ECLI:NL:RBNHO:2025:9106

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
365892 JU RK 25-774 en 359753 / JU RK 24-1824
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vaststellen tijdelijke zorgregeling voor minderjarige in complexe gezinssituatie

Op 16 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] wordt verlengd voor de duur van een jaar, omdat er nog steeds sprake is van een ernstige bedreiging in zijn ontwikkeling. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen is verstoord, wat bijdraagt aan een loyaliteitsconflict voor [de minderjarige]. De kinderrechter heeft ook een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige] eens per twee weken drie uur omgang heeft met zijn vader, deels onder begeleiding. Deze regeling is bedoeld om de omgang tussen [de minderjarige] en zijn vader te waarborgen, terwijl er gewerkt wordt aan de communicatie tussen de ouders en het opstellen van een ouderschapsplan. De kinderrechter heeft de zaak aangehouden voor een tussentijdse evaluatie over zes maanden, om de voortgang van de zorgregeling en de ontwikkeling van [de minderjarige] te monitoren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummers: C/15/365892 / JU RK 25-774 (verlenging ondertoezichtstelling) en C/15/359753 / JU RK 24-1824 (vaststelling van de zorg- en opvoedingstaken)
Datum uitspraak: 16 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en over de vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
William Schrikker Stichting JB & JRte Amsterdam,
hierna te noemen de WSS,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat mr. F. Riezebos,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat mr. D. Boukens, kantoorhoudende te Hoorn.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
Ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/15/365892 / JU RK 25-774:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 2 juni 2025;
  • de aanvullende stukken van de WSS van 15 juli 2025;
Ten aanzien van de (aangehouden) zaak met zaaknummer C/15/359753 / JU RK 24-1824:
- de eerdere beschikking van deze rechtbank van 21 januari 2025;
- de aanvullende stukken van de WSS van 16 april 2025 en 15 juli 2025;
- de nadere stukken van de zijde van vader van 17 april 2025, 7 juli 2025, 10 juli 2025, 15 juli 2025 en 16 juli 2025;
- het nadere stuk van de zijde van de moeder van 11 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door mr. D. Boukens;
- de moeder, bijgestaan door mr. F. Riezebos;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens WSS.
1.3.
[de minderjarige] is uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter maar heeft van deze uitnodiging geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.4.
Bij beschikking van 28 juli 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van WSS. Deze
maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst op 21 januari 2025, tot 28 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De WSS verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de WSS aangevoerd dat er nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] , omdat de ouders nog onvoldoende communiceren, er onduidelijkheid is over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken (hierna: zorgregeling) en vanwege de complexe gezondheid van [de minderjarige] .
3.3.
Het afgelopen jaar is met de ouders gewerkt aan de volgende ontwikkelingsbedreigingen:
- de omgang tussen de vader en [de minderjarige] ;
- de psychische gezondheid van [de minderjarige] ;
- de communicatie tussen de ouders.
3.4.
Nadat in januari 2025 de omgang is stopgezet -omdat [de minderjarige] aangaf geen omgang met de vader meer te willen- heeft [de minderjarige] gesprekken gevoerd met de jeugdbeschermer, de Waerden en de praktijkondersteuner. Ook heeft hij een intakegesprek gehad bij ’s Heerenloo. Er is sprake van complexe loyaliteitsproblematiek bij [de minderjarige] . Geadviseerd is dat [de minderjarige] gesprekken gaat voeren met een onafhankelijk persoon met expertise op het gebied van complexe scheidingen bij Praktijk Los. Vanwege de weerstand van de moeder is er nog een geen geschikte partij gevonden. De omgang is in april 2025 hervat, nadat [de minderjarige] had aangegeven zijn vader weer te willen zien. De omgang vindt tot op heden onder begeleiding plaats. De WSS acht het noodzakelijk dat de problematiek omtrent het loyaliteitsconflict wordt aangepakt, omdat [de minderjarige] het gevoel kan houden dat hij moet kiezen tussen de ouders, met als gevolg mogelijk ouderverstoting. Er moet gewerkt worden aan het behalen van de doelen. De ouders zetten zich in, maar er is meer tijd nodig.
3.5.
De WSS vindt dat het voor [de minderjarige] nog noodzakelijk is om een juridische maatregel te hebben zodat hij zijn vader kan blijven zien, hij een vader heeft die goed bij hem kan blijven aansluiten en hij twee ouders heeft die met elkaar kunnen communiceren. Vanwege de herhaling die ouders nodig hebben, de langdurige strijd die er geweest is en afspraken die geborgd moeten worden zal er minimaal nog een jaar nodig zijn.
3.6.
Wat de zorgregeling betreft heeft de WSS op de zitting aangegeven dat de omgang op dit moment is zoals deze was voordat hij werd stopgezet en dat die omgang kan worden vastgesteld als basisregeling. Op termijn kan worden gekeken naar een mogelijke uitbreiding. De WSS is van mening dat, nu de omgang weer is opgestart, de zorgregeling zoals verzocht kan worden vastgelegd. De WSS acht de omgang voldoende veilig. Wel is er nog steeds sprake is van de genoemde ontwikkelingsbedreiging, school signaleert nog zorgen en ook het loyaliteitsconflict is nog steeds aanwezig. [de minderjarige] kan zijn gevoel niet goed onder woorden brengen, maar hij voelt het wel. De ouders hebben een gelijk aandeel in de ontstane situatie, waar zij allebei last van hebben, maar elkaar tegelijkertijd in deze situatie vasthouden. Koel Jeugdzorg is ingeschakeld voor individuele gesprekken met [de minderjarige] . Daarbij kan ook de LVB-problematiek worden meegenomen. De moeder heeft [de minderjarige] aangemeld bij de schoolpsycholoog. Het is nog niet gelukt om met de ouders het opstellen van een ouderschapsplan af te ronden. De WSS acht het ook in het kader van dat proces van belang dat de zorgregeling (voorlopig) wordt vastgesteld.

4.De standpunten

4.1.
Namens de vader is op de zitting aangegeven dat hij instemt met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader is blij dat de omgang weer is hervat en hij is van mening dat hij en [de minderjarige] er samen van genieten. De vader ziet de huidige omgang wel als een basisregeling en wil te zijner tijd graag een uitgebreidere zorgregeling. Dat deze uitbreiding mogelijk is blijkt volgens de vader ook uit het verslag van Praktijk LOS van 15 juli 2025. De vader vindt de begeleiding vanuit Praktijk Los fijn en wil die graag voortzetten.
4.2.
Namens de moeder is op de zitting verweer gevoerd tegen een uitbreiding van de zorgregeling op de langere termijn, omdat de WSS eerder heeft aangegeven dat dit het zou zijn. Voor de moeder is de verzochte zorgregeling het hoogst haalbare voor nu en zal de komende tijd moeten blijken of dit voor de nodige rust gaat zorgen. De moeder wil dan ook dat er een eindbeschikking wordt gegeven, zodat er een regeling is voor langere tijd en er rust komt over de omgang.
De moeder stemt niet in met een verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder is ‘hulpverleningsmoe’, zij vindt het genoeg geweest. De vader wil volgens de moeder niet met haar in één ruimte en hij wil ook niet meewerken aan de overdracht bij de omgang. De moeder heeft niet zozeer moeite met de omgang op zich, maar met iedereen die zich ermee bemoeit. Dit geldt vooral voor de hulpverlener van de Praktijk Los.

5.De beoordeling

verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan [1] en [de minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
Bij [de minderjarige] is sprake van een ernstig loyaliteitsconflict en de ouders zijn nog steeds in een diepgewortelde strijd verwikkeld waardoor dit loyaliteitsconflict wordt gevoed en in stand gehouden. De moeder geeft er bovendien blijk van dat zij klaar is met de hulpverlening, waardoor ook het inzetten van de noodzakelijke hulpverlening niet verder van de grond komt en het opstellen van een gezamenlijk ouderschapsplan stagneert. [de minderjarige] is, zoals reeds in de eerdere beschikkingen is overwogen, een kwetsbare jongen die bovengemiddelde zorg nodig heeft. Nadat ten tijde van de vorige beschikking van 25 januari 2025 de omgang was komen stil te liggen is deze inmiddels weer hervat tot op de wijze waarop de omgang voorheen ook was vormgegeven. Praktijk Los leek de aangewezen hulpverleningsinstantie om met de ouders te gaan werken aan verbeteren van de communicatie, de bestaande problematiek en het opstellen van het ouderschapsplan. De moeder weigert echter met deze instantie samen te werken. Gelet op het verleden en de huidige stand van zaken is duidelijk dat de zorg die nodig is om de ontwikkelingsbedreigingen voor [de minderjarige] weg te nemen niet vanuit een vrijwillig kader kan worden ingezet. Dit maakt dat een gedwongen kader nog steeds noodzakelijk is.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn nauwelijks veranderd sinds januari 2025 en betreffen:
- de verstoorde communicatie tussen de ouders;
- het loyaliteitsconflict van [de minderjarige] als gevolg daarvan;
- de omgang tussen [de minderjarige] en de vader.
De doelen waar in ieder geval aan moet worden gewerkt zijn:
- de uitvoering van de hierna vast te stellen voorlopige zorgregeling;
- het verbeteren van de onderlinge communicatie tussen de ouders en het laten vastleggen van afspraken in een ouderschapsplan;
- het inzetten en voortzetten van de hulpverlening gericht op de eigen problematiek van [de minderjarige] en het loyaliteitsconflict waarin hij zich bevindt.
5.2.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
vaststellen zorgregeling
5.4.
De kinderrechter neemt over hetgeen in de beschikking van 25 januari 2025 is overwogen en beslist en overweegt en beslist in aanvulling daarop als volgt.
5.5.
De WSS verzoekt de volgende zorgregeling vast te stellen:
[de minderjarige] heeft eens per 2 weken een 3 uur omgang met vader. Deze omgang zal dan deels begeleid zijn, in ieder geval bij het ophalen van [de minderjarige] op school en ook bij de overdracht naar moeder. Ook zal een deel in het middenstuk worden begeleid. De omgangstijden zullen zijn van 14:30 tot 17:30 zolang [de minderjarige] naar school gaat bij [school] . In de schoolvakanties zal vader een omgangsmoment hebben van 6 uur, lopende van 10:00 tot 16:00. Ook dan zullen de overdrachtsmomenten en een deel van het middenstuk van de omgang worden begeleid.
Bij de beschikking van 25 januari 2025 is dit verzoek aangehouden tot 21 april 2025, in afwachting van berichten van de WSS, en de ouders over de recente stand van zaken en het al dan niet handhaven van het verzoek. Op de zitting is gebleken dat deze regeling goed verloopt. Verder is door alle betrokkenen aangegeven dat zij zich voor dit moment in deze regeling kunnen vinden.
5.6.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de kinderrechter van oordeel dat de verzochte zorgregeling voor dit moment het maximaal haalbare is. Gelet op alle hulpverlening die het komende jaar nog gaat worden ingezet is het echter nog te vroeg om nu al een definitieve zorgregeling te bepalen. De kinderrechter zal de regeling daarom vastleggen als een voorlopige zorgregeling. Daarbij acht de kinderrechter het ook van belang dat de ouders komen tot een gezamenlijk ouderschapsplan. De kinderrechter heeft de moeder horen zeggen dat zij de hulpverlening ‘zat is’ en zich door hen niet gezien en gehoord voelt. De kinderrechter hoopt dat de moeder zich hierover heen kan zetten en dat in het belang van [de minderjarige] , zowel de moeder als de WSS zich zal inzetten om de onderlinge verstandhouding constructief en werkbaar te houden. [de minderjarige] heeft de hulpverlening nodig om de bedreigingen in zijn ontwikkeling weg te nemen en vooruit te komen. Hulpverlening en de bereidheid en inzet daartoe van de ouders is de enige manier om een uitweg te vinden uit deze complexe situatie.
5.7.
De kinderrechter is van oordeel dat er een tussentijds toetsmoment dient te worden ingebouwd en de zorgregeling na zes maanden moet worden geëvalueerd, waarbij moet worden gekeken of de huidige regeling (nog steeds) als het maximaal haalbare moet worden gezien en of dat er een uitbreiding mogelijk is en zo ja, welke.
De kinderrechter zal de behandeling van de zaak daarom aanhouden tot een nader te bepalen datum over 6 maanden, in afwachting van berichten van de WSS en de advocaten over het verloop van de omgang en het opstellen van een ouderschapsplan. Daarna zal de kinderrechter beslissen over de voortgang van de procedure (C/15/359753 / JU RK 24-1824).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 27 juli 2026;
6.2.
bepaalt dat de volgende voorlopige zorgregeling geldt:
[de minderjarige] heeft eens per 2 weken 3 uur omgang met de vader. Deze omgang zal deels begeleid zijn, in ieder geval bij het ophalen van [de minderjarige] op school en ook bij de overdracht naar de moeder. Ook zal een deel in het middenstuk worden begeleid. De omgangstijden zullen zijn van 14:30 uur tot 17:30 uur zolang [de minderjarige] naar school gaat bij [school] . In de schoolvakanties zal de vader een omgangsmoment hebben van 6 uur, van 10:00 uur tot 16:00 uur. Ook dan zullen de overdrachtsmomenten en een deel van het middenstuk van de omgang worden begeleid;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de definitieve beslissing over de zorgregeling (C/15/359753 / JU RK 24-1824)
pro formaaan tot
16 januari 2026, in afwachting van bericht van de WSS en de advocaten van de ouders over het verloop van de voorlopige zorgregeling en het opstellen van het ouderschapsplan en de gewenste voortzetting van de procedure;
6.5.
zal daarna beslissen over de voortgang van de procedure C/15/359753 / JU RK 24-1824.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van H.M. Zonneveld als griffier, en op schrift gesteld op 4 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.