In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in een klacht van een bewindvoerder over de uitvoering van het bewind door de medebewindvoerder. De klacht, ingediend door de bewindvoerder, betreft het gebrek aan onderling overleg en samenwerking tussen de bewindvoerders, wat volgens hem de goede invulling van het bewind in de weg staat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de bewindvoerders ernstig verstoord is en dat dit niet in het belang van de betrokkene is. De bewindvoerder heeft aangegeven dat hij niet in staat is om samen met de medebewindvoerder te functioneren, wat leidt tot een onwerkbare situatie. De medebewindvoerder heeft echter betoogd dat hij zijn taken naar behoren uitvoert en dat de problemen voortkomen uit de houding van de bewindvoerder. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gebrekkige samenwerking aan een goede invulling van het bewind in de weg staat en heeft besloten de bewindvoerder te ontslaan. De medebewindvoerder blijft als enige bewindvoerder en mentor optreden voor de betrokkene. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.