Op 24 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, [de moeder] en [de vader], belast zijn met het ouderlijk gezag over [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van verschillende stukken, waaronder berichten van de minderjarige en de ouders, en het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI). De ouders zijn niet verschenen op de zitting, waarbij de GI haar verzoek heeft toegelicht.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [de minderjarige] ernstig wordt bedreigd en dat de ingezette hulpverlening nog onvoldoende resultaat heeft opgeleverd. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die steeds zijn verlengd. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot de meerderjarigheid van [de minderjarige], te weten tot 11 juli 2026. Dit is in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige], die momenteel verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof Amsterdam, waarbij een advocaat nodig is. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 31 juli 2025.