ECLI:NL:RBNHO:2025:8891

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
C/15/367670 / KG ZA 25-478
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake omgangsregeling tussen ouders na conflict

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader en een moeder over de omgangsregeling van hun minderjarige zoon. De vader vorderde dat de moeder de overeengekomen omgangsregeling zou naleven, terwijl de moeder in reconventie verzocht om opschorting van deze regeling tot de hulpverlening aan de zoon was afgerond. De ouders hebben een complexe relatie en er zijn zorgen over de emotionele toestand van de zoon, die sinds 14 mei 2025 geen contact meer heeft gehad met zijn vader. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is om de omgang te hervatten, maar dat dit op een rustige manier moet gebeuren. De rechter heeft besloten dat de omgang tussen de vader en de zoon op 20 augustus 2025 weer moet worden opgestart, met een opbouwfase van enkele activiteiten om de band te versterken. De vordering van de moeder om de omgangsregeling tijdelijk op te schorten is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/367670 / KG ZA 25-478
Vonnis in kort geding van 5 augustus 2025
in de zaak van
[vader],
wonende te [plaats 1],
eiser,
advocaat mr. R. Smit te Noord-Scharwoude,
tegen
[moeder],
wonende te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. S. Lust te Heerhugowaard.
Partijen zullen hierna vader en moeder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 4
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 4
  • productie 5 van de vader
  • de mondelinge behandeling op 1 augustus 2025.
1.2.
Voor de mondelinge behandeling op 1 augustus 2025 zijn verschenen de vader, vergezeld van zijn huidige partner ([betrokkene]) en bijgestaan door mr. Smit voornoemd en namens moeder mr. Lust voornoemd. Mr. Lust heeft verklaard dat moeder zelf verhinderd was hier te zijn vandaag, omdat zij op hetzelfde tijdstip een afspraak heeft in het ziekenhuis voor onderzoeken en het haar niet gelukt is die afspraak te verzetten.
1.3.
Op 28 juli 2025 heeft een kindgesprek plaatsgevonden met de minderjarige zoon van partijen, [minderjarige]. Van dit gesprek is een gespreksverslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd. [minderjarige] heeft toestemming gegeven om dingen die hij met de kinderrechter heeft besproken te delen met partijen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Deze relatie is in 2012 verbroken.
2.2.
Uit deze relatie is op [geboortedatum] 2013 [minderjarige] Woons geboren. [minderjarige] is nu 12 jaar. Hij heeft zijn hoofdverblijfplaats bij moeder en moeder heeft ook het eenhoofdig gezag over [minderjarige].
2.3.
In 2016 hebben partijen een omgangsregeling afgesproken, waarbij [minderjarige] om de week van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19:00 uur bij vader verblijft. Als de aansluitende maandag een studiedag van school of een feestdag is, verblijft [minderjarige] ook op maandag bij vader. Daarnaast verblijft [minderjarige] de helft van de vakanties bij vader. Deze regeling is niet formeel vastgelegd in een ouderschapsplan of bekrachtigd door een rechter, maar partijen hebben hieraan gedurende negen jaar uitvoering gegeven.
2.4.
De vrouw heeft op 3 mei 2025 aan vader laten weten dat [minderjarige] voortaan bij hem moest wonen, omdat zij door problemen met haar gezondheid de zorg niet langer op zich kon nemen. [minderjarige] verbleef op dat moment bij vader in verband met de meivakantie
Op 4 mei 2025 heeft moeder [minderjarige] weer opgehaald.
2.5.
Op 13 mei 2025 liet moeder opnieuw weten dat [minderjarige] voortaan volledig bij vader moest wonen en dat zij de spullen van [minderjarige] buiten gezet had. Moeder stuurde ook berichten naar [betrokkene] dat zij [minderjarige] moesten ophalen. Ook plaatste moeder berichten op social media dat vader en [betrokkene] ten onrechte melding hebben gedaan dat zij [minderjarige] zou mishandelen en dat het niet goed gaat met haar gezondheid, dat [minderjarige] daarom niet meer bij haar kan blijven en dat [betrokkene] [minderjarige] altijd al had willen hebben.
2.6.
Vader en/of [betrokkene] hebben een melding gedaan bij Veilig Thuis en Veilig Thuis heeft een onderzoek opgestart. In overleg met [minderjarige] en met Veilig Thuis heeft [minderjarige] op 14 mei 2025 bij vader geslapen en is hij de volgende dag naar school gegaan, waarna hij is teruggekeerd naar moeder.
2.7.
Vader heeft [minderjarige] na die 14e mei niet meer gezien of gesproken. Moeder heeft de contacten met vader en [betrokkene] geblokkeerd en ook met [minderjarige] zelf heeft vader geen contact meer kunnen krijgen sinds 14 mei 2025.
2.8.
Volgens de oorspronkelijke afspraak zou [minderjarige] met vader met [betrokkene] vanaf 4 augustus 2025 twee weken op vakantie gaan naar een camping in Nederland.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
Vader vordert in conventie na eisvermindering samengevat – dat de voorzieningenrechter moeder beveelt om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, de overeengekomen omgangsregeling na te komen, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van moeder in de kosten van dit geding.
3.2.
Vader stelt dat moeder zonder gegronde reden, zonder toestemming en eenzijdig heeft besloten om de overeengekomen omgangsregeling niet meer na te komen.
3.3.
Moeder voert verweer en vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter bepaalt dat de tussen partijen overeengekomen omgangsregeling van [minderjarige] met vader wordt opgeschort totdat de hulpverlening aan [minderjarige] van het Jeugd Preventie Programma is afgerond. Zij stelt dat [minderjarige] al langere tijd aangeeft niet naar vader te willen. Zij heeft geprobeerd [minderjarige] over te halen om in ieder geval een paar uurtjes iets leuks te gaan doen met vader, maar [minderjarige] liet zich niet overhalen. Moeder voert aan dat [minderjarige] vader zelf heeft geblokkeerd op social media na 14 mei 2025 omdat vader hem berichten bleef sturen en [minderjarige] met rust gelaten wilde worden. Moeder verklaart dat er momenteel heel veel speelt in het leven van [minderjarige] en dat hij hulpverlening krijgt om weerbaarder te worden en zijn grenzen beter aan te geven. Ze wijst er op dat [minderjarige] na de vakantie naar het voortgezet onderwijs gaat en dat dit ook een hele verandering voor hem is. Moeder stelt dat het in het belang van [minderjarige] is om de omgangsregeling in ieder geval op te schorten totdat [minderjarige] zijn hulpverleningstraject heeft afgerond en is gestart op de middelbare school. Ze benadrukt daarbij dat zij omgang van [minderjarige] met vader wel heel belangrijk vindt.
3.4.
Vader voert verweer tegen de vordering van moeder.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie allebei betrekking hebben op de omgang van [minderjarige] met vader zullen de vorderingen gezamenlijk worden beoordeeld.
Spoedeisend belang
4.2.
Uit het feit dat vader vanaf 14 mei 2025 geen omgang meer heeft gehad met [minderjarige] en ook geen contact kan krijgen met [minderjarige] of moeder, volgt een voldoende spoedeisend belang.
Is er reden om de omgang tijdelijk stop te zetten?
4.3.
Vader had bij dagvaarding ook gevorderd dat [minderjarige] aan hem zou worden afgegeven voor een periode van twee weken voor de vakantie vanaf 4 augustus 2025.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting aan vader voorgehouden dat [minderjarige] tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft gezegd dat hij op dit moment liever niet mee wil op vakantie, omdat hij het gevoel krijgt dat hij niet belangrijk is. Tijdens de zitting is besproken dat er in een korte tijd veel is gebeurd. De onzekerheid en onduidelijkheid over de woonsituatie van [minderjarige] en de moeizame communicatie tussen de ouders zullen hun weerslag op [minderjarige] hebben gehad. [minderjarige] heeft (te)veel meegekregen van zaken die tussen de volwassenen spelen. Het is goed voorstelbaar dat dit hem beïnvloedt en dat hij daardoor het gevoel heeft klem te zitten tussen zijn moeder enerzijds en vader en [betrokkene] anderzijds. Het is daarom belangrijk dat goed wordt gekeken wat [minderjarige] nu nodig heeft en dat hij merkt dat naar hem wordt geluisterd.
4.4.
Na een korte schorsing van de zitting voor overleg, heeft vader, met pijn in zijn hart, de vordering over de vakantieperiode ingetrokken. Vader heeft daarbij verklaard dat hij niets liever wil dan dat [minderjarige] bij hem is tijdens de vakantie, maar dat hij het belangrijk vindt om te luisteren naar wat [minderjarige] zelf heeft gezegd. Vader wil zo aan [minderjarige] laten merken dat [minderjarige] het belangrijkst is en dat zijn wens voor vader zwaar telt. Vader heeft benadrukt dat als [minderjarige] tijdens die twee weken alsnog een of meer dagen naar de camping zou willen komen, hij meer dan welkom is en dat vader hem dan met liefde zal ophalen.
4.5.
Omdat vader de vordering met betrekking tot de vakantie heeft ingetrokken, gaat het nu alleen nog over de vraag of er reden is om de omgangsregeling van vader met [minderjarige] tijdelijk op te schorten. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag ontkennend. De omgang tussen [minderjarige] en vader loopt al geruime tijd en er zijn geen aanwijzingen dat die omgang niet in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] is niet helemaal tevreden met de manier waarop de omgang verloopt, maar dat is reden om het met elkaar te hebben over de invulling van de omgangsregeling, niet om de omgang te stoppen. Bovendien heeft [minderjarige] bij Veilig Thuis ook aangegeven dat hij het fijn vindt om met zijn vader te zijn. De voorzieningenrechter vindt het dan ook belangrijk dat het contact tussen [minderjarige] en de vader op korte termijn wordt hersteld.
4.6.
Vader heeft verklaard dat hij vanaf 16 augustus weer terug is van vakantie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in de week daarna de omgang weer moet worden opgestart. De voorzieningenrechter heeft tijdens de zitting met partijen besproken dat, omdat [minderjarige] zijn vader vanaf 14 mei 2025 niet meer heeft gezien en aangeeft behoefte te hebben aan meer één op één aandacht van vader, het in het belang van [minderjarige] is om die omgang weer rustig op te starten. Daarom zullen in dit vonnis eerst een paar momenten bepaald worden waarop [minderjarige] met vader één op één iets leuks gaat doen, om hun band weer te versterken. De eerste keer zal dit zijn op woensdag 20 augustus 2025. Daarna nog een keer op zaterdag 30 augustus 2025 en nog een keer op zaterdag 6 september 2025. Voor zover [minderjarige] op zaterdag sportverplichtingen heeft, moet hier uiteraard rekening mee gehouden worden. En als de ouders het er samen over eens zijn, mogen zij van deze data afwijken.
4.7.
Na deze opbouwfase (ongeveer half september) moet de reguliere omgangsregeling zoals deze tot 14 mei 2025 bestond weer worden hervat. De vordering van vader zal dan ook op die manier worden toegewezen.
4.8.
Dit betekent dat de vordering van moeder om de omgangsregeling tijdelijk op te schorten totdat het hulpverleningstraject waar [minderjarige] mee bezig is, is beëindigd, wordt afgewezen.
4.9.
Vader heeft gevorderd aan toewijzing van zijn vordering een dwangsom te verbinden als prikkel tot nakoming. De voorzieningenrechter zal die vordering afwijzen. Zij gaat ervan uit dat moeder meewerkt aan de omgangsregeling. Zij geeft zelf immers ook aan omgang met vader in het belang van [minderjarige] te achten.
Wat is er verder besproken tijdens de zitting?
4.10.
Vader heeft ter zitting benadrukt dat hij [minderjarige] een slim en lief kind vindt en dat hij trots is op hem, bijvoorbeeld om hoe hij het op school doet. Ook heeft vader benadrukt dat de indruk van moeder, zoals blijkt uit het rapport van Veilig Thuis, niet klopt: hij en [betrokkene] vinden moeder helemaal geen slechte moeder. Zij willen en kunnen haar plek niet innemen. De voorzieningenrechter heeft in dat kader met vader en [betrokkene] besproken dat [minderjarige] één moeder heeft en dat de titel ‘mama’ in principe voor haar gereserveerd moet blijven.
4.11.
Verder is besproken dat uit de stukken naar voren komt dat [betrokkene] vaak de contacten met moeder onderhoudt over [minderjarige] en dat moeder dat niet fijn vindt. Vader heeft hierover verklaard dat hij en moeder over verschillende dingen kunnen praten, maar dat zij niet samen over [minderjarige] kunnen praten, omdat zij dan allebei iets anders zeggen en dan boos worden. Hij heeft verklaard dat hij daarom [betrokkene] meestal de communicatie over [minderjarige] met moeder laat doen, omdat zij rustig blijft.
De voorzieningenrechter heeft vader uitgelegd dat het toch beter zou zijn als vader en moeder samen de gesprekken zouden voeren over [minderjarige], omdat zij zijn ouders zijn. Aan [betrokkene] is aangeraden om hierin meer afstand te nemen en zij heeft toegezegd dit te zullen doen. De advocaat van moeder heeft tijdens de zitting benadrukt dat moeder graag wil werken aan de communicatie met vader, en ook vader heeft zich desgevraagd bereid verklaard met moeder in gesprek te gaan om de communicatie over [minderjarige] te verbeteren. Uit het concept-rapport van Veilig Thuis blijkt dat het gezin zal worden verwezen naar het Jeugdteam, dat ook al hulpverlening aan [minderjarige] biedt. Het Jeugdteam kan de ouders hierbij zo nodig begeleiden.
4.12.
Uit de verklaring van [minderjarige] krijgt de voorzieningenrechter de indruk dat hij zich klem gezet voelt tussen partijen en dat hij hen allebei geen verdriet wil doen. Dit komt onder meer omdat met hem bepaalde volwassen problemen worden besproken die niet met hem besproken zouden moeten worden. Aan moeder is door de hulpverlening al meegegeven dat zij die zaken beter met haar partner kan bespreken en zij lijkt dit op te pakken. De moeder moet ervan doordrongen zijn dat zij niet goed heeft gehandeld door [minderjarige] in mei zonder zorgvuldig overleg vooraf twee keer aan de vader over te dragen en daarbij zelfs [minderjarige]’s spullen buiten te zetten. Dat mag niet meer gebeuren.
4.13.
Het is tenslotte belangrijk dat partijen zich niet negatief uitlaten over de andere ouder tegenover [minderjarige], niet in woorden maar ook niet in houding. Aan [minderjarige] moet nog meer het gevoel gegeven worden dat hij het bij de andere ouder leuk mag hebben en dat hij daarover mag vertellen, zonder dat hierbij een waarde oordeel over de andere ouder wordt gegeven. Er mag uiteraard met [minderjarige] worden gesproken over hoe zijn week bij de andere ouder is geweest, maar de wijze waarop dit nu door vader en [betrokkene] gebeurt ervaart [minderjarige] als ‘uithoren’. Het is tenslotte belangrijk dat partijen over en weer elkaars opvoedstijl respecteren. Als daar vragen of zorgen over zijn, dienen zij dit als volwassenen met elkaar te bespreken.
Proceskosten
4.14.
Omdat het geschil voortkomt uit de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie hebben gehad, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
beveelt moeder om vanaf het weekend dat [minderjarige] na de hierna te vermelden omgangsmomenten naar vader zou gaan volgens de tussen partijen overeengekomen omgangsregeling, deze regeling na te komen,
5.2.
bepaalt dat, om de omgangsregeling weer langzaam op te starten, vader één op één met [minderjarige] iets leuks gaat doen op de volgende data:
  • woensdag 20 augustus 2025
  • zaterdag 30 augustus 2025 (rekening houdend met eventuele sport van [minderjarige])
  • zaterdag 6 september 2025( rekening houdend met eventuele sport van [minderjarige]),
en veroordeelt moeder hieraan haar medewerking te verlenen,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vordering af,
in conventie en in reconventie voorts
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.J. Berkers en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 5 augustus 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 1155