ECLI:NL:RBNHO:2025:9088

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
11372320 \ CV EXPL 24-7566
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemszaak over compensatie bij vertraging van een vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en British Airways Plc. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Londen naar Denver op 29 september 2022. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Londen heeft de passagier zijn aansluitende vlucht gemist en is hij 16 uur en 8 minuten later in Denver aangekomen dan oorspronkelijk gepland. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde deze uitbetaling en deed een beroep op buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en heeft de feiten van de zaak beoordeeld. De vervoerder stelde dat het terugkeren naar de gate om passagiers van boord te laten die niet langer willen reizen, kwalificeert als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet kan worden gehouden passagiers tegen hun wil te vervoeren en dat de beslissing van de passagiers om niet verder te reizen een autonome keuze is. Daarom kon de vervoerder niet anders dan terugkeren naar de gate.

De kantonrechter concludeerde dat het beroep op buitengewone omstandigheden slaagde en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden op de passagier verhaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11372320 \ CV EXPL 24-7566
Uitspraakdatum: 9 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (Aviclaim)
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plcgevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 29 september 2022 vervoeren van Amsterdam via Heathrow (Londen) naar Denver (Verenigde Staten).
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Londen (BA431, hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht naar Denver (BA219) gemist. Hij is omgeboekt naar een alternatief reisschema, waarmee hij 16 uur en 8 minuten later dan oorspronkelijk gepland in Denver is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.
3.
Het geschil
3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vlucht is met een vertraging van 154 minuten vertraging in Londen aangekomen. De vervoerder heeft ten aanzien van de totale aankomstvertraging een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De passagier heeft het beroep op buitengewone omstandigheden echter slechts gedeeltelijk betwist. De vraag die voorligt is of het terugkeren naar de gate om passagiers van boord te laten die niet langer willen reizen kwalificeert als buitengewone omstandigheid. Daarover wordt als volgt overwogen.
4.3.
De vervoerder kan niet worden gehouden passagiers tegen hun wil te vervoeren. De beslissing van de passagiers om niet langer mee te willen reizen is een autonome keuze, waarop de vervoerder geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. De vervoerder had dan ook geen andere keuze dan terug te keren naar de gate om de passagiers van boord te laten. De conclusie is dat het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt.
4.4.
De vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken moet bevestigend worden beantwoord. De vervoerder heeft toegelicht dat hij de passagier heeft omgeboekt op de eerstvolgende vlucht(en) naar Denver. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt de passagier ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter