensdatum;
f. de akte huwelijkse voorwaarden (indien aan de orde);
g. de afschriften van alle bank- en effectenrekeningen (mede) op naam van erflater over de periode 10 december 2011 tot en met 10 december 2018 met vermelding van het saldo op de overlijdensdatum;
h. een opgave van alle schenkingen die door erflater bij leven zijn gedaan, met alle onderbouwende stukken van de verschillende bedragen zoals opgegeven;
i. aangiften en aanslagen inkomstenbelasting, in ieder geval van de jaren 2011 tot en met 2018;
j. een overzicht en de polissen van alle beleggingsrekeningen, lijfrentepolissen en/of levensverzekering en/of eventuele uitgekeerde lijfrentes en levensverzekeringen en/of uitvaartverzekering;
k. bewijsstukken (notariële afrekeningen) waaruit verkoopopbrengsten blijken van eventuele tot de nalatenschap behorende onroerende zaken, alsmede een kopie van de bankafschriften waaruit blijkt aan wie de (ver)koopsom is voldaan;
1. de aangifte erfbelasting of de brief van de belastingdienst dat geen aangifte erfbelasting hoeft te worden gedaan;
m. alle overige informatie die van belang kan zijn voor de berekening van de legitieme portie.
4.2.
[eiseres] stelt op grond van artikel 4:78 van het BW recht te hebben op en belang te hebben bij (een afschrift van) alle bescheiden die zij nodig heeft voor de berekening van haar legitieme portie in de nalatenschap van erflater. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn in hun hoedanigheid van erfgenaam en/of executeur verplicht de gevorderde informatie, waarvan [eiseres] zelf niet in bezit is, te verstrekken. [eiseres] beroept zich daarnaast op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat zij een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van de informatie. Ondanks herhaaldelijk verzoek hiertoe, blijven [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] in gebreke met het verstrekken daarvan.
4.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] refereren zich in de conclusie van antwoord in incident aan het oordeel van de rechtbank. Zij voeren daarbij wel aan dat [eiseres] allerlei bescheiden vordert die voor een deel niet meer aanwezig zijn dan wel op korte termijn niet zijn te achterhalen. Bij de gevraagde bescheiden heeft [eiseres] geen recht en belang, omdat de legitieme portie nog niet opeisbaar is en [eiseres] geen verwachter is, aldus [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
[gedaagde sub 2] woont in Schotland, waardoor deze procedure een internationaal karakter heeft. De rechtbank moet daarom eerst beoordelen of zij bevoegd is om over het geschil te beslissen en zo ja, welk recht van toepassing is.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, omdat erflater zijn laatste woonplaats in Nederland had. De nalatenschap is in Nederland opengevallen. Daarom is ook het Nederlands recht van toepassing. Erflater heeft hiervoor bovendien in zijn testament wat betreft de afwikkeling van zijn nalatenschap een uitdrukkelijke rechtskeuze gedaan. [1]
Toetsingskader
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat het feit dat [eiseres] geen verwachter is en haar vordering uit hoofde van een legitieme portie in de nalatenschap van erflater nog niet opeisbaar is, niet betekent - anders dan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] veronderstellen - dat [eiseres] om die reden geen recht heeft op en belang heeft bij de gevorderde bescheiden.
5.4.
Op grond van artikel 4:78 BW kan een legitimaris die niet erfgenaam is – zoals [eiseres] – tegenover de erfgenaam ( [gedaagde sub 1] ) en de executeur ( [gedaagde sub 2] ) aanspraak maken op inzage en een afschrift van alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie behoeft. Deze informatieverplichting moet ruim worden uitgelegd, met de enkele beperking dat de gegevens nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie. Op grond van artikel 4:65 BW wordt de legitieme berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden, vermeld in artikel 4:7 lid 1 onder a t/m c en f BW. Met de waarde van de goederen van de nalatenschap wordt bedoeld de waarde op het tijdstip onmiddellijk na het overlijden (artikel 4:65 BW in samenhang met artikel 4:6 BW).
5.5.
Artikel 4:78 BW houdt echter geen verplichting in tot rekening en verantwoording en schept ook geen algemeen inzagerecht. Om fishing expeditions te voorkomen, moet [eiseres] voldoende concreet stellen en onderbouwen waarom de gevorderde stukken voor de berekening van de legitieme portie noodzakelijk zijn.
5.6.
Voor zover de vordering van [eiseres] is gegrond op het bepaalde in artikel 843a Rv geldt dat dit artikel niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. De bepaling stelt het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk van een aantal cumulatieve vereisten, waaronder dat van een rechtmatig belang.
Benodigde gegevens voor de berekening van de legitieme portie
5.7.
De rechtbank constateert dat [eiseres] ten aanzien van geen van de gevraagde stukken concreet en onderbouwd heeft gesteld waarom deze stukken noodzakelijk zijn. [eiseres] stelt enkel dat zij belang heeft bij de stukken en dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de stukken nog niet beschikbaar hebben gesteld. Omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hiertegen echter geen inhoudelijk, gespecificeerd verweer hebben gevoerd, zal de rechtbank de gevraagde stukken en informatie toetsen aan het hiervoor geschetste toetsingskader en daarbij het verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betrekken. De verschillende vorderingen zijn genummerd conform de opsomming in het petitum van de dagvaarding.
a. bewijs van de wijze van aanvaarding van de nalatenschap
5.8.
[eiseres] gaat er zelf van uit dat [gedaagde sub 1] de nalatenschap van erflater zuiver heeft aanvaard. [eiseres] is ermee bekend dat erflater niet voorkomt in het boedelregister van deze rechtbank. Verder is notariskantoor Stouthart & Hilber Notarissen momenteel bezig met het opstellen van een boedelomschrijving in opdracht van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . [eiseres] heeft niet toegelicht welk belang zij dan nog heeft bij het gevorderde bewijs van de wijze van aanvaarding van de nalatenschap. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
b. de verklaring van erfrecht, de verklaring van executele en het volledige testament van erflater
5.9.
[eiseres] heeft recht op en belang bij afgifte van een kopie van de verklaring van erfrecht en de verklaring van executele. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben daartegen geen verweer gevoerd. Deze onderdelen van de vordering zullen worden toegewezen.
[eiseres] heeft echter niet toegelicht waarom zij in aanvulling op deze gegevens nog het volledig testament van erflater nodig heeft. Zij beschikt al over een uittreksel waarin staat dat zij is onterfd. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
c. een verifieerbaar overzicht van alle bezittingen en schulden op het moment van overlijden, voor zover het schulden als bedoeld in artikel 4:7 lid 1 onder a t/m c en f BW betreft. Het gaat dan om de schulden die erflater voor zijn overlijden reeds had, de uitvaartkosten en de vereffeningskosten.
d. alle onderbouwende stukken van de verschillende bedragen zoals opgegeven bij het overzicht onder c, waaronder in ieder geval notariële eigendomsakten, hypotheekakten, eigendomsbewijs van motorrijtuigen, polis inboedelverzekering, etc.
e. een schriftelijke waardering van alle bezittingen en schulden op de overlijdensdatum.
5.10.
[eiseres] heeft recht op en belang bij een verifieerbaar overzicht van alle bezittingen (goederen) en schulden die behoren tot de nalatenschap van erflater en de waarde van deze goederen en schulden op zijn overlijdensdatum. Dit geldt ook voor de onderliggende bewijsstukken die dit overzicht staven. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen verweer gevoerd tegen deze vorderingen (c, d, e). Deze vorderingen zullen dan ook worden toegewezen.
f. de akte huwelijkse voorwaarden (indien aan de orde)
5.11.
Voor bepaling van de omvang van de nalatenschap is het van belang te weten of huwelijkse voorwaarden van toepassing zijn. [eiseres] heeft daarom recht op en belang bij een kopie van de akte huwelijkse voorwaarden, voor zover deze aanwezig is. Deze vordering zal worden toegewezen.
g. de afschriften van alle bank- en effectenrekeningen (mede) op naam van erflater over de periode 10 december 2011 tot en met 10 december 2018 met vermelding van het saldo op de overlijdensdatum
5.12.
[eiseres] heeft recht op en belang bij kopieën van de afschriften van alle bank- en effectenrekeningen (mede) op naam van erflater. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen verweer gevoerd tegen deze vordering. Deze vordering zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de rechtbank de periode wel zal beperken tot vijf jaar vóór de overlijdensdatum. [eiseres] heeft niet onderbouwd waarom zij de afschriften van de bank- en effectenrekeningen van vóór 10 december 2013 nodig heeft voor de berekening van haar legitieme portie. In de brief van 8 april 2024 van de zijde van [eiseres] wordt voor de verstrekking van de (bank)afschriften ook een periode vanaf december 2013 aangehouden.
h. een opgave van alle schenkingen die door erflater bij leven zijn gedaan, met alle onderbouwende stukken van de verschillende bedragen zoals opgegeven
5.13.
[eiseres] heeft recht op en belang bij opgave van de door erflater in het verleden gedane schenkingen. Deze kunnen de omvang van de legitimaire massa beïnvloeden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen verweer gevoerd tegen deze vordering. Deze vordering zal worden toegewezen, in die zin dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] opgave moet doen van de in het verleden door erflater gedane schenkingen, voor zover deze bekend zijn, met overlegging van de onderliggende bewijsstukken, voor zover aanwezig.
i. aangiften en aanslagen inkomstenbelasting, in ieder geval van de jaren 2011 tot en met 2018
5.14.
[eiseres] heeft recht op en belang bij kopieën van de aangiften en aanslagen inkomstenbelasting van erflater. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen verweer gevoerd tegen deze vordering. Deze vordering zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de rechtbank de periode wel zal beperken tot vijf jaar vóór de overlijdensdatum. [eiseres] heeft niet onderbouwd waarom zij de aangiften en aanslagen inkomstenbelasting van erflater van vóór 2013 nodig heeft voor de berekening van haar legitieme portie. In de brief van 8 april 2024 van de zijde van [eiseres] wordt voor deze stukken ook een periode tot vijf jaar vóór overlijden aangehouden.
j. een overzicht en de polissen van alle beleggingsrekeningen, lijfrentepolissen en/of levensverzekering en/of eventuele uitgekeerde lijfrentes en levensverzekeringen en/of uitvaartverzekering
5.15.
[eiseres] heeft recht op en belang bij een overzicht en kopieën van deze gevraagde bescheiden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen verweer gevoerd tegen deze vordering. Deze vordering zal worden toegewezen, in die zin dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] een overzicht en de (polissen van de) gevraagde bescheiden moeten verstrekken, voor zover deze bekend zijn.
k. bewijsstukken (notariële afrekeningen) waaruit verkoopopbrengsten blijken van eventuele tot de nalatenschap behorende onroerende zaken, alsmede een kopie van de bankafschriften waaruit blijkt aan wie de (ver)koopsom is voldaan
5.16.
[eiseres] heeft recht op en belang bij stukken waaruit verkoopopbrengsten blijken van eventuele tot de nalatenschap behorende onroerende zaken. Bij gebrek aan verweer daartegen zal dit onderdeel van de vordering worden toegewezen.
Een eventueel voldane (verk)koopsom kan [eiseres] uit de door [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] te verstrekken bankafschriften over de periode 10 december 2013 tot en met 10 december 2018 (zie 5.12) afleiden. De rechtbank ziet geen reden om [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] op dit moment op te dragen afzonderlijke bankafschriften te verstrekken waaruit blijkt aan wie de (ver)koopsom is voldaan. Daarvoor heeft [eiseres] onvoldoende gesteld. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
1. de aangifte erfbelasting of de brief van de belastingdienst dat geen aangifte erfbelasting hoeft te worden gedaan
5.17.
[eiseres] heeft recht op en belang bij deze stukken. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen verweer gevoerd tegen deze vordering. Deze vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat alleen [gedaagde sub 1] als erfgenaam wordt opgedragen een kopie van de aangifte erfbelasting aan [eiseres] te verstrekken, of de brief van de belastingdienst dat geen aangifte erfbelasting hoeft te worden gedaan. Er is namelijk sprake van een tweetrapstestament als gevolg waarvan de aangiftetermijn voor [gedaagde sub 2] als tweede opeenvolgende erfgenaam pas later gaat lopen.
m. alle overige informatie die van belang kan zijn voor de berekening van de legitieme portie
5.18.
Deze vordering wordt verder niet nader door [eiseres] gespecificeerd en onderbouwd, zodat deze zal worden afgewezen.
5.19.
Daarbij merkt de rechtbank op dat zij ervan uitgaat dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] de door de notaris op te stellen boedelomschrijving en de onderliggende stukken, die de opgave van de boedelbeschrijving staven, aan [eiseres] zullen verstrekken zodra zij deze van de notaris hebben ontvangen. Deze boedelomschrijving bevat mogelijk meer informatie dan nu in deze procedure wordt verzocht door [eiseres] , welke informatie van belang kan zijn voor de berekening van haar legitieme portie.
Conclusie
5.20.
Uit het voorgaande volgt dat de in de beslissing onder 7.1. vermelde informatie aan [eiseres] moet worden verstrekt. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben nog wel aangevoerd dat een deel van de gevorderde bescheiden niet meer beschikbaar is dan wel op korte termijn niet te achterhalen is. Aan die opmerking gaat de rechtbank voorbij. Van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] mocht worden verwacht dat zij concreet zouden maken welke bescheiden zij daarbij bedoelen.
5.21.
De termijn waarbinnen de informatie moet worden verstrekt zal worden bepaald op uiterlijk een maand na betekening van dit vonnis. Gelet op de aard van de te verstrekken informatie en de omstandigheid dat notaris Stouthart blijkens haar e-mail van 17 december 2024 al over bescheiden van de boekhouder beschikt, vindt de rechtbank deze termijn redelijk.
Geen dwangsom
5.22.
Omdat van de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] buitengerechtelijk de bereidheid is getoond om de in de brief van 8 april 2024 verzochte informatie te verstrekken - die grotendeels overeenkomt met de incidentele vordering - ziet de rechtbank geen reden om aan de veroordeling een dwangsom te verbinden. De noodzaak hiervoor heeft [eiseres] ook niet gesteld. In de hoofdzaak kunnen eventueel gevolgen aan het niet zonder gegronde reden verstrekken van de benodigde stukken worden verbonden. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de artikelen 21 en 22 Rv voortvloeit dat ook later [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] nog verplicht kunnen worden bepaalde bescheiden over te leggen.
Proceskosten
5.23.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.Het vervolg in de hoofdzaak

6.1.
De rechtbank stelt [eiseres] in de gelegenheid om, nadat de hiervoor vermelde stukken aan haar zijn verstrekt, bij akte haar vordering in de hoofdzaak nader toe te lichten en/of te wijzigen. [eiseres] dient in deze akte in ieder geval toe te lichten wat volgens haar de omvang van de legitimaire massa en de hoogte van haar legitieme portie zijn. De rechtbank verwijst de zaak daartoe naar de rol van 9 april 2025. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] mogen vervolgens hierop bij conclusie van antwoord reageren. Daarna zal de rechtbank in beginsel een zitting bepalen om de zaak met partijen te bespreken.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om binnen een maand na betekening van dit vonnis aan [eiseres] kopieën te verschaffen van de volgende stukken:
1. de verklaring van erfrecht en de verklaring van executele;
2. een verifieerbaar overzicht van alle bezittingen (goederen) en schulden op het moment van overlijden van erflater, voor zover het schulden als bedoeld in artikel 4:7 lid 1 onder a t/m c en f BW betreft. Het gaat dan om de schulden die erflater voor zijn overlijden reeds had, de uitvaartkosten en de vereffeningskosten;
3. alle onderbouwende stukken van de verschillende bedragen zoals opgegeven bij het overzicht onder 2, waaronder in ieder geval notariële eigendomsakten, hypotheekakten, eigendomsbewijs van motorrijtuigen, polis inboedelverzekering;
4. een schriftelijke waardering van alle bezittingen (goederen) en schulden op de overlijdensdatum van erflater;
5. de akte huwelijkse voorwaarden, voor zover deze aanwezig is;
6. de afschriften van alle bank- en effectenrekeningen (mede) op naam van erflater over de periode 10 december 2013 tot en met 10 december 2018 met vermelding van het saldo op de overlijdensdatum van erflater;
7. een opgave van de in het verleden door erflater gedane schenkingen, voor zover deze bekend zijn, met de onderliggende bewijsstukken, voor zover aanwezig;
8. aangiften en aanslagen inkomstenbelasting van erflater over de jaren 2013 t/m 2018;
9. een overzicht en de polissen van alle beleggingsrekeningen, lijfrentepolissen en/of levensverzekering en/of eventuele uitgekeerde lijfrentes en levensverzekeringen en/of uitvaartverzekering, voor zover deze bekend zijn;
10. bewijsstukken (notariële afrekeningen) waaruit verkoopopbrengsten blijken van eventuele tot de nalatenschap behorende onroerende zaken,
7.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om binnen een maand na betekening van dit vonnis aan [eiseres] kopieën te verschaffen van de aangifte erfbelasting of de brief van de belastingdienst dat geen aangifte erfbelasting hoeft te worden gedaan,
7.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
compenseert de proceskosten aldus dat ieder de eigen kosten draagt,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
7.6.
bepaalt dat [eiseres] bij akte haar vordering in de hoofdzaak nader mag onderbouwen en/of wijzigen en verwijst de zaak daartoe naar de rol van
woensdag 9 april 2025,
7.7.
bepaalt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op de rol van zes weken daarna een conclusie van antwoord in de hoofdzaak kunnen nemen,
7.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.
ST/JG

Voetnoten

1.artikel 6 sub g Rv en artikelen 4, 21 en 22 van de Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.