ECLI:NL:RBNHO:2025:9344

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
C/15/367598 / JU RK 25-986
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor aanvraag reisdocument voor minderjarige

Op 24 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland in Alkmaar uitspraak gedaan in een zaak betreffende de aanvraag van een reisdocument voor een minderjarige. De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers had op 15 juli 2025 een verzoekschrift ingediend, omdat het niet mogelijk was om toestemming van de moeder te verkrijgen voor de aanvraag van een identiteitskaart voor de minderjarige. De vader van de minderjarige was voornemens om met de minderjarige op vakantie te gaan, maar de communicatie met de moeder verliep moeizaam. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, gezien haar geestelijke toestand, niet in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen over de afgifte van het paspoort. De kinderrechter oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was om vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van het reisdocument. De kinderrechter heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, aangezien de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
zaakgegevens: C/15/367598 / JU RK 25-986
datum uitspraak: 24 juli 2025
beschikking vervangende toestemming voor de aanvraag van een reisdocument
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ( [land] ),
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader.
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 juli 2025, ingekomen ter griffie op 17 juli 2025;
  • nagekomen stukken van de GI van 22 juli 2025, ingekomen ter griffie op 23 juli 2025.
1.2.
Op 24 juli 2025 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
  • de vader;
  • [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.4.
Onderhavig verzoek is gelijktijdig behandeld met het verzoek tot toekenning
gedeeltelijke uitoefening van het gezag (bij de rechtbank bekend onder het zaaknummer C/15/367599 / JU RK 25-987).

2.De feiten

2.1.
De vader heeft de [nationaliteit] nationaliteit. De moeder heeft de [nationaliteit] nationaliteit. [de minderjarige] heeft de [nationaliteit] en [nationaliteit] nationaliteit.
2.2.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.3.
Bij mondelinge beslissing van 2 april 2025 (schriftelijk vastgelegd op 3 april
2025) is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden en is
een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor plaatsing van [de minderjarige] bij de
gezaghebbende vader, voor de duur van vier weken. Bij beschikking van de kinderrechter van 24 juni 2025 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling thans nog voortduurt tot 24 juni 2026.
2.4.
Bij beschikking van 10 april 2025 is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor
plaatsing van [de minderjarige] bij de gezaghebbende vader, tot 2 juli 2025. Bij beschikking van de kinderrechter van 24 juni 2025 is de machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen, welke machtiging thans eindigt op 24 juni 2026.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt om een verklaring van vervangende toestemming van de
kinderrechter ten behoeve van het aanvragen van een eigen reisdocument ( Nederlandse identiteitskaart) voor [de minderjarige] .
3.2.
De GI brengt ter onderbouwing van haar verzoek het volgende naar
voren. De vader is voornemens om samen met [de minderjarige] vanaf 28 juli 2025 tot en met 9 augustus met vakantie te gaan naar [land] . Het paspoort van [de minderjarige] ligt in het huis van de moeder, waarmee de communicatie moeizaam verloopt. De moeder heeft haar eigen realiteit en geeft aan dat zij met [de minderjarige] naar [land] wil terugkeren. Het is niet mogelijk gebleken om met de moeder in gesprek te gaan over de afgifte van [de minderjarige] ' paspoort aan de vader of over het verlenen van toestemming voor de aanvraag van een identiteitskaart.
Het gebrek aan communicatie met de moeder mag er niet toe leiden dat [de minderjarige] niet met vakantie mee kan gaan. Het is daarom in het belang van [de minderjarige] dat de toestemming van de moeder vervangen wordt door die van de kinderrechter, zodat de vader een identiteitskaart voor [de minderjarige] kan aanvragen.

4.Beoordeling

Rechtsmacht
4.1.
De kinderrechter constateert dat [de minderjarige] en de moeder de [nationaliteit] nationaliteit
hebben. Dit brengt mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter moet beoordelen of haar in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, moet de kinderrechter het toepasselijke recht bepalen.
4.2.
Ingevolge artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de
ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu [de minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
4.3.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van
artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.
Reisdocument
4.4.
In artikel 36 van de Paspoortwet (hierna: Pw) is de situatie van de onder toezicht
gestelde minderjarige geregeld in die zin, dat, indien één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, lid 1, Pw, af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter kan worden overgelegd.
4.5.
De kinderrechter stelt vast dat zich de situatie voordoet dat de vader en [de minderjarige] naar
het buitenland met vakantie kunnen gaan, maar dat de moeder gelet op haar geestelijke toestand niet in staat wordt geacht haar oordeel te vormen over het verzoek tot afgifte van het paspoort van [de minderjarige] , dan wel over het verzoek tot verkrijging van een reisdocument voor [de minderjarige] .
4.6.
De kinderrechter acht het in het belang van [de minderjarige] dat voor hem een reisdocument
wordt aangevraagd. Voldoende aannemelijk is geworden dat het niet mogelijk is om hiervoor toestemming van de moeder te verkrijgen, terwijl niet is gebleken van een te respecteren belang om te weigeren een verklaring van toestemming te geven. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

5.Beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent vervangende toestemming tot het aanvragen van een eigen reisdocument ten
behoeven van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ( [land] );
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.J. Thomas als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2025.