ECLI:NL:RBNHO:2025:9020

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
367125 JU RK 25-932
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het belang van haar ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 juli 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter oordeelt dat de ontwikkeling van [de minderjarige] ernstig wordt bedreigd door de opvoedvaardigheden en draagkracht van de ouders. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over hun vermogen om de nodige ondersteuning te bieden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling eerder is verlengd en dat de situatie van [de minderjarige] onvoldoende is veranderd. De kinderrechter heeft de GI, de gecertificeerde instelling, verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, wat noodzakelijk wordt geacht voor de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige]. Tijdens de zitting is de mening van [de minderjarige] gehoord, evenals die van de ouders. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om de situatie zelfstandig te verbeteren en dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk blijven. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van een jaar, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/367125 / JU RK 25-932
Datum uitspraak: 24 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] , gemeente [gemeente] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] , gemeente [gemeente] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 4 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld.
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 2 augustus 2023 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 2 augustus 2024. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 30 juli 2024 verlengd tot 2 augustus 2025.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 augustus 2023 de machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 augustus 2024. De machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is bij beschikking van 30 juli 2024 verlengd tot 2 augustus 2025.
2.4.
[de minderjarige] verblijft sinds april 2022 doordeweeks in het gezinshuis [gezinshuis] te [plaats] , vanaf 2 augustus 2023 is dit op grond van bovengenoemde machtiging. In de weekenden verblijft [de minderjarige] om en om bij haar vader en haar moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter onderbouwing van haar verzoek schriftelijk het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De grootste zorgen richten zich op de opvoedvaardigheden en de draagkracht van de ouders en op de ontwikkeling van [de minderjarige] . De doelen die in dit verband zijn opgesteld, zijn niet allemaal behaald. De vader lijkt het belang van hulpverlening niet in te zien, de ouders hebben geen contact met elkaar en het lukt de moeder onvoldoende om [de minderjarige] te begrenzen. De verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de hulpverlening bij de ouders voort te zetten en de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen door te werken aan de hergeformuleerde doelen. De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk om het verblijf van [de minderjarige] in het gezinshuis te waarborgen en de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] te bewaken.
3.3.
De GI heeft op de zitting haar verzoek verder toegelicht. Om inzicht te krijgen in de thuis- en opvoedsituatie, kijkt een hulpverlener aan het begin van het weekend gedurende één uur mee. De moeder ontvangt op dinsdag aanvullende ondersteuning van een hulpverlener, met wie zij de omgang kan voor- en nabespreken. Hieruit zal blijken aan welke doelen de ouders nog kunnen werken. De hulpverlening bevindt zich momenteel in de observatiefase en zal tijdens de ondertoezichtstelling worden voortgezet.
Het is van belang dat [de minderjarige] in het gezinshuis verblijft omdat [de minderjarige] zich positief ontwikkelt in de strakke kaders die het gezinshuis haar biedt. Na de vakantie start [de minderjarige] met praktijkonderwijs. Ze is trots op het bereiken van het hogere niveau. Bij de vader krijgt [de minderjarige] meer vrijheid, wat invloed heeft op haar ontwikkeling.

4.De standpunten

Het standpunt van [de minderjarige]
4.1.
[de minderjarige] vindt het leuk om in het gezinshuis te wonen maar ze zou liever bij haar vader willen slapen of wonen. Volgens de gezinshuisouders is dat niet mogelijk, terwijl haar vader aangeeft dat het wel kan. [de minderjarige] zou met de trein naar haar vader kunnen reizen.
De hulpverlening bij de moeder en het contact tussen [de minderjarige] en de moeder verloopt goed. Het contact met de vader verloopt ook goed, maar hij vindt de hulpverlening niet prettig. Hij geeft aan geen behoefte te hebben aan hulpverlening als [de minderjarige] in het weekend bij hem is.
Het standpunt van de moeder
4.2.
De moeder staat achter het verzoek van de GI. De moeder accepteert de hulpverlening die bij haar thuis is ingezet. Ze vindt het jammer dat zij en [de minderjarige] botsen met elkaar als hun omgang uitgebreid zou worden. De moeder geeft al langere tijd aan dat de communicatie met de GI slecht verloopt, maar zij voelt zich daarin niet gehoord. Ze verliest daardoor vertrouwen in de GI.
Het standpunt van de vader
4.3.
De vader verzet zich niet tegen het verzoek van de GI. De vader is recentelijk arbeidsongeschikt verklaard vanwege de stemprothese die hij als gevolg van zijn ziekte heeft gekregen. Zijn herstel en het leren omgaan met deze prothese vragen veel aandacht, waardoor het van belang is dat hij voldoende rust krijgt. De vader dient daarom realistisch om te gaan met de wens van [de minderjarige] om meer bij hem te zijn.
De vader stoort zich aan het gebrek aan communicatie vanuit de GI. Zo reageerde de GI niet op de vraag van de vader om het verzoek verder toe te lichten.

5.De beoordeling

De ondertoezichtstelling
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [de minderjarige] wordt ernstig bedreigd, omdat er nog steeds zorgen bestaan over de opvoedvaardigheden en draagkracht van de ouders.
De kinderrechter stelt vast dat de doelen – die in verband met de zorgen zijn opgesteld – niet zijn behaald. De situatie van [de minderjarige] is daardoor onvoldoende veranderd. De vader staat nog onvoldoende open voor hulpverlening in zijn thuissituatie, er is onvoldoende contact tussen de ouders en de moeder heeft onvoldoende draagkracht. Het is de kinderrechter bovendien gebleken dat er bij [de minderjarige] onduidelijkheid bestaat over haar wens om vaker bij de vader te slapen of bij hem te wonen. Positief is dat [de minderjarige] na de zomervakantie bij het praktijkonderwijs start.
De kinderrechter acht het van belang dat gedurende de ondertoezichtstelling verder wordt gewerkt aan de opgestelde doelen, de huidige hulpverlening door de Waerden wordt voortgezet en gemonitord, en dat er overzicht en duidelijkheid wordt gecreëerd in de verwachtingen van de GI, de ouders en [de minderjarige] . Het is in het bijzonder van belang dat [de minderjarige] duidelijk krijgt over haar woonperspectief. Ook blijft belangrijk dat [de minderjarige] voldoende gestimuleerd wordt in haar ontwikkeling en dat ze emotioneel veilig contact heeft met beide ouders dankzij de ingezette opvoedondersteuning.
Tenslotte vraagt de kinderrechter nog aandacht bij de GI voor de onvrede van de ouders over de communicatie. Ter zitting heeft de GI aangegeven dat hierin verandering zal komen door ruimte in de caseload van de betrokken jeugdbeschermer.
5.3.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, omdat is gebleken dat het de ouders niet lukt om onder eigen verantwoordelijkheid verandering aan te brengen in de situatie.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar. Deze periode is vanwege de aard en de ernst van de zorgen noodzakelijk.
De machtiging uithuisplaatsing
5.5.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter stelt vast dat [de minderjarige] op dit moment niet bij de vader of de moeder kan gaan wonen. Het lukt de ouders onvoldoende om [de minderjarige] te begrenzen in de opvoeding. Bovendien stelt de kinderrechter vast dat de draagkracht van de vader, gelet op zijn gezondheid, is verminderd. Het is de kinderrechter gebleken dat [de minderjarige] zich positief ontwikkelt binnen de kaders en de structuur van het gezinshuis. De kinderrechter acht het in het belang van [de minderjarige] dat zij haar ontwikkeling kan doorzetten in de stimulerende omgeving van het gezinshuis. De kinderrechter zal het verzoek om de machtiging uithuisplaatsing te verlengen dan ook toewijzen.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , tot 2 augustus 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 augustus 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.J. Thomas als griffier, en op schrift gesteld op 31 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.