In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van bewind en mentorschap voor betrokkene, die onder invloed van geestelijke gezondheidsproblemen verkeerde. Het verzoek is ingediend door verzoeker, de broer van betrokkene, die zich zorgen maakte over de toestand van zijn broer. Betrokkene was verward, hallucinerend en had een problematische relatie met geld, wat leidde tot schulden en verwaarlozing. Hij had in het verleden contact met de GGZ en was recentelijk teruggekeerd uit het buitenland, waar hij zonder succes zakelijke plannen had geprobeerd uit te voeren. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2025 waren zowel verzoeker als betrokkene aanwezig, waarbij verzoeker zijn zorgen uiteenzette over de onvermogen van betrokkene om voor zichzelf te zorgen. Betrokkene betwistte het verzoek en stelde dat hij in staat was om voor zichzelf te zorgen, ondanks zijn verleden met geestelijke gezondheidsproblemen. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat betrokkene, gezien zijn geestelijke en lichamelijke toestand, niet in staat is om zijn belangen adequaat te behartigen. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot instelling van bewind en mentorschap toegewezen en verzoeker benoemd tot bewindvoerder en mentor. De beschikking is openbaar uitgesproken en zal worden ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister.