In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH, eiseres, en Delta Air Lines Inc., gedaagde. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding van € 600,00 door AirHelp, die de vordering van een passagier heeft overgenomen. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Vancouver via Seattle, maar arriveerde met een vertraging van 4 uur en 23 minuten in Seattle. AirHelp vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij vertragingen van meer dan drie uur.
De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagier zijn aansluitende vlucht naar Vancouver, ondanks de vertraging, had gehaald. De kantonrechter oordeelde dat de vertraging op de eindbestemming, Vancouver, relevant was en dat de passagier daar met een vertraging van 55 minuten was aangekomen. Aangezien de passagier zijn aansluitende vlucht had gehaald, werd de vordering van AirHelp afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan AirHelp, omdat zij ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskosten direct moeten worden betaald, ongeacht een eventuele hoger beroep.