ECLI:NL:RBNHO:2025:8778

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
C/15/367611 / KG ZA 25-476
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gebruiksrecht van de woning na beëindiging van een affectieve relatie met minderjarige betrokkenheid

In deze zaak gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die samen eigenaar zijn van een woning. Hun affectieve relatie is beëindigd, en de vrouw verzoekt om het recht om de woning met uitsluiting van de man te bewonen, terwijl de man de woning wil overnemen. De vrouw heeft een dochter uit de relatie en stelt dat zij zich onveilig voelt in de woning zolang de man daar ook verblijft. De man heeft de vrouw meerdere keren voorgesteld om in overleg te treden over de afwikkeling van hun relatie, maar de vrouw heeft dit geweigerd. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de jonge leeftijd van het kind en de onveilige situatie die de vrouw ervaart. De rechter wijst de vordering van de vrouw af en kent de woning toe aan de man, met de verplichting voor de vrouw om de woning uiterlijk op 6 november 2025 te verlaten. De man moet de vrouw ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld en de vrouw ontvangt haar aandeel in de overwaarde van de woning. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/367611 / KG ZA 25-476
Vonnis in kort geding van 7 augustus 2025
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats],
eisereses in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K. Tülü te Alkmaar,
tegen
[de man],
wonende te [plaats],
domicilie gekozen hebbende te Den Haag op het kantoor van zijn advocaat,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.E. van der Zanden te Den Haag.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De zaak in het kort
Partijen zijn samen eigenaar van een woning. Hun relatie is geëindigd. De vrouw wil dat zij voorlopig met de dochter van partijen het recht krijgt de woning te bewonen met uitsluiting van de man. De man wenst de woning over te nemen en vordert veroordeling van de vrouw om daaraan op korte termijn haar medewerking te verlenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 9
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met de producties 1 tot en met 11
  • de mondelinge behandeling op 24 juli 2025
  • de pleitnota van de vrouw
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Voor de mondelinge behandeling op 24 juli 2025 zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. Tülü voornoemd en de man, bijgestaan door mr. Van der Zanden voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben vanaf ongeveer juni 2017 een affectieve relatie gehad. Partijen hebben in januari 2024 besloten hun relatie te beëindigen
2.2.
Partijen zijn sinds 2022 gezamenlijk eigenaar van een woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
2.3.
Op 11 oktober 2022 hadden zij een samenlevingsovereenkomst gesloten. Deze samenlevingsovereenkomst houdt - voor zover hier relevant - het volgende in:
(…)
ARTICLE 9
TERMINATION OF MARRIAGE / REGISTERED PARTNERSHIP
(…)
4. The parties agree that mister Maciel will have the first right to have the house transferred to him.
(…)
ARTICLE 14
PROPERTY BROUGHT IN AND COMMUNIITY OF PROPERTY
(…).
The Parties jointly own the dwelling at [postcode 1] [plaats], [adres], on a fifty-
fifty basis.
The party under 2[vzr: de man]
paid an amount of forty-seven thousand three hundred and eighty-one euro and thirty-four eurocent (€ 47,381.34) when purchasing it from its his resources, so- that the party under 2 has a claim for half of that amount on the party sub 1, which therefore recognises that amount to the party under 2.
This claim will not become exigible until the dwelling is alienated or until an earlier date on which the cohabitation is terminated.
No interest will be payable with respect to this claim, unless the parties agree on provisions to the contrary.
Hoewel partijen al in 2024 hadden afgesproken dat hun relatie voorbij was, heeft de man zekerheidshalve in een brief van 7 april 2025 de samenlevingsovereenkomst formeel beëindigd en opgezegd tegen 15 mei 2025.
2.4.
Terwijl partijen in overleg waren over de afwikkeling van de gevolgen van het beëindigen van hun relatie, bleek de vrouw in mei 2024 onverwacht zwanger te zijn. Partijen hebben toen in onderling overleg afgesproken dat de vrouw de woning pas zou verlaten nadat zij van het kind bevallen was. De vrouw heeft toegezegd de woning rond maart 2025 te verlaten. Deze toezegging is zij niet nagekomen.
2.5.
Op 24 december 2024 is [minderjarige] Laura de Almeida geboren, thans 7 maanden oud. Aanvankelijk betwijfelde de man of hij de biologische vader van het kind is, maar inmiddels is uit DNA-onderzoek gebleken dat dit het geval is en is de man bereid [minderjarige] te erkennen en kinderalimentatie te betalen. Hierover hebben partijen nog geen afspraken kunnen maken.
2.6.
De man heeft de vrouw meermalen voorgesteld (al dan niet met behulp van een mediator) nader met elkaar in overleg te treden over de afwikkeling van hun relatie, maar de vrouw heeft dit geweigerd.
2.7.
Op 14 mei 2025 heeft de vrouw laten weten dat zij akkoord is met overname van de woning door de man. Zij heeft daarbij het voorbehoud gemaakt dat zij de woning wenst te gebruiken totdat zijzelf vervangende woonruimte heeft gevonden.

3.De vorderingen in conventie en in reconventie

3.1.
De vrouw vordert in conventie, na eisvermindering, dat de voorzieningenrechter bepaalt dat zij bij uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning en de zich daarin bevindende inboedel en de man beveelt die woning te verlaten en deze verder niet meer te betreden.
3.2.
De man voert verweer en vordert in reconventie primair -samengevat- de vrouw te veroordelen tot toedeling van het aan haar toebehorende aandeel van de woning aan de man en ontruiming van de woning binnen 6 weken, versterkt met nevenvorderingen die de effectiviteit van de veroordeling moeten verzekeren.
Bij gelegenheid van die levering van de onverdeelde helft van de woning zal de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld worden ontslagen.
3.3.
Subsidiair vordert de man dat als de vrouw niet binnen de genoemde termijn van 6 weken haar medewerking verleent aan de toedeling en levering van de helft van de woning aan hem, dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van de vrouw en van de akte(n) of een deel daarvan, die opgemaakt moet(en) worden uit hoofde van dit vonnis.
3.4.
Meer subsidiair vordert de man
  • dat het uitsluitend gebruik van de woning aan hem wordt toegewezen totdat partijen daarover onderling tot een regeling zijn gekomen of door de rechtbank anderszins onherroepelijk is beslist over het gebruik van de woning en
  • dat de vrouw wordt veroordeeld de woning te verlaten uiterlijk binnen zes weken na de datum van dit vonnis, met achterlating van de inboedel en onder afgifte van alle sleutels aan de man en de woning niet meer te betreden, behoudens toestemming van de man, op straffe van een dwangsom.
3.5.
Tenslotte vordert de man voorwaardelijk, voor het geval de vordering van de vrouw in conventie wat betreft het uitsluitend gebruik van de woning wordt toegewezen, om de vrouw te veroordelen een maandelijkse gebruikersvergoeding te betalen aan de man, gelijk aan alle eigenaars- en gebruikerslasten van de woning en de man te vrijwaren voor eventuele vorderingen van derden wat betreft die eigenaars- en gebruikerslasten.
3.6.
Een en ander met veroordeling van de vrouw in de proceskosten in conventie en
reconventie.
3.7.
De vrouw voert verweer op dezelfde gronden die zij in conventie heeft aangevoerd.
4. De standpunten van partijen
4.1.
De vrouw stelt dat zij belang heeft om de woning met uitsluiting van de man te gebruiken omdat zij vreest voor haar eigen veiligheid en die van haar dochter. Zij verklaart dat zij in het verleden te maken heeft gehad met fysiek geweld door de man, waarvan zij ook melding heeft gemaakt bij de politie, en dat zij bang is voor woedeaanvallen van de man, waarvan zij de gevolgen niet kan overzien.
Zij verklaart dat de man eerder al een kinderwagen naar haar heeft toe gegooid waar haar dochtertje bij aanwezig was. Zij stelt dat de man het kind niet wilde en dat zij de zorg heeft voor haar dochter. Zij wijst er op dat ook is gebleken dat haar dochter stress heeft door de situatie en minder is gegroeid dan zou moeten. De vrouw benadrukt dat zij zich dusdanig onveilig voelt in de woning met de man dat zij psychische hulp heeft ingeschakeld.
4.2.
De man voert aan dat partijen al sinds vorig jaar uit elkaar zijn en dat het voortduren van de feitelijke samenwoning niet onhoudbaar is maar wel onwenselijk is. Hij verklaart dat hij probeert zijn eigen gang te gaan, maar het gevoel heeft dat de vrouw vaak een boze reactie van hem probeert uit te lokken om zo een dossier te vormen waaruit blijkt dat hij gewelddadig zou zijn. Hij benadrukt dat hij de vrouw meerdere keren heeft voorgesteld om in overleg met een mediator naar oplossingen te zoeken, maar dat de vrouw dit keer op keer heeft geweigerd en alleen via haar advocaat wil praten.
De man voert verder aan dat hij niet kan instemmen met het alleengebruik van de woning door de vrouw omdat zij heeft aangegeven de woning pas te willen verlaten als zij vervangende woonruimte in de vorm van een sociale huurwoning heeft gevonden. Hij wijst er op dat het in [plaats] circa 15 jaar duurt voordat je aan de beurt bent voor een sociale huurwoning, zodat dit te onzeker is.
De man benadrukt dat hij in staat is de woning op dit moment aan zich te laten toedelen, waarna de vrouw een overwaarde zal ontvangen van ruim € 76.000,- waarmee zij vervangende woonruimte woning moet kunnen bekostigen. Ook voert hij aan dat hij bereid is, binnen bepaalde grenzen, de vrouw hierbij zo nodig te helpen door een deel van de overwaarde voor te schieten ter financiering van de huur.
De man heeft laten weten dat hij heeft moeten toegroeien naar acceptatie van het vaderschap Inmiddels ziet hij de positieve kanten daarvan en wil hij een deel van de zorg op zich nemen. Hij wijst erop dat de vrouw niet de volledige zorg voor hun dochter heeft omdat zij vier dagen per week, behalve woensdag, naar de crèche gaat. Verder voert hij aan dat hij ook voor hun dochter zorgt als de vrouw iets anders moet doen of als de vrouw zegt dat de kleine hem wil zien en dat hij dan goed voor haar zorgt. Daarnaast verklaart hij dat hij als gevolg van de hele situatie ook stress ervaart en psychologische hulp heeft ingeschakeld.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang

5.1.
De vrouw stelt dat zij zich onveilig voelt in de woning zolang de man ook in de woning verblijft. Ook de man heeft aangevoerd dat hij stress ervaart als gevolg van de voortdurende samenleving na het beëindigen van de relatie en dat het onwenselijk is om de situatie te laten voortduren. Deze gevoelens van onveiligheid en stress zijn niet goed voor partijen maar zeker ook niet voor de ontwikkeling van hun zeer jonge dochter, die deze gevoelens van onveiligheid en stress oppikt. Alleen al om die reden is er sprake van een spoedeisend belang.
Inhoudelijk
5.2.
Partijen zijn gezamenlijk, ieder voor de helft, eigenaar van de woning en kunnen daarom in beginsel evenveel aanspraak maken op het gebruik van de woning. Partijen hebben in hun samenlevingsovereenkomst afgesproken dat de man een eerste recht van koop heeft van de woning bij het beëindigen van de relatie. Die afspraak staat tussen partijen ook niet ter discussie.
Bij het maken van die afspraak hielden partijen er echter geen rekening mee dat zij, nu het tot uitvoering van die afspraak moet komen, ouders zouden zijn van een zeer jong kind.
Bij de beoordeling van de vorderingen van partijen moeten de belangen van dit kind meegewogen worden. Gelet op de jonge leeftijd van het kind is voldoende aannemelijk dat de vrouw haar hoofdverzorger is, ook al gaat het kind vier dagen per week naar de crèche. De vrouw heeft benadrukt dat zij zich onveilig voelt in de woning zolang de man daar ook in verblijft en dat zij vreest voor haar eigen veiligheid en die van haar dochter.
Dat die vrees terecht is, is onvoldoende aannemelijk geworden. Wel is duidelijk geworden dat de vrouw het zo voelt en dat dit in de in dit geding te maken afweging moet worden meegewogen. De angst en stress die de vrouw ervaart werkt immers ook door op de dochter van partijen; van heel jonge kinderen is bekend dat zij deze signalen goed aanvoelen en dat deze invloed hebben op hun welbevinden. Om die reden wordt geoordeeld dat het in ieder geval niet in het belang van het kind is als de samenleving van partijen te lang voortduurt.
5.3.
De vrouw heeft gesteld de woning niet eerder te willen verlaten dan dat zij vervangende woonruimte in de vorm van een sociale huurwoning heeft gevonden. Tussen partijen is niet in geschil dat de wachtlijst om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning in [plaats] ongeveer 15 jaar is, zodat deze opstelling van de vrouw niet realistisch is. De vrouw is ook niet op een sociale huurwoning aangewezen.
Vast staat immers dat de vrouw bij toedeling van de woning aan de man uit de overwaarde een bedrag van ruim € 76.000,- zal ontvangen hetgeen betekent dat zij voldoende financiële ruimte heeft om vervangende woonruimte te zoeken buiten de sociale sfeer.
5.4.
Volgens de afspraak die partijen in 2024 hebben gemaakt mag de man de woning overnemen. De man is ook in staat om de woning tegen de huidige waarde (de woning is onlangs getaxeerd op een waarde van € 475.000) over te nemen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld op de woning. De relatie tussen partijen is in 2024 al geëindigd en de voornaamste reden dat zij thans nog samen gebruik maken van de woning is dat hun dochtertje afgelopen december is geboren. Van de man kan niet gevergd worden dat hij nog heel veel langer wacht op de formele overdracht van de woning aan hem bij de notaris. Toekenning van een exclusief gebruiksrecht aan de vrouw voor de komende zes maanden is in de onderhavige constellatie geen passende oplossing. De man zou dan iets moeten huren. Over zes maanden is de situatie voor de vrouw niet anders dan nu, met dien verstande dat ze nog zes maanden langer in de huidige woning heeft gewoond.
5.5.
Van de vrouw kan echter ook niet gevergd worden dat zij de woning op stel en sprong verlaat. Zij moet immers rekening houden met het belang dat zij continuïteit kan bieden in de zorg voor haar dochter. De termijn die de man de vrouw wil geven om de woning te verlaten van zes weken na het vonnis wordt tekort geacht. De voorzieningenrechter zal de vrouw een termijn geven van drie maanden na de datum van het vonnis. In die tijd moet de vrouw in staat zijn vervangende woonruimte voor zichzelf en de dochter van partijen te vinden. De man heeft ter zitting aangeboden haar te helpen, ook bij het zoeken daarvan.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat partijen het nog met elkaar kunnen uithouden gedurende de komende drie maanden. Dit vonnis verschaft duidelijkheid over hoe het moet gaan lopen en kan in zoverre ook rust brengen.
Gebruiksvergoeding
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat er geen aanleiding is om de vrouw te verplichten een gebruiksvergoeding te betalen.
Conclusie
5.7.
Dit betekent dat de vordering in conventie wordt afgewezen en de primaire vordering in reconventie kan worden toegewezen op een termijn van drie maanden
De subsidiaire vordering van de man van in de plaats stellen van het vonnis voor de benodigde medewerking van de vrouw aan de benodigde rechtshandelingen begrijpt de voorzieningenrechter aldus dat de man heeft bedoeld hiermee een extra zekerheid te verkrijgen op de nakoming van de primaire vordering door de vrouw en dus feitelijk als onderdeel van de primaire vordering. Zo zal deze vordering in ieder geval worden opgevat. De gevorderde in de plaats stelling van het vonnis voor de benodigde medewerking van de vrouw als zij die medewerking niet verleent, zal worden toegewezen.
De voorwaardelijke vordering van de man wordt afgewezen.
Proceskosten
5.8.
Het geschil tussen partijen komt voort uit de affectieve relatie die tussen heb bestaan heeft. Om die reden zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
Ten overvloede
5.9.
De voorzieningenrechter wenst aan partijen nog het volgende mee te geven.
Partijen zijn gezamenlijk de ouders van [minderjarige] en zullen vanuit die hoedanigheid nog vele jaren met elkaar te maken krijgen. Dat de man aanvankelijk niet blij was met de onverwachte zwangerschap en vraagtekens heeft gezet bij zijn vaderschap zou hem niet langer moeten worden nagedragen.
Uitgangspunt kan en moet inmiddels zijn dat de man de vader van [minderjarige] is en wil zijn, en zijn verantwoordelijkheid als vader wil nemen door haar te erkennen en bij te dragen in de verzorging en opvoeding en de kosten daarvan. Het is van belang dat partijen hierover op korte termijn afspraken maken.
Op dit moment ligt het zwaartepunt van de zorg bij de vrouw. Dat is niet verwonderlijk, alleen al gegeven het feit dat [minderjarige] pas zeven maanden oud is. [minderjarige] gaat vier dagen per week naar de crèche. De man heeft verklaard dat hij zijn werktijden vaak flexibel kan indelen en dat hij graag een deel van de zorg voor [minderjarige] op zich wil nemen. Dat komt er op dit moment niet van omdat de vrouw vast lijkt te zitten in wantrouwen ten opzichte van de man.
Partijen zouden aan het opruimen van die blokkade moeten gaan werken.
Mediation lijkt daarvoor de aangewezen weg. Zij moeten dit doen omdat het in het belang is van [minderjarige].
Partijen moeten zich ervan bewust zijn dat het voor het welzijn van [minderjarige] op de langere termijn van groot belang is dat niet alleen moeder maar ook vader frequent en met regelmaat contact met [minderjarige] heeft en [minderjarige] - ook door middel van feitelijke invulling van zorgtaken - ervaringen kan geven die bij haar een gevoel van veilige hechting teweeg kunnen brengen. Iedere maand dat dit uitgesteld wordt maakt de kans groter dat die hechting niet tot stand komt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vordering af,
in reconventie
6.2.
veroordeelt de vrouw om uiterlijk op 7 november 2025, of zoveel eerder als partijen in onderling overleg overeen zullen komen, haar medewerking te verlenen aan het verlijden en passeren van een notariële akte van verdeling waarin zij haar aandeel in de woning aan de [adres] te ([postcode 2]) [plaats] aan de man levert, onder gelijktijdig ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld op de woning en ontvangst van haar aandeel in de overwaarde,
6.3.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van de vrouw tot de rechtshandelingen die ter bewerkstelliging van de voormelde toedeling moeten worden verricht, indien de vrouw geen gevolg geeft aan de uitnodiging van de notaris ter zake en/of de desbetreffende akte(n) niet tekent,
6.4.
veroordeelt de vrouw om de woning uiterlijk op 6 november 2025 te verlaten met al haar bezittingen en de woning niet meer te betreden zonder toestemming van de man,
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
in conventie en in reconventie voorts
6.6.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 7 augustus 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 1155