ECLI:NL:RBNHO:2025:8816

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
25/2719
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor graafwerkzaamheden

Op 30 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen en verzoekers, die een last onder dwangsom hadden ontvangen voor het staken van graafwerkzaamheden voor de aanleg van leidingen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoekers geen spoedeisend belang meer hadden. De last onder dwangsom was opgelegd omdat verzoekers geen omgevingsvergunning hadden voor de werkzaamheden, die in strijd waren met de Omgevingswet en het bestemmingsplan. De rechtbank concludeerde dat het doel van de schorsing niet meer kon worden bereikt, aangezien de last onder dwangsom inmiddels was uitgewerkt. Verzoekers hebben de mogelijkheid om opnieuw een verzoek in te dienen als er een invorderingsbeschikking wordt opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/2719

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 30 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoekers], uit [plaats] , verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen

gemachtigde: mr. K. Witte, advocaat te Alkmaar.

Inleiding en procesverloop

Met het bestreden besluit van 11 april 2025 heeft het college aan verzoekers een last onder dwangsom opgelegd tot het staken en gestaakt houden van het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden voor de aanleg van leidingen voor elektriciteits- en watervoorzieningen. Ook heeft het college de werkzaamheden stilgelegd.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om bij voorlopige voorziening de last onder dwangsom te schorsen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker [verzoeker] , bijgestaan door [naam] , en de gemachtigde van het college.
Na afloop van de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing van de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Gronden van de beslissing

1. Op 10 april 2025 is een controle uitgevoerd op het perceel van verzoekers, [adres] in [plaats] . Tijdens deze controle is geconstateerd dat er werkzaamheden worden uitgevoerd ten behoeve van de aanleg van elektriciteits- en watervoorzieningen. Er was toen op het perceel van eiser een put aangebracht waarheen in de grond een water- en een elektriciteitsleiding was aangelegd.
2. Deze werkzaamheden zijn, aldus het college, in strijd met artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet, omdat verzoeker hiervoor niet een omgevingsvergunning heeft.
3. Op het perceel van verzoekers is van toepassing het ‘Bestemmingsplan Landelijk gebied 1998’. Dit bestemmingsplan maakt ingevolge artikel 2.4 van de Omgevingswet deel uit van het Omgevingsplan gemeente Bergen NH.
4. Het perceel heeft de bestemming ‘Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden’. Ingevolge artikel 6, negende lid, van het bestemmingsplan is het verboden om op gronden met deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie-leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur uit te voeren.
5. Verzoekers betwisten niet dat zij niet over een dergelijke omgevingsvergunning beschikken.
6. Het college heeft op 10 april 2025 aan verzoeker de last onder dwangsom opgelegd inhoudende dat verzoeker alle werkzaamheden die betrekking hebben op de aanleg van elektriciteits- en watervoorzieningen met inbegrip van het leggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur met onmiddellijke ingang diende te staken en gestaakt te houden. Indien verzoeker de werkzaamheden voortzette zou hij een dwangsom van 10.000 euro ineens verbeuren.
7. Op 29 april 2025 is nogmaals een controle uitgevoerd op het perceel. Daarbij is geconstateerd dat er verdergaande graafwerkzaamheden waren verricht. De waterleiding en elektrakabel waren verder aangelegd en aangesloten op een kraan en een (bouw)meterkast. De daarvoor gegraven geulen waren volgens het college dichtgemaakt.
8. Op 26 juni 2025 heeft het college een voornemen tot invordering van de dwangsom verstuurd.
9. Verzoekers betwisten dat de last onder dwangsom rechtmatig is opgelegd.
10. De voorzieningenrechter komt pas aan een beoordeling toe of een voorziening al dan niet moet worden getroffen, als verzoekers daar nog een (spoedeisend) belang bij hebben.
11. Omdat het college zich op het standpunt stelt dat verzoekers de last onder dwangsom hebben overtreden, is de last onder dwangsom inmiddels uitgewerkt in die zin dat verzoekers nu geen dwangsom meer kunnen verbeuren. Het doel dat verzoekers met schorsen van de last willen bereiken, kan daarom niet meer worden bereikt, althans zij hebben daar geen belang meer bij. Voorts heeft het college nog geen invorderingsbeschikking geslagen, zodat daarin ook nog geen belang bij schorsing is gelegen. Verzoekers hebben daarom thans geen spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Indien verweerder tot invordering overgaat en dan niet bereid is met verdere invordering te wachten tot in de bodemprocedure is beslist over de vraag of de last terecht is opgelegd, zal verzoeker zich desgewenst voor een voorlopige voorziening wederom tot de voorzieningenrechter kunnen wenden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.