In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aansprakelijkheid van een bewindvoerder. De bewindvoerder was verantwoordelijk voor het beheer van de boedel van een betrokkene die op 26 oktober 2024 was overleden. De executeur van de nalatenschap had bezwaar gemaakt tegen de eindrekening en verantwoording van de bewindvoerder, die volgens de executeur frauduleus had gehandeld door zich een aanzienlijk bedrag van de boedel toe te eigenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder in 2024 een bedrag van € 29.251,61 van de rekening van de betrokkene naar haar eigen rekening had overgemaakt, wat zij niet had onderbouwd met een geldige reden. De bewindvoerder had recht op een jaarbeloning van € 1.320,00, maar had zichzelf een veel hoger bedrag toegeëigend. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder ernstig tekort was geschoten in haar zorgplicht en veroordeelde haar tot terugbetaling van het onterecht verkregen bedrag van € 27.372,48 aan de boedel, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bewindvoerders en de noodzaak van transparantie en integriteit in hun handelen.