Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2025 in de zaak tussen
[eisers] , uit [plaats] , eisers
[vergunninghouder]uit [plaats] (vergunninghouder)
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.42 eindwoning:
‘een eindwoning is een eengezinswoning die grenst aan een aanliggende woning. De eindwoning ligt op het begin of einde van de reeks woningen en heeft geen (extra) bij de woning behorende grond aan de zijkant van de woning.’Omdat de woning wel een zijtuin heeft, voldoet het niet aan deze bepaling. Verweerder stelt in bestreden besluit daarom dat de woning toch aangemerkt moet worden als een twee-aaneengesloten woning.
‘een woning aan het begin of eind van een rij aaneengebouwde woningen’. Dat verweerder de in het bestreden besluit gehanteerde definitie kwalificeert als dé definitie van de VNG, is dus onjuist. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland gaat bovendien over de kwalificatie van een woning in het kader van een WOZ-beschikking. De Fotowijzer is ook primair opgesteld voor de taxatie van woningen. De Fotowijzer is, omdat zijn doel is het taxeren van woningen, ook veel meer genuanceerd in het onderscheiden van woningtypen dan het bestemmingsplan. In de Fotowijzer staan acht woningtypen en in het bestemmingsplan vier. Voor het taxeren van woningen zal het meer van belang zijn of een woning op het einde van een rij nog een tuin heeft of niet.
Ook past de definitie uit de Fotowijzer, anders dan verweerder suggereert, helemaal niet bij wat in het algemeen spraakgebruik geldt als eindwoning. Dat is, zoals ook de commissie stelt, een woning gelegen aan het einde van een rij aangesloten woningen. Dat is hier het geval. De woning ligt aan het eind van een rij van zes. Verweerder gaat in het bestreden besluit niet in op wat dan een twee-aaneengesloten woning zou zijn, maar stellen alleen dat het wel een twee-aaneengesloten woning moet zijn, aangezien het geen eindwoning is. Aan het advies van de commissie dat een twee-aaneengesloten woning een twee-onder-één-kapwoning is wordt voorbij gegaan. Dit terwijl de woning duidelijk geen twee-onder-één-kapwoning is, aangezien deze in een rij van zes woningen staat. Het zou ook logisch zijn als verweerder voor de definitie van een twee-aaneengesloten woning ook aansluiting zou zoeken bij de Fotowijzer. Dat hij dat niet doet, is inconsistent en willekeurig. Eisers voeren aan dat het duidelijk is dat de planwetgever bedoeld moet hebben ervoor te zorgen dat bij woningen die onderdeel zijn van een rijtje of blok met meer dan twee woningen minder diep uitgebouwd mag worden dan bij twee-aaneengesloten en vrijstaande woningen. Verweerder kwalificeert de woning op gekunstelde wijze als twee-aaneengesloten woning, terwijl het evident is dat het een eindwoning is, zoals zowel vergunninghouder als verweerder aanvankelijk ook dachten.
Ten tweede heeft verweerder de volumetoename verkeerd berekend, volgens eisers. Vergund in 1971 is namelijk een bouwhoogte van 2,35 meter, terwijl de bestaande uitbouw in werkelijkheid een hoogte van 2,5 meter heeft. Beoogd is een bouwhoogte van 3,3 meter. Dat betekent dat de beoogde hoogte 40 % hoger is dan de vergunde hoogte en 32 % hoger dan de huidige hoogte. Als de hoogte van de uitbouw voor zover gelegen buiten de 4 meter met 40 % of 32 % toeneemt, dan neemt ook de inhoud met deze percentages toe. Deze percentages zijn aanmerkelijk hoger dan de 10 % die artikel 41.1.2 toestaat, waardoor dit artikel niet toegepast kan worden.
Ten aanzien van de zijgevel van de uitbouw buiten de 4 meter vanaf de achtergevel is sprake van het gedeeltelijk vernieuwen/veranderen in de zin van artikel 41.1.1 van het bestemmingsplan. De uitbouw wordt op de bestaande fundering gebouwd, de zijgevel die grenst aan het buurperceel blijft intact en de draagmuren veranderen niet.
Op grond van artikel 41.1.2 heeft verweerder de bevoegdheid om van voorgaande af te wijken, mits de inhoud niet met meer dan 10 % vergroot wordt. In de nieuw te nemen beslissing op bezwaar zal verweerder moeten motiveren of hij van deze afwijkingsbevoegdheid gebruik maakt.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
(…)
(…)
(…)