Op 18 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 mei 2025 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, samen met een medeverdachte, 56.884,30 gram hennep heeft ingevoerd. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, had verklaard niet op de hoogte te zijn van de inhoud van haar koffers, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor voorwaardelijk opzet. De rechtbank baseerde haar oordeel op de omstandigheden waaronder de verdachte de koffers had ontvangen en de communicatie met de medeverdachte. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij het feit betrekking had op een grote hoeveelheid hennep. De officier van justitie had een gevangenisstraf van veertien maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van twaalf maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar depressies en de impact van haar detentie op haar gezinsleven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit uitsloten.