ECLI:NL:RBNHO:2025:9008

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
C/15/365989 / JU RK 25-787 & C/15/366641/ JU RK 25/884
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in gezinsgerichte woonvoorziening

Op 10 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van vijf minderjarigen, in het kader van een ondertoezichtstelling. De zaak betreft de kinderen [de minderjarige 1], [de minderjarige 2], [de minderjarige 3], [de minderjarige 4] en [de minderjarige 5], die onder toezicht zijn gesteld vanwege de problematiek van hun moeder, die kampt met verslavingsproblemen en niet in staat is om de zorg voor de kinderen adequaat te dragen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen sinds september 2024 verblijven in een gezinsgerichte woonvoorziening en dat de moeder onder strikte voorwaarden contact met hen kan hebben. De kinderrechter heeft de noodzaak van de machtiging tot uithuisplaatsing onderbouwd met de ernst van de situatie, waarbij de ontwikkeling van de kinderen in gevaar is door de problematiek van de moeder en de onveilige situaties die hierdoor zijn ontstaan. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend en verlengd tot en met 31 december 2025, evenals de ondertoezichtstelling van de kinderen voor een periode van twaalf maanden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/365989 / JU RK 25-787 & C/15/366641/ JU RK 25/884
Datum uitspraak: 10 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Haarlem,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 3] ,
[de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 4] ,
[de minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 5] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. P.J. van de Pol te Haarlem,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 5 juni 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 24 juni 2025;
  • een aantal aanvullende bijlagen, ontvangen op verschillende data ná 24 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
- de moeder, bijgestaan door mr. P.J. van de Pol.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gelet op hun leeftijd uitgenodigd voor een gesprek om hun mening te geven over de verzoeken van de GI. Zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.4
De vader is op een later tijdstip telefonisch gehoord, in aanwezigheid van [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] . De moeder is alleen belast met het gezag over [de minderjarige 5] .
2.2.
Alle kinderen zijn op 22 augustus 2024 onder toezicht gesteld (na een voorlopige ondertoezichtstelling), tot 22 augustus 2025.
2.3.
Alle kinderen verblijven sinds september 2024 in [gezinsgerichte woonvoorziening] van het SIG in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1
De GI heeft verzocht:
* een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor plaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] en [de minderjarige 5] in een gezinsgerichte woonvoorziening, te weten [gezinsgerichte woonvoorziening]
in [plaats] , voor de duur van de ondertoezichtstelling;
* de ondertoezichtstelling van alle kinderen te verlengen met twaalf maanden;
* de machtiging tot uithuisplaatsing van alle kinderen te verlengen, in een gezinsgerichte woonvoorziening, te weten [gezinsgerichte woonvoorziening] in [plaats] , tot en met 31 december 2025;
* de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft hiertoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
3.2
De kinderen wonen sinds september 2024 bij [gezinsgerichte woonvoorziening] (hierna: [gezinsgerichte woonvoorziening] ) van het SIG in [plaats] . De moeder was zwaar overbelast en
het lukte haar niet meer om de verzorging en opvoeding van de kinderen met ambulante hulp en hulp vanuit het netwerk te dragen. Hierdoor ontstonden er regelmatig onveilige situaties voor de kinderen.
De moeder woonde eerst in [plaats] bij de kinderen in, maar de toegang tot [gezinsgerichte woonvoorziening] is haar op 2 juni jl. ontzegd. De dagelijkse verzorging van de kinderen was onvoldoende en de moeder was sterk verminderd beschikbaar voor de kinderen. Ook wees de moeder de hulpverlening af en viel zij terug in middelengebruik (met name alcohol). Daarnaast kwam de moeder de verblijfsregels op [gezinsgerichte woonvoorziening] niet meer na.
De kinderen kunnen tot en met 31 december 2025 bij [gezinsgerichte woonvoorziening] blijven, waarbij de moeder onder strikte voorwaarden op dagelijks vastgestelde tijden aanwezig kan zijn.
De moeder slaapt dus niet meer bij [gezinsgerichte woonvoorziening] . De moeder komt de (omgangs)afspraken tot nu toe wisselend na.
3.3
Uit onderzoek van het RET (Regionaal Expert Team) blijkt dat de moeder de
zorg voor de kinderen niet alleen kan dragen, zonder voortdurende ondersteuning, maar
dat het ook van belang is om de kinderen niet van de moeder en van elkaar te scheiden.
Er is zicht op een passende vervolgplek voor het gezin in [gezinsgerichte woonvoorziening] , waarbij de hulpverlening inwoont. De insteek van de GI is uitdrukkelijk om de moeder en de kinderen bij elkaar te houden.
3.4
Gelet op de complexiteit van de problematiek in het gezin, is een strakke
regievoering vanuit de GI en heldere afstemming van en met de hulpverlening noodzakelijk. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk. Een machtiging tot uithuisplaatsing (en verlenging hiervan) is eveneens noodzakelijk om zo de plaatsing van de kinderen bij [gezinsgerichte woonvoorziening] te waarborgen, zolang er geen vervolgplek beschikbaar is.

4.De standpunten

4.1
Door de raadsvrouw van de moeder is aangevoerd dat de moeder het eens is met
de verzoeken van de GI. De moeder heeft de ruimte nodig om aan haar eigen problematiek te werken. De zorg voor vijf kinderen, waarvan er twee sikkelcelziekte hebben, is zwaar. De moeder ervaart veel stress en valt dan terug in alcoholgebruik. De moeder is van plan om op korte termijn een Detox opname in te gaan.
De moeder heeft hier op aangevuld dat zij, mede vanuit haar ervaringen uit het verleden, moeite heeft om de GI en de hulpverlening te vertrouwen. De moeder heeft altijd aan alles meegewerkt, maar er worden onwaarheden verteld en bepaalde zaken worden verdraaid. Als de moeder zich op bepaalde momenten terugtrekt, dan doet zij dit omdat zij de kinderen niet nog meer wil belasten. Dit is ook een afspraak met de hulpverlening.
4.2
De vader heeft aangegeven dat hij er geen problemen mee heeft dat zijn kinderen
bij [gezinsgerichte woonvoorziening] verblijven. Hij wil wel meer betrokken worden bij de kinderen. De vader heeft zijn kinderen al lange tijd niet gezien. Hij heeft alleen belafspraken met hen, maar die momenten verlopen moeizaam omdat de moeder daarbij aanwezig is en zij er steeds tussen komt.

5.De beoordeling

5.1
Op basis van de stukken en wat is besproken op de zitting is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing (en verlenging hiervan) van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] en [de minderjarige 5] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter neemt hierbij het volgende in overweging.
5.2
De ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen is nog steeds aanwezig. De moeder is vanwege persoonlijke (verslavings)problematiek niet in staat om de zorg voor de kinderen zonder 24-uurs begeleiding te dragen. De situatie is nog complexer doordat [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] gedragsproblemen vertonen en [de minderjarige 3] en [de minderjarige 5] kampen met sikkelcelziekte. [de minderjarige 3] en [de minderjarige 5] worden geregeld in het ziekenhuis opgenomen. Verder vormt de verstoorde communicatie tussen de ouders en het gebrek aan contact tussen de vader en de kinderen een bedreiging voor hun ontwikkeling. Alle kinderen zijn in hun jonge levens getuige geweest van huiselijk geweld tussen de ouders.
5.3
De kinderrechter is gelet op de ernst en complexiteit van de problematiek
met de GI van oordeel dat hulpverlening in een gedwongen kader noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft op zitting een moeder gezien die veel van haar kinderen houdt en het beste met hen voor heeft. Tegelijkertijd vergt de zorg voor vijf kinderen, waarvan er twee kampen met sikkelcelziekte, (vanzelfsprekend) veel van haar. Hierdoor valt de moeder regelmatig terug in haar alcoholgebruik en is zij in fysieke en emotionele zin niet altijd beschikbaar voor de kinderen. Positief is dat de moeder de problematiek erkent en open staat voor hulpverlening. Zo is de moeder voornemens op korte termijn een behandeling in de Detox aan te gaan. Tegelijkertijd is gebleken dat de moeder, mede vanuit haar eigen belaste verleden, ook regelmatig wantrouwend staat tegenover de hulpverlening. Ook lukt het haar regelmatig niet om de afspraken met de GI en de hulpverlening na te komen. Regievoering door de GI blijft dan ook nodig in het belang van de kinderen.
5.4
Een machtiging tot uithuisplaatsing (en een verlenging hiervan) is noodzakelijk om de plaatsing van de kinderen bij [gezinsgerichte woonvoorziening] te waarborgen. De moeder mag sinds
2 juni jl. niet meer bij [gezinsgerichte woonvoorziening] slapen en alleen onder strikte voorwaarden en op bepaalde tijdstippen bij [gezinsgerichte woonvoorziening] verblijven. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat het ondanks de problematiek binnen het gezin niet in het belang geacht van de kinderen wordt geacht om hen te scheiden van hun moeder en van elkaar. De GI heeft zicht op een passende plek waar de kinderen samen met de moeder geplaatst kunnen worden, voorzien van de noodzakelijke 24-uurs begeleiding. De moeder heeft aangegeven graag voor de kinderen te willen blijven zorgen en hiervan gebruik te willen maken. Op welke termijn deze plek beschikbaar is, is nog niet bekend. De kinderen kunnen in ieder geval tot en met 31 december 2025 bij [gezinsgerichte woonvoorziening] verblijven.
5.5
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor plaatsing van de kinderen in een gezinsgerichte voorziening en deze machtiging verlengen tot en met 31 december 2025.
5.6
Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat het begrijpelijk is dat de moeder vanuit eigen negatieve ervaringen, soms wantrouwend is jegens het hulpverleningssysteem. De kinderrechter hoopt echter dat de moeder er ook op leert vertrouwen dat de GI de insteek heeft om de moeder en de kinderen bij elkaar te houden. De kinderrechter ziet dat hiertoe door de GI veel inspanningen worden verricht.
Verder lijkt het van belang om nieuwe omgangsafspraken te maken, omdat de huidige omgangsafspraken nog steeds veel van de moeder vragen en de kinderen regelmatig teleurgesteld raken als het haar niet lukt om de afspraken na te komen. Het is belangrijk dat de GI en de moeder hierover met elkaar het gesprek aangaan.
Ook het contact tussen de vader en de kinderen behoeft in de komende periode aandacht, nu de vader heeft aangegeven dat hij graag contact met hen wil. Het is aan de GI om te bepalen wat al hierin al dan niet in het belang is van de kinderen.
5.7
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat
6.
De beslissing
De kinderrechter:
6.1
verleent een machtiging voor plaatsing van de minderjarigen:
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
[de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
[de minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
in een gezinsgerichte woonvoorziening, te weten [gezinsgerichte woonvoorziening] in [plaats] , met ingang van 10 juli 2025 tot 22 augustus 2025;
6.2
verlengt de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarigen voor de duur van twaalf maanden, tot 22 augustus 2026;
6.3
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarigen in een gezinsgerichte voorziening, te weten [gezinsgerichte woonvoorziening] in [plaats] , tot en met 31 december 2025;
6.4
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van S. Rebel als griffier, en op schrift gesteld op 15 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.