ECLI:NL:RBNHO:2025:9109

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
349726
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling van aandelenkoopsom en schending van non-concurrentiebeding

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door [de Holding B.V.] en [eiser sub 2], een overeenkomst tot overdracht van aandelen gesloten met Inco Groep B.V. Inco heeft het laatste deel van de koopsom van € 25.000,- niet betaald, waarop eisers betaling vorderen. Inco stelt echter dat zij deze betaling kan verrekenen met haar eigen vorderingen op eisers wegens schending van garantiebepalingen en een non-concurrentiebeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verweer van Inco slaagt, waardoor de vordering van eisers wordt afgewezen en de tegenvordering van Inco deels wordt toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers het non-concurrentiebeding hebben geschonden en dat zij verbeurde boetes van € 18.000,- verschuldigd zijn. Daarnaast zijn eisers aansprakelijk voor loonkosten van een arbeidsongeschikte werknemer ter waarde van € 23.471,41. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers in conventie afgewezen en de vorderingen van Inco in reconventie toegewezen, met uitzondering van de vordering tot betaling van calculatiekosten, die is afgewezen. De proceskosten zijn voor eisers.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/349726 / HA ZA 24-125
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van

1.[de Holding B.V.] ,

te Schagen,
hierna: [de Holding B.V.] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
hierna: [eiser sub 2] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. M.A.T. Schroots,
tegen
INCO GROEP B.V.,
te Alkmaar,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Inco,
advocaat: mr. J. Tophoff.
De procedure in het kort
[eisers] en Inco hebben een overeenkomst tot overdracht van aandelen gesloten, waarbij Inco de aandelen van Loodgietersbedrijf TBS B.V. heeft gekocht van [de Holding B.V.] Inco heeft het laatste gedeelte van de koopsom niet betaald. [eisers] vorderen de betaling hiervan. Inco voert aan dat zij het laatste deel van de koopsom niet hoeft te betalen, omdat zij die vordering kan verrekenen met haar eigen vorderingen op [eisers] op grond van schending van twee garantiebepalingen en het non-concurrentiebeding. Dit verweer slaagt, zodat de vordering van [eisers] wordt afgewezen. De tegenvordering van Inco wordt deels toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 februari 2024 met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie met producties 1 tot en met 12;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het tussenvonnis van 7 augustus 2024;
- de mondelinge behandeling van 11 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben in januari 2022 een overeenkomt tot overdracht van aandelen (hierna: de overeenkomst) gesloten, waarbij Inco de aandelen van Loodgietersbedrijf TBS B.V. (hierna: TBS) heeft gekocht van [de Holding B.V.] De aandelen zijn op 1 februari 2022 aan Inco geleverd. Feitelijke overname van TBS heeft per 1 januari 2022 plaatsgevonden.
2.2.
In de overeenkomst hebben partijen vastgelegd dat de koopsom in vijf niet-gelijke delen betaald zou worden. Inco heeft het laatste deel van de koopsom, een bedrag van € 25.000,-, niet betaald.
2.3.
In artikel 8 van de overeenkomst hebben partijen afspraken gemaakt over garantieverklaringen. In het artikel is onder andere het volgende opgenomen:
“8.1 Verkoper garandeert jegens Koper dat de Garantieverklaringen (Bijlage 3) zowel heden als op de Leveringsdatum juist, volledig en niet misleidend zijn respectievelijk zullen zijn.
8.2
In geval van schending van één of meer van de Garantieverklaringen, is Verkoper aansprakelijk voor alle daaruit voor Koper voortvloeiende schade, behoudens voor zover Koper op de Leveringsdatum op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die op de betreffende schending van de Garantieverklaring(en) betrekking hadden. […]
[…]
8.4
Inden Koper overweegt van Verkoper schadevergoeding wegens schendig van de Garantieverklaring(en) te vorderen, zal Koper binnen een redelijke termijn (ten hoogste 30 dagen na ontdekking van voornoemde schending) na ontdekking van de feiten en omstandigheden die tot een dergelijke vordering leiden, daarvan schriftelijk mededeling aan Verkoper doen. […]
[…]
8.6
Voor de eventueel te vorderen schadevergoeding wegens schending van de Garantieverklaringen gelden de volgende beperkingen:
[…]
(iii) geen verplichting tot schadevergoeding zal bestaan zolang het totaal van de betreffende schade en kosten de som van EUR 5.000,- […] niet overschrijdt; zodra die som wel wordt overschreden zal Verkoper voor het geheel aansprakelijk zijn;’’
2.4.
Artikel 11 van de overeenkomst bevat een non-concurrentiebeding, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
‘11.1. In verband met de in de Totale Koopsom, althans in de Koopsom Aandelen vervatte goodwill en het behoud en de uitbouw daarvan, alsmede ter bescherming van de bedrijfskritische know-how van de Onderneming, verbinden Verkoper en de heer [eiser sub 2] zich jegens Koper en de Vennootschap gedurende een periode van 24 (zegge: vierentwintig) maanden na de Leveringsdatum, noch (direct of indirect):
(i)
zelf in enige vorm een onderneming die activiteiten ontplooit die concurreren met of soortgelijk zijn aan de activiteiten van de Onderneming te vestigen, te ondersteunen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven […];
[…]
11.2
Bij overtreding door Verkoper of de heer [eiser sub 2] gedurende een periode van 36 (zes en dertig) maanden na de Leveringsdatum van de verplichtingen opgenomen in artikel 11.1, verbeurt Verkoper aan Koper, zonder dat daarvoor een aankondiging of ingebrekestelling vereist is, direct een opeisbare boete van EUR 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) voor iedere inbreuk, alsmede een direct opeisbare boete van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor iedere week dat de inbreuk voortduurt […].”
2.5.
In bijlage 1 bij de overeenkomst is het betaalschema van de koopsom opgenomen. In artikel E van bijlage 1 staat onder meer het volgende opgenomen:
“E. € 25.000,00 per 31 december 2023, verminderd met de garantieverplichtingen […]”
2.6.
In bijlage 3 bij de overeenkomst is onder andere opgenomen:
“7. Werknemers
7.7
Van het bovenstaande is uitgezonderd de situatie dat één medewerker […] op de Leveringsdatum arbeidsongeschikt is. De totale loonkosten van de doorbetaling van die betreffende medewerker, alsmede een eenmalige eventuele premieverhoging van de verzuimpolis ten gevolge van deze arbeidsongeschiktheid, zullen tot en met 28 februari 2022 door de Vennootschap (dus feitelijk ten laste van Koper) worden gedragen. De uitkering die uit de verzuimpolis wordt ontvangen door de Vennootschap zal hierop in mindering worden gebracht. Vanaf 1 maart 2022 zijn de loonkosten ten laste van Verkoper. […]
[…]
10. Gerechtelijke en andere procedures
[…]
10.2
Er zijn geen klachten van klanten, derden of intern bekend dan wel te verwachten.”
2.7.
In februari 2022 heeft Inco werkzaamheden verricht bij Trattoria Sofia, waarvoor zij een factuur heeft gestuurd. Trattoria Sofia heeft betaling daarvan geweigerd. De werkzaamheden zouden namelijk het gevolg zijn van eerdere werkzaamheden door TBS, die voor de overname waren verricht. Trattoria Sofia was niet tevreden over deze werkzaamheden en zou daar destijds over hebben geklaagd. Inco stelt dat [eisers] ten tijde van de overname wisten dat deze klacht nog bestond. [eisers] hadden dat gelet op artikel 10.2 van bijlage 3 bij de overeenkomst moeten melden.
2.8.
In het voorjaar van 2023 vernam Inco dat [eisers] zich niet aan het non- concurrentiebeding uit artikel 11 van de overeenkomst hielden. Inco heeft Restment B.V. gevraagd om te onderzoeken of er inderdaad sprake was van overtredingen van het non-concurrentiebeding. Het rapport van Restment dateert van 12 juni 2023. Uit dit rapport volgt volgens Inco dat [eisers] het non-concurrentiebeding hebben geschonden.
2.9.
Vanaf 7 juni 2023 vindt er Whatsapp correspondentie plaats tussen [eiser sub 2] en de eigenaar van Inco en TBS, de heer [naam] . Op 7 juni 2023 stuurt [eiser sub 2] onder andere dit bericht:
Op 12 juni 2023 stuurt de heer [naam] onder andere een berichtje waarin hij [eiser sub 2] vraagt een lijstje te maken van de klanten die [eisers] hebben bediend terwijl zij ook klant zijn dan wel waren bij TBS. Op dit berichtje reageert [eiser sub 2] op 14 juni 2023 als volgt:
2.10.
Op 14 juni 2023 heeft de advocaat van Inco een brief verstuurd aan [eisers] waarin aanspraak gemaakt wordt op de boetes die door het schenden van het non-concurrentiebeding verbeurd zijn.
2.11.
Op 15 juni 2023 heeft Inco een mail gestuurd aan [eisers] met de mededeling dat de medewerker, die ten tijde van de overname al arbeidsongeschikt was, volledig beter was gemeld. Inco maakt overeenkomstig artikel 7.7 van bijlage 3 bij de overeenkomst aanspraak op de doorbetaalde loonkosten.
2.12.
Op 21 juni 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen partijen over de gestelde schendingen van het non-concurrentiebeding. Het gesprek heeft niet tot een oplossing geleid.
2.13.
Op 3 juli 2023 heeft de advocaat van [eisers] een brief gestuurd aan Inco. In deze brief voeren [eisers] aan dat Inco onterecht een beroep heeft gedaan op artikel 11 van de overeenkomst. Zij sommeren Inco om het laatste deel van de koopsom alsnog direct te betalen en stellen Inco aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade als gevolg van het onterechte beroep op artikel 11 van de overeenkomst.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vorderen - samengevat en na wijziging van eis ter zitting - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Inco veroordeelt om:
aan [de Holding B.V.] een bedrag van € 26.025,- te betalen,
de werkelijke kosten van juridische bijstand te betalen,
de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, te betalen.
3.2.
[eisers] leggen – samengevat – het volgende aan hun vordering ten grondslag.
Partijen hebben in januari 2022 een overeenkomst tot overdracht van aandelen gesloten. De koopsom zou door Inco in delen worden betaald. Inco heeft het laatste deel van de koopsom, een bedrag van € 25.000,-, echter niet betaald. [eisers] vorderen daarom betaling hiervan. Daarbij hebben [eisers] hoge kosten moeten maken voor juridische bijstand. Ook deze kosten dient Inco te vergoeden.
3.3.
Inco voert verweer. Inco concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Inco vordert – samengevat en na wijziging van eis ter zitting – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat [eisers] het concurrentieverbod zoals vastgelegd in artikel 11 van de overeenkomst hebben overtreden,
II. [eisers] hoofdelijk veroordeelt om de verbeurde boete van € 18.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente,
III. [eisers] veroordeelt tot betaling van het restant garantiebedrag van € 2.638,19,
IV. [eisers] veroordeelt tot betaling van de facturen van Quinta van € 6.718,-,
V. [eisers] veroordeelt in de proceskosten.
3.6.
Inco legt – samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Inco bevestigt dat zij de laatste termijn van de koopsom van € 25.000,- niet betaald heeft. Deze laatste termijn is volgens Inco niet verschuldigd. [eisers] hebben namelijk twee garantieverplichtingen geschonden, op basis waarvan zij Inco een bedrag van € 27.638,19 verschuldigd zijn. Uit de overeenkomst volgt dat op de laatste termijn van de koopsom de garantieverplichtingen in mindering worden gebracht. Dit betekent dat Inco niets hoeft te betalen, maar dat [eisers] nog wel een restbedrag van € 2.638,19 aan Inco verschuldigd zijn. Verder hebben [eisers] de in de overeenkomst opgenomen concurrentiebepaling meerdere keren geschonden. De als gevolg daarvan verbeurde boetes van € 18.000,- moeten [eisers] betalen.
Ten slotte heeft Inco kosten gemaakt voor het opmaken van calculaties voor werk dat [eisers] vervolgens hebben uitgevoerd. [eisers] moeten deze kosten, de facturen van Quinta van € 6.718,-, aan Inco vergoeden.
3.7.
[eisers] voeren verweer. [eisers] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Inco, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Inco, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Inco in de kosten van deze procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen van partijen hangen sterk met elkaar samen. In conventie vorderen [eisers] de betaling van het laatste deel van de koopsom. Door Inco wordt niet betwist dat dit deel onbetaald is gebleven. Inco stelt echter dat zij te verrekenen vorderingen heeft op [eisers] die hoger zijn dan het openstaande deel van de koopsom. Of de vordering in conventie kan worden toegewezen, hang daarom af van de vraag of de vorderingen van Inco in reconventie slagen. Gezien deze samenhang van de vorderingen lenen deze zich voor een gezamenlijke behandeling.
4.2.
Voordat aan inhoudelijke beoordeling wordt toegekomen stelt de rechtbank vast de overeenkomst met Inco is aangegaan door [de Holding B.V.] . [eiser sub 2] in privé heeft uitsluitend meegetekend ten aanzien van artikel 11, het non-concurrentiebeding. Vorderingen over en weer die niet op het non-concurrentiebeding zien, kunnen dus uitsluitend betrekking hebben op [de Holding B.V.] .
schending non-concurrentiebeding, boetes verschuldigd?
4.3.
In artikel 11 van de overeenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen. In artikel 11.1 staat omschreven welke werkzaamheden en activiteiten niet zijn toegestaan. In artikel 11.2 staat omschreven welke boetes er verschuldigd zijn als artikel 11.1 wordt geschonden. In geschil is of [eisers] dit beding hebben geschonden.
4.4.
[eisers] hebben aanvankelijk het standpunt ingenomen dat uit de letterlijke tekst van het non-concurrentiebeding volgt dat zij zich juist verbinden om de verboden activiteiten te ondernemen. Ter zitting bleek dat zij daarbij het woord ‘noch’ over het hoofd hebben gezien. Aan hun standpunt dat het beding onduidelijk en moeilijk leesbaar is, verbinden zij – na wijziging van eis – geen gevolgen meer, zodat daarop niet nader hoeft te worden ingegaan. Overigens is gesteld noch gebleken dat zij de strekking van het beding niet hebben begrepen.
4.5.
Inco verwijst voor de onderbouwing van haar stelling dat [eisers] het non-concurrentiebeding hebben geschonden naar een rapport van Restment. In het rapport staat dat [eisers] werkzaamheden hebben verricht in een project van Bakker Bouw aan de Gedempte Oude Gracht en voor J&P Vink Beheer. Inco verwijst ook naar een aantal Whatsapp-berichten (zie randnummer 2.9 van dit vonnis), waaruit zou blijken dat [eisers] erkennen dat zij werkzaamheden hebben verricht voor Bakker Bouw en Vink. Volgens Inco maken zowel Bakker Bouw als J&P Vink Beheer deel uit van het klantenbestand van TBS. [eisers] mochten op basis van artikel 11.1 dus geen werkzaamheden voor deze klanten verrichten. Dat hebben [eisers] wel gedaan, zodat er in totaal een boete van € 18.000,- verbeurd is.
4.6.
[eisers] betwisten dat zij het non-concurrentiebeding hebben geschonden. De rechtbank zal hierna de gestelde schendingen per opdrachtgever beoordelen.
Vink Beheer
4.7.
Ter zitting heeft [eiser sub 2] erkend dat hij werkzaamheden heeft verricht voor één van de bedrijven met de naam Vink, namelijk Vink Beheer, maar niet voor J&P Vink Beheer. Bovendien was TBS niet bereikbaar toen deze klant [eiser sub 2] de opdracht gaf. Het ging om het met spoed plaatsen van een ketel in een woning en [eiser sub 2] wilde geen mensen in de kou laten zitten. Inco heeft betwist dat TBS onbereikbaar was. In ieder geval beschikte [eiser sub 2] ook over het rechtstreekse telefoonnummer van de eigenaar van TBS en Inco, aldus Inco.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de uitvoering door [eisers] van de werkzaamheden voor Vink Beheer in strijd met het non-concurrentie beding was. Inco heeft namelijk onbetwist aangevoerd dat alle bedrijven van Vink, dus ook Vink Beheer, tot het klantenbestand van TBS behoren. Van omstandigheden die maken dat zij desondanks de daarop gestelde boete niet verschuldigd zijn, is niet gebleken. [eisers] hebben namelijk hun stelling dat TBS onbereikbaar was niet onderbouwd. De verbeurde boetes als gevolg van deze werkzaamheden zijn daarom verschuldigd.
Bakker Bouw
4.9.
[eisers] betwisten niet dat zij werkzaamheden hebben verricht voor Bakker Bouw. Volgens [eisers] wilde Bakker Bouw na de overname van TBS echter geen zaken meer doen met TBS. Dat betekent dat Bakker Bouw geen klant meer was van TBS en dat [eisers] de werkzaamheden mocht uitvoeren, aldus [eisers]
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] met de werkzaamheden voor Bakker Bouw het non-concurrentiebeding hebben geschonden. [eisers] hebben erkend dat zij werkzaamheden hebben verricht voor Bakker Bouw. Daarbij hebben [eisers] hun stelling dat Bakker Bouw geen zaken meer wilde doen met TBS, wat Inco betwist, niet onderbouwd. Dit betekent dat het verweer van [eisers] faalt. De verbeurde boetes als gevolg van de werkzaamheden voor Bakker Bouw zijn daarom verschuldigd.
4.11.
Conclusie
De conclusie is dat het con-concurrentiebeding is geschonden doordat [eiser sub 2] en/of [de Holding B.V.] werkzaamheden hebben verricht voor Vink Beheer en Bakker Bouw, zodat zij in beginsel het (wat betreft de hoogte niet betwiste) boetebedrag van € 18.000 zijn verschuldigd.
Garantieverplichtingen
4.12.
In artikel 8 van de overeenkomst hebben partijen afspraken gemaakt over garantieverklaringen. De garantieverklaringen zelf zijn opgenomen in bijlage 3 bij de overeenkomst. Inco stelt dat zij een vordering heeft op [eisers] op grond van de garantieverklaringen in artikel 7.7. en artikel 10.2.
De arbeidsongeschikte werknemer
4.13.
In artikel 7.7. van bijlage 3 bij de overeenkomst staat een regeling opgenomen over de loondoorbetaling van een arbeidsongeschikte werknemer. Hoewel de naam van de werknemer uit privacyoverwegingen niet genoemd wordt, is tussen partijen niet in geschil om welke werknemer het gaat.
4.14.
Uit artikel 7.7. volgt dat de totale loonkosten plus een eenmalige premieverhoging van de verzuimpolis tot en met 28 februari 2022 door TBS worden gedragen. De totale loonkosten vanaf 1 maart 2022 worden op grond van het artikel gedragen door [de Holding B.V.] .
Inco heeft een berekening van de totale loonkosten, een bedrag van € 23.471,41, vanaf 1 maart 2022 overgelegd. De juistheid van deze berekening hebben [eisers] niet betwist.
4.15.
[eisers] stellen dat zij de loonkosten niet hoeven te betalen. [eisers] voeren daartoe aan dat zij onterecht nooit op de hoogte zijn gehouden. De rechtbank stelt vast dat [eisers] wisten dat de betreffende werknemer ziek was. Wat er verder nog had moeten worden medegedeeld, hebben [eisers] niet toegelicht, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
[eisers] voeren verder aan dat Inco dan wel TBS niet heeft voldaan aan haar werkgeversplicht. Er zou onvoldoende zijn gedaan om de werknemer (eerder) te laten re-integreren. Inco heeft verklaard dat zij in overleg met de bedrijfsarts hebben gedaan wat zij konden om de werknemer weer aan het werk te laten gaan. Nu [eisers] ook op dit punt hun stellingen verder niet hebben onderbouwd, slaagt ook dit verweer niet.
4.16.
Ter zitting hebben [eisers] ten slotte nog betwist dat Inco de loonkosten waarvan nu vergoeding wordt gevorderd, daadwerkelijk heeft uitbetaald. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] dit verweer te laat naar voren hebben gebracht. Zij hadden dit eerder in de procedure kunnen en moeten doen zodat Inco daarop had kunnen reageren, bijvoorbeeld door het overleggen van bankafschriften. Ook dit verweer van [eisers] slaagt daarom niet.
4.17.
Dit betekent dat de door Inco gevorderde loonkosten van € 23.471,41 met betrekking tot de arbeidsongeschikte werknemer in beginsel verschuldigd zijn. Omdat, zoals gezegd, alleen [de Holding B.V.] partij is bij de garantie bepalingen, is alleen zij tot betaling van dit bedrag gehouden.
Trattoria Sofia
4.18.
In artikel 10.2 van de overeenkomst garandeert [de Holding B.V.] dat er geen klachten van klanten bekend dan wel te verwachten zijn. Inco stelt dat er op het moment van de overname van TBS wel een klacht bestond dan wel dat deze te verwachten was. TBS heeft bij Trattoria ongeveer anderhalf à twee jaar voor de overname een nieuwe keuken geplaatst en aangesloten. Eind 2021 volgde een klacht over rioolvliegjes. [eisers] hebben Michiel Doorn Rioolservice B.V. (hierna: Doorn) ingeschakeld om het probleem op te lossen. Toen bleek het zandbed volgezogen met rioolwater en/of vet te zijn, aldus Inco. Voor er een loodgieter de kruipruimte in mocht om te bekijken waar het probleem vandaan komt, dient het volgezogen zandbed vervangen te worden. Daartoe hebben [eisers] opdracht gegeven, zo stelt Inco. Kort na de overname kreeg TBS weer een klacht van Trattoria Sofie over rioolvliegjes, waarna TBS opnieuw Doorn heeft ingeschakeld. Doorn kwam tot de conclusie dat er rioolverbindingen niet goed waren aangesloten.
Volgens Inco wisten [eisers] dat de problemen met het vervangen van het zandbed niet verholpen zouden zijn; er moet namelijk in het geval van een zandbed dat is volgelopen met rioolwater altijd nagegaan worden wat daarvan de oorzaak is. [eisers] hadden het probleem daarom bij de overname moeten melden. Bovendien is dus gebleken dat het vollopen van het zandbed is veroorzaakt door het niet juist uitvoeren van de plaatsen van de keuken door TBS
4.19.
[eisers] bevestigen dat zij Doorn hebben ingeschakeld voor het oplossen van het probleem met rioolvliegjes. Toen Doorn daar eind 2021 kwam, bleek dat er geen zandbed lag. Er lag alleen maar rommel. Doorn heeft de rommel weggezogen en daarmee zou het probleem met de rioolvliegjes opgelost moeten zijn. [eisers] mochten er daarom van uitgaan dat de problemen waren opgelost. Ten tijde van de overname bestond er dus geen klacht en er was ook geen aanleiding om een klacht te verwachten.
4.20.
De rechtbank overweegt als volgt. Het standpunt van Inco komt erop neer dat het probleem met de rioolvliegjes is veroorzaakt doordat [eisers] bij het plaatsen van de keuken de leidingen niet goed hebben aangesloten. Daarom was het [eisers] bekend dat het probleem bij de overname nog niet was opgelost, of had dat bekend moeten zijn en hadden zij dit moeten melden, zo stelt Inco.
[eisers] hebben betwist bij het plaatsen van de keuken niet goed te hebben aangesloten. Het is dan aan Inco om dit standpunt nader te onderbouwen en dat heeft zij nagelaten.
Daardoor is niet komen vast te staan dat er sprake is van een klacht die bekend of te verwachten was en die [eisers] daarom moesten melden. De door Inco gemaakte kosten om de problemen op te lossen hoeven [eisers] daarom niet te vergoeden.
Facturen calculaties
4.21.
Inco voert aan dat er voor de overname door TBS kosten zijn gemaakt voor het laten opmaken van calculaties ter waarde van € 6.718,-. Het is volgens Inco gebruikelijk dat de kosten van de calculaties uiteindelijk worden doorberekend aan de klant, wanneer de werkzaamheden van het project zijn afgerond. Met de overname van TBS is echter afgesproken dat [eisers] de werkzaamheden van bepaalde projecten mochten afmaken. [eisers] hebben de kosten van de calculaties echter niet voldaan. Dit betekent dat [eisers] wel de baten hebben ontvangen van de werkzaamheden, maar niet de lasten hebben gedragen. [eisers] dienen daarom een bedrag van € 6.718,-, te betalen, aldus Inco.
4.22.
De rechtbank is van oordeel dat Inco niet duidelijk heeft gemaakt op basis van welke rechtsgrond er een verplichting voor [eisers] zou gelden om deze kosten te betalen. Ter zitting heeft Inco de grondslag van ongerechtvaardigde verrijking genoemd. Inco heeft de onderdelen die vereist zijn voor een geslaagd beroep op deze rechtsgrond echter niet uitgewerkt of nader toegelicht. Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is komen vast te staan dat [eisers] op grond van ongerechtvaardigde verrijking de kosten van de calculaties verschuldigd is. De rechtbank zal deze vordering van Inco afwijzen.
Conclusie in conventie en reconventie
4.23.
De rechtbank zal nu de door partijen over en weer ingestelde vorderingen op basis van wat zij eerder in dit vonnis heeft overwogen bespreken.
de vorderingen in conventie
4.24.
[de Holding B.V.] heeft in conventie onder I. de betaling gevorderd van het openstaande deel van de koopsom van € 26.025,-, zijnde de slottermijn van €25.000 plus de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.025,-. Inco heeft de verschuldigdheid van de slottermijn op zichzelf niet betwist, maar stelt dat de bedragen die [eisers] aan haar verschuldigd zijn met dit openstaande bedrag worden verrekend. Het gaat dan om de verschuldigde bedragen uit hoofde van de garantiebepalingen en de verbeurde boetes uit hoofde van het geschonden non-concurrentiebeding. Dat de bedragen van de garantiebepalingen verrekend kunnen worden met het openstaande bedrag volgt uit artikel E van Bijlage 1 bij de overeenkomst (zie 2.5). Dat ook de verbeurde boetes kunnen worden verrekend met het openstaande bedrag van de koopsom hebben [eisers] niet betwist.
4.25.
In 4.16 heeft de rechtbank geoordeeld dat [eisers] de loonkosten van de werknemer verschuldigd zijn. Deze loonkosten bedragen € 23.471,41 en worden volledig verrekend met het openstaande deel van de koopsom van € 25.000. Omdat verrekend kan worden, is Inco de buitengerechtelijke incassokosten namelijk niet verschuldigd. Na verrekening blijft er nog een bedrag van € 1.528,59 van de koopsom over.
4.26.
In 4.9 heeft de rechtbank geoordeeld dat [eisers] het non-concurrentiebeding uit de overeenkomst hebben geschonden en dat [eisers] de verbeurde boetes van € 18.000,- verschuldigd zijn. Het bedrag van € 1.528,59 dat [de Holding B.V.] te vorderen heeft uit hoofde van de koopsom wordt hiermee verrekend, zodat Inco niets meer aan [de Holding B.V.] is verschuldigd. Dit betekent dat de rechtbank de vordering van [eisers] onder I. afwijst.
4.27.
De vorderingen onder II. wijst de rechtbank eveneens af. Omdat de hoofdvordering in conventie is afgewezen worden ook de daarmee verbonden nevenvorderingen afgewezen. De onder III gevorderde proceskosten komen onder 4.32 aan de orde.
de vorderingen in reconventie
4.28.
De rechtbank heeft in 4.9 geoordeeld dat [eisers] vanwege schending van het non-concurrentiebeding uit de overeenkomst de verbeurde boetes van € 18.000,- verschuldigd zijn. Dit betekent dat de door Inco in reconventie onder I. gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen.
4.29.
Onder II. vorderen Inco betaling van de verbeurde boetes. Deze vordering wordt toegewezen, maar vanwege de verrekening met het openstaande deel van de koopsom (zie 4.25-4.26) slechts voor een bedrag van € 16.471,41 (€ 18.000 -/- € 1.528,59). De rechtbank zal [eisers] hoofdelijk veroordelen tot betaling van dit bedrag. Voor Inco is namelijk niet duidelijk of de werkzaamheden zijn verricht door [eiser sub 2] of door [de Holding B.V.] . Tegen de hoofdelijke veroordeling is overigens geen verweer gevoerd. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van het vonnis, nu een deel van de gevorderde boetes wordt verrekend met het openstaande deel van de koopsom.
4.30.
Het onder III. door Inco gevorderde bedrag uit hoofde van de garantiebepalingen wordt afgewezen. Het bedrag dat [eisers] op grond van de garantiebepalingen dienen te betalen is namelijk al volledig verrekend met het openstaande deel van de koopsom.
4.31.
De onder IV. door Inco gevorderde kosten voor de gemaakte calculaties worden gezien hetgeen de rechtbank onder 4.22 heeft overwogen afgewezen.
proceskosten in conventie en reconventie
4.32.
[eisers] zijn in conventie volledig en in reconventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten aan de kant van Inco worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat in conventie
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- salaris advocaat in reconventie
614,00
(0,5 × 2 punten × € 614,00)
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.353,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
in reconventie
5.2.
verklaart voor recht dat [eisers] het concurrentieverbod zoals vastgelegd in artikel 11 van de overeenkomst hebben overtreden,
5.3.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk om op grond van artikel 11.2 van de overeenkomst een bedrag van € 15.446,41 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
in conventie en reconventie
5.4.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 5.353,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft 5.3 en 5.4 uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda, rechter, bijgestaan door de griffier mr. M. Bouwen en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.